Schriftelijke vragen : Het bericht dat het basisonderwijs het meest seizoengevoelige beroep in de Werkloosheidswet (WW) is
Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat het basisonderwijs het meest seizoengevoelige beroep in de Werkloosheidswet (WW) is (ingezonden 11 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen» van het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) en hun bevindingen met betrekking tot de leerkracht
in het basisonderwijs?1
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de bevinding van het UWV dat «de leerkracht basisonderwijs heeft
het sterkste seizoenspatroon, met een sterke piek in de zomer?2
Vraag 3
Is volgens u – het feit dat de leerkracht basisonderwijs een zeer sterk seizoenspatroon
heeft, met een hoge piek in de zomer, zoals het UWV-rapport stelt – een van de oorzaken
hiervan het ontslag van leerkrachten in het basisonderwijs gedurende de zomer?
Vraag 4
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is en nadelig voor de aantrekkelijkheid van
het beroep dat, in tijden van een lerarentekort, leerkrachten basisonderwijs zo sterk
gebonden zijn aan seizoenspatronen en blijkbaar bij aanvang van de zomervakantie worden
ontslagen?
Vraag 5
Kunt u nader toelichten of er meer bekend is over de oorzaken van en de situatie rondom
de sterkte in het seizoenspatroon van leerkrachten basisonderwijs?
Vraag 6
Kunt u nader toelichten wat de percentuele en absolute cijfers zijn van de verdeling
tussen vaste contracten en flexibele contracten (arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd, uitzendovereenkomst, detacheringsovereenkomst, nulurencontract, seizoenscontracten
etc.) binnen het basisonderwijs?
Vraag 7
Kunt u uiteenzetten hoeveel (percentueel en absoluut) en welke specifieke contracten
binnen elke categorie contracten hebben geleid tot een status van WW voor leerkrachten
basisonderwijs?
Vraag 8
Als de werkgever na de zomervakantie dezelfde persoon voor dezelfde functie in dienst
neemt, vindt u dan dat de werkgever voor de tussenliggende periode aannemelijk kan
maken dat er onvoldoende werk is om deze persoon in dienst te houden? Is de zomervakantie
niet een integraal onderdeel van de functie en wat zou dat wat u betreft moeten betekenen
voor het recht op WW?
Vraag 9
Kunt u toelichten welke stappen u gaat ondernemen om ervoor te zorgen het basisonderwijs
als het meest seizoengevoelige beroep in de WW stabieler wordt?
Vraag 10
Bent u bereid in gesprek te gaan met werkgevers en vakbonden over de maatregelen die
nodig zijn, wettelijk of in de CAO, om deze ongewenste ontwikkeling te keren?
Indieners
-
Gericht aan
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Gericht aan
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Indiener
P.H. van Meenen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.