Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 200 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2018
Nr. 4
MEMORIE VAN TOELICHTING
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Wetsartikelen 1 en 2
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van
artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld
en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2018
wijzigingen aan te brengen in:
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
2. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van
deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
B. BEGROTINGSTOELICHTING SLOTWET
Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de begroting van de verplichtingen te verhogen
met € 21,0 miljoen. De uitgaven worden verlaagd met € 154,2 miljoen. De ontvangsten
worden verhoogd met € 11,6 miljoen.
Algemene toelichting op de mutaties
In deze Slotwet worden de beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of
gelijk aan onderstaande staffel toegelicht op het niveau van de financiële instrumenten,
conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Omvang begrotingsartikel
(stand ontwerpbegroting)
in € miljoen
Beleidsmatige mutaties
(ondergrens in € miljoen)
Technische mutaties
(ondergrens in € miljoen)
< 50
1
2
=> 50 en < 200
2
4
=> 200 < 1.000
5
10
=> 1.000
10
20
Voor de verplichtingen geldt dat deze in de begrotingsadministratie worden bijgehouden
met een vaste relatie tot de uitgaven. In de praktijk kan dat tot verschillen leiden
tussen de begrotingsstand van de verplichtingen en de daadwerkelijke realisatiestand
uit de financiële administratie. Bij Slotwet wordt te allen tijde aangesloten bij
de daadwerkelijk gerealiseerde verplichtingenstand. In deze Slotwet wordt toegelicht
of de verschillen een beleidsmatige oorzaak hebben of een technisch karakter hebben
(aansluiting op de realisatiestand van de verplichtingen).
Correctie kapitaalontvangsten DUO
Per abuis is in de Tweede suppletoire begrotingswet de mutatie op de kapitaalontvangsten
DUO opgenomen als € 6,8 miljoen in plaats van € 16,8 miljoen, zoals in de Eerste suppletoire
begrotingswet stond. In deze Slotwet is de mutatie kapitaalontvangsten DUO bij Eerste
suppletoire begrotingswet weer gecorrigeerd naar het juiste bedrag van € 16,8 miljoen.
BELEIDSARTIKELEN
Artikel 1: Primair onderwijs
Op artikel 1 worden de verplichtingen verhoogd met € 535,9 miljoen en de uitgaven
worden verhoogd met € 2,3 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 1,0 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– Er is € 437,2 miljoen meer verplicht op het instrument bekostiging. Daarvan is € 286,7
miljoen beleidsmatig (verplichtingen samenhangend met de aan artikel 1 toegevoegde
Regeerakkoordmiddelen voor werkdruk en voor de modernisering van arbeidsvoorwaarden)
en daarvan is € 150,5 miljoen technisch (verplichtingen samenhangend met de loon-
en prijsbijstelling). In 2018 is voor deze doelen niet alleen het in 2018 uitbetaalde
bedrag verplicht, maar vanwege de schooljaarsystematiek zijn in dat jaar ook de in
2019 vallende uitgaven van schooljaar 2018–2019 verplicht. Met dat laatste was bij
de oorspronkelijke verplichtingenmutaties bij eerdere suppletoire wetten nog geen
rekening gehouden.
– Er is € 96,0 miljoen meer verplicht op het instrument bijdragen aan medeoverheden.
Voor een bedrag van € 6,0 miljoen betreft dit verplichtingen samenhangend met de loon-
en prijsbijstelling, waarmee dit deel van de mutatie technisch van aard is. Het resterende
deel van € 90,0 miljoen is beleidsmatig van aard. Bij de overboeking van de Regeerakkoordmiddelen
(voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid) is geen rekening gehouden met het
feit dat voor dit instrument de verplichtingen niet synchroon lopen met de uitgaven,
maar daar structureel een jaar aan vooraf gaan. In 2018 is niet het uitgavenbedrag
2018 van € 40 miljoen verplicht, maar het uitgavenbedrag 2019 van € 130 miljoen. Dat
levert een verplichtingenoverschrijding van € 90 miljoen (exclusief LPO) op.
Artikel 3: Voortgezet onderwijs
Op artikel 3 worden de verplichtingen verlaagd met € 105,8 miljoen en de uitgaven
worden verlaagd met € 21,0 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 1,6 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– Er is € 70,2 miljoen minder gerealiseerd aan verplichtingen voor bekostiging, omdat
er bij de definitieve telling minder leerlingen waren dan bij de voorlopige telling.
De verplichtingenstand wordt aangepast aan de realisatie van de verplichtingen bij
Slotwet. Er is € 20,7 minder verplicht doordat een groot deel van de regelingen voor
kansengelijkheid al in 2017 zijn verplicht en doordat Kennisnet eind 2017 verplicht
is voor 2018, maar voor 2019 niet in 2018 verplicht is.
Uitgaven
De uitgavenmutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– Er is € 21,3 miljoen minder uitgegeven aan bekostiging. Dit heeft te maken met een
meevaller doordat er bij de definitieve telling minder leerlingen waren dan bij de
voorlopige telling.
Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Op artikel 4 worden de verplichtingen verlaagd met € 120,7 miljoen en de uitgaven
met € 4,8 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 1,0 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– Op dit artikel worden de verplichtingen onder het instrument bekostiging verlaagd
met € 111,0 miljoen. Deze verplichtingen zouden volgens de stand bij Najaarsnota in
2018 worden verplicht en in 2019 worden uitbetaald. Ze worden echter zowel in 2019
verplicht als uitbetaald. Het betreft de wachtgelden 2019 en de overgangsbekostiging
2019–2021 vanwege afschaffing cascadebekostiging voor de mbo-instellingen.
– Daarnaast is voor € 27,0 miljoen minder verplicht op het instrument bekostiging. De
verplichtingenstand wordt aangepast aan de realisatie van de verplichtingen bij Slotwet.
Artikel 6: Hoger beroepsonderwijs
Op artikel 6 worden de verplichtingen verhoogd met € 4,1 miljoen en de uitgaven verlaagd
met € 2,6 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,2 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 10,0 miljoen
– Er zijn voor € 20,3 miljoen meer garantieverplichtingen aangegaan in het kader van
het schatkistbankieren.
– Daartegenover staan € 14,7 miljoen aan vervallen garanties schatkistbankieren, zodat
de garantieverplichtingen per saldo met € 5,6 miljoen toenemen.
Artikel 7: Wetenschappelijk onderwijs
Op artikel 7 worden de verplichtingen verlaagd met € 6,8 miljoen en de uitgaven verlaagd
met € 0,3 miljoen.
Artikel 8: Internationaal beleid
Op artikel 8 worden de verplichtingen verhoogd met € 3,6 miljoen en de uitgaven
verhoogd met € 0,1 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 1,0 miljoen:
– Er is € 2,1 miljoen meer verplicht voor stichting EP-Nuffic, vanwege een vervroeging
van het tijdstip van uitsturen van de verleningsbeschikking voor 2019. De verplichting
is aangegaan in 2018 met kasgevolgen in 2019.
Artikel 9: Arbeidsmarkt en personeelsbeleid
Op artikel 9 worden de verplichtingen verlaagd met € 11,6 miljoen en de uitgaven verlaagd
met € 10,5 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,8 miljoen.
Verplichtingen en Uitgaven
Mutaties groter dan € 2,0 miljoen:
– Op de regeling Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen doet zich een meevaller voor,
omdat het aantal studenten lager is dan geraamd. Dit zorgt voor een meevaller van
€ 5,7 miljoen.
Op het budget voor de lerarenbeurs heeft zich een tegenvaller van € 2,3 miljoen voorgedaan,
voornamelijk door nabetalingen als gevolg van correcties op aanvragen uit eerdere
jaren.
Artikel 11: Studiefinanciering
Op artikel 11 worden de uitgaven en de verplichtingen verlaagd met € 110,6 miljoen.
De ontvangsten worden verhoogd met € 16,0 miljoen.
Verplichtingen en Uitgaven
De mutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– De relevante uitgaven voor de basisbeurs zijn in totaal € 17,4 miljoen hoger uitgevallen
dan geraamd. Dit is met name het gevolg van hoger dan geraamde omzettingen in gift
van basisbeurzen.
– De relevante uitgaven voor de aanvullende beurs zijn in totaal € 22,9 miljoen hoger
uitgevallen dan geraamd. Dit is met name het gevolg van hogere toekenningen aan gift
en omzettingen.
– Voor de reisvoorziening is voor € 20,0 miljoen minder opgeboekt aan relevante gift
budget en voor € 21,0 miljoen meer voor prestatiebeurs gift budget.
– De overige relevante uitgaven zijn met € 12,0 miljoen euro naar beneden bijgesteld.
Dit heeft te maken met het feit dat in mei het nieuwe PVS systeem in werking trad.
Hierdoor is er een stuk minder achterstallig lager recht (ALR) en daardoor minder
kortlopende vorderingen die als relevante uitgaven worden geboekt.
– De niet-relevante uitgaven voor de prestatiebeurs (basisbeurs en aanvullende beurs)
zijn € 26,3 miljoen lager uitgevallen dan geraamd.
– De niet-relevante uitgaven op de rentedragende lening en het collegegeldkrediet zijn
naar beneden bijgesteld met respectievelijk € 91,0 miljoen en € 21,1 miljoen. Uit
de realisatiegegevens van DUO blijkt dat de uitgaven op deze posten lager zijn dan
geraamd.
Ontvangsten
De ontvangstenmutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– De niet-relevante ontvangsten op de terugontvangen hoofdsom zijn met € 16,1 miljoen
naar boven bijgesteld. Uit de realisatiegegevens van DUO blijkt dat er een hoger bedrag
is terugbetaald aan lening.
Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
Op artikel 12 worden de uitgaven en de verplichtingen verlaagd met € 0,7 miljoen.
De ontvangsten worden verhoogd met € 0,5 miljoen.
Artikel 13: Lesgelden
Op artikel 13 worden de ontvangsten verlaagd met € 10,5 miljoen.
Artikel 14: Cultuur
Op artikel 14 worden de verplichtingen verhoogd met € 11,9 miljoen en de uitgaven
verlaagd met € 2,5 miljoen. De ontvangsten worden verlaagd met € 0,4 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 5,0 miljoen:
– Op het instrument bekostiging is per saldo voor € 2,9 miljoen minder verplicht dan
geraamd. Belangrijkste mutatie is een verlaging van € 10,2 miljoen voor de regeling
Cultuureducatie met Kwaliteit bij het Fonds Cultuurparticipatie omdat de verplichtingen
al eerder waren aangegaan. Er is voor € 5,5 miljoen meer verplicht omdat de middelen
ten onrechte op het instrument subsidies geraamd waren. Daarnaast zijn er diverse
kleinere mutaties om de verplichtingenstand aan te passen aan de realisatie verplichtingen
bij Slotwet.
– Er is voor € 5,5 minder verplicht aan subsidies omdat de middelen ten onrechte op
dit instrument geraamd waren; de realisatie heeft plaatsgevonden op het instrument
bekostiging.
– Er is voor € 26,6 miljoen minder verplicht aan subsidies doordat verplichtingen reeds
eerder waren aangegaan dan wel pas na 2018 worden aangegaan.
– Er is per saldo voor € 49,1 miljoen aan garantieverplichtingen verleend. Het gaat
om € 7,4 miljoen op de achterborgstellingen van het Nationaal Restauratiefonds en
€ 31,7 miljoen op de indemniteitsregeling. De plafonds voor beide regelingen zijn
niet overschreden. Ook zijn er voor € 10 miljoen garantieverplichtingen op schatkistleningen
aangegaan.
Uitgaven
De uitgavenmutaties groter dan € 5,0 miljoen:
– Er is voor € 5,5 miljoen meer uitgegeven aan bekostiging omdat de middelen ten onrechte
op het instrument subsidies geraamd waren.
– Er is voor € 5,5 minder uitgegeven aan subsidies omdat de middelen ten onrechte op
dit instrument geraamd waren; de realisatie heeft plaatsgevonden op het instrument
bekostiging.
Artikel 15: Media
Op artikel 15 worden de verplichtingen verlaagd met € 59,7 miljoen en de uitgaven
verlaagd met € 1,8 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 1,4 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– De verlaging van de verplichtingen met € 57,9 miljoen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt
doordat in december 2018 de verplichtingen zijn aangegaan voor 2019, na vaststelling
van de Mediabegrotingsbrief. Het budget in 2019 ligt lager, het verplichtingenbudget
2018 wordt dus aangepast aan het uitgavenbudget 2019.
Artikel 16: Onderzoek en wetenschapsbeleid
Op artikel 16 worden de verplichtingen verlaagd met € 118,7 miljoen en de uitgaven
verlaagd met € 1,6 miljoen. De ontvangsten worden verhoogd met € 0,4 miljoen.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 10,0 miljoen:
– Er is in totaal € 148,0 miljoen meer verplicht voor de bekostiging. Bij Voorjaarsnota
zijn Regeerakkoordmiddelen voor onder meer de Nationale Wetenschapsagenda toegevoegd
aan de begroting. De verplichtingen voor de kasuitgaven in 2019 zijn in 2018 aangegaan.
– Er is € 268,7 minder verplicht in verband met het afboeken van een aanvullende verplichting
van € 266,0 miljoen die op de saldibalans was opgenomen in verband met de administratieve
verwerking van subsidieverplichtingen die de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek is aangegaan richting de kennisinstellingen. Deze aanvullende verplichting
wordt nu afgeboekt gezien een herziene afspraak met het NWO. Als gevolg hiervan is
er geen sprake meer van een aanvullende verplichting.
Artikel 25: Emancipatie
Op artikel 25 worden de verplichtingen en de uitgaven verlaagd met € 0,05 miljoen.
De ontvangsten worden verhoogd met € 0,05 miljoen.
Niet-beleidsartikelen
Artikel 91: Nominaal en onvoorzien
Artikel 91 dient als intermediair totdat de exacte verdeling over de betrokken artikelen
bekend is. Op dit artikel worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.
Artikel 95: Apparaatskosten
Op artikel 95 worden de verplichtingen en de uitgaven verhoogd met € 0,1 miljoen De
ontvangsten worden verhoogd met € 0,6 miljoen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.