Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Kaderovereenkomst inzake de oprichting van de International Solar Alliance (ISA); Marrakesh, 15 november 2016
35 163 (R2121) Kaderovereenkomst inzake de oprichting van de International Solar Alliance (ISA); Marrakesh, 15 november 2016
Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 april 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over de brief van 13 maart 2019 inzake de Kaderovereenkomst inzake de oprichting van
de International Solar Alliance (ISA); Marrakesh, 15 november 2016 (Kamerstuk 35 163 (R2121), A/nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 april 2019. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Vraag 1
Kunt u een inschatting geven van de verwachte extra geïnstalleerde hoeveelheid zonnepanelen
door toedoen van de International Solar Alliance (ISA) in de komende tien jaar in
Wattpiek?
Antwoord
Premier Narendra Modi van India heeft aangegeven dat het streven van ISA zou moeten
zijn om in 2030 ruim 1.000 gigawattpiek zonne-energie te bewerkstelligen.
Vraag 2
Kunt u een inschatting geven van de verwachte extra CO2-reductie door toedoen van ISA in de komende tien jaar?
Antwoord
De emissiereductie is afhankelijk van een tweetal factoren, namelijk de locatie waar
de zonnepanelen worden geplaatst en de energiebron die de zonnepanelen vervangt. Gelet
op deze variabelen kan geen inschatting worden gegeven.
Vraag 3
Om welke specifieke en gemeenschappelijke belemmeringen die een snelle en massale
schaalvergroting van zonne-energie in deze landen nog steeds in de weg staan, gaat
het in de preambule van de Kaderovereenkomst?
Antwoord
De betreffende overweging in de preambule van de Kaderovereenkomst ziet onder meer
op de (verlaging van de) hoge de kosten voor de financiering van zonne-energieprojecten
in lage inkomenslanden.
Vraag 4
Moet de tekst uit artikel II, lid 1 van de Kaderovereenkomst, waarin staat dat de
leden gecoördineerde acties ondernemen via programma’s en activiteiten die op vrijwillige
basis van start gaan, worden gelezen als een prelude op een minder vrijwillig karakter
(van de Kaderovereenkomst) in de toekomst?
Antwoord
Nee, in artikel III, lid 3, van de Kaderovereenkomst inzake de oprichting van ISA
is neergelegd dat een programma open staat voor deelname van geïnteresseerde leden.
Dat brengt met zich mee dat programma’s en activiteiten op vrijwillige basis worden
opgezet.
Vraag 5
Hoe verhouden artikel III, lid 3 en artikel IV, lid 5 zich tot elkaar, met name ten
aanzien van de eisen van besluitvorming? («twee leden en indien niet meer dan twee
landen bezwaar maken» ex artikel III, lid 3 versus «tweederdemeerderheid» ex artikel
IV, lid 5)?
Antwoord
In artikel III, lid 3, van de Kaderovereenkomst inzake de oprichting van ISA is neergelegd
dat wanneer ten minste twee leden een programmavoorstel ondersteunen en er geen bezwaren
zijn van meer dan twee leden, geïnteresseerde leden zich kunnen inschrijven voor het
betreffende programmavoorstel. De bepaling in artikel IV, lid 5, die aangeeft dat
besluiten over inhoudelijke kwesties met een tweederdemeerderheid van de stemmen dienen
te worden genomen, staat los daarvan en heeft in zoverre geen betrekking op programmavoorstellen,
aangezien in dezelfde bepaling staat dat besluiten over een specifiek programma genomen
worden door de leden die aan dat programma deelnemen.
Vraag 6
In artikel XIII, lid 1 staat dat de Kaderovereenkomst in werking treedt op de dertigste
dag na de datum van nederlegging van de vijftiende akte van bekrachtiging, aanvaarding
of goedkeuring; wat is daarvan de huidige status en in welke fase van dit proces bevindt
de Kaderovereenkomst zich momenteel?
Antwoord
De Kaderovereenkomst is op 6 december 2017 in werking getreden.
Vraag 7
In de inleiding van de toelichtende nota staat dat 71 landen de Kaderovereenkomst
hebben ondertekend en 48 deze hebben geratificeerd; zijn op dit punt al wijzigingen?
Wat is de huidige status?
Antwoord
Ja, inmiddels hebben 73 landen de Kaderovereenkomst ondertekend en hebben 51 landen
deze geratificeerd.
Vraag 8
In de inleiding van de toelichtende nota staat dat ISA zich primair richt op landen
die zich in de geografische regio’s tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring
bevinden, vanwege de vele zonuren in deze regio’s; welke landen en dus hoeveel potentiële
lidstaten bevinden zich in vorenbedoelde regio’s?
Antwoord
Het aantal landen dat zich tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring bevindt
is in totaal 121. Daarvan hebben 51 landen de Kaderovereenkomst inmiddels geratificeerd.
De resterende 70 landen kunnen tot de categorie potentiële lidstaten worden gerekend.
Vraag 9
Het ISA richt zich primair op landen die zich in de geografische regio’s tussen de
Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring bevinden; hoe moet «primair» hier worden
gelezen?
Antwoord
Het lidmaatschap van ISA is thans beperkt tot de 121 landen die zich tussen de Kreeftskeerkring
en de Steenbokskring bevinden. Dat neemt echter niet weg dat het lidmaatschap van
de alliantie op den duur zou kunnen worden opengesteld aan alle leden van de Verenigde
Naties.
Vraag 10
Zijn er al plannen om kapitaalkrachtige landen van buiten de regio bij het ISA te
betrekken?
Antwoord
ISA heeft met zowel de Europese Unie als met de Wereldbank een Memorandum of Understanding
getekend. Via deze vorm van samenwerking kunnen kapitaalkrachtige landen die buiten
de geografische regio liggen bij de activiteiten en doelstellingen van ISA worden
betrokken.
Vraag 11
In hoeverre is er sprake van overlap tussen de andere initiatieven op het terrein
van de mondiale transitie naar een duurzame energievoorziening en de op te richten
ISA? In hoeverre wordt de doelmatigheid van reeds ingezet beleid door het ISA belemmerd
dan wel bevorderd?
Antwoord
Zoals in paragraaf 2 van de Toelichtende Nota bij de Kaderovereenkomst inzake de oprichting
van ISA wordt vermeld, zijn de activiteiten van de organisatie een aanvulling op de
inzet van andere intergouvernementele organisaties. ISA ondersteunt landen op een
operationeel niveau bij het ontwikkelen en realiseren van zonne-energie. Daarmee draagt
de organisatie met name bij aan het bereiken van SDG7 (duurzame energie) en SDG13
(klimaat). Het bereiken van de SDG’s, waaronder ook deze twee SDG’s, staat centraal
in de in 2018 opgestelde beleidsnota «Investeren in Perspectief».
Vraag 12
Wat is de specifieke meerwaarde van ISA ten opzichte van reeds bestaande initiatieven?
Antwoord
Zoals in paragraaf 3 van de Toelichtende Nota bij de Kaderovereenkomst inzake de oprichting
van ISA wordt vermeld, onderscheidt ISA zich van andere intergouvernementele organisaties
die actief zijn op het gebied van (hernieuwbaar) energiebeleid, doordat ISA als enige
organisatie zonne-energie en daaraan verwante toepassingen specifiek tot haar hoofdtaak
heeft. Gelet hierop kan ISA zonne-energie effectief, efficiënt en praktisch toepasbaar
maken, daar waar de inzet snel doeltreffend is.
Vraag 13
Kunt u een inschatting geven van de kosten voor het Koninkrijk na 2021?
Antwoord
Het lidmaatschap brengt voor het Koninkrijk der Nederlanden voorlopig geen kosten
met zich mee. Gastland India heeft aangeboden de kosten tot het jaar 2021 te zullen
dekken. De mogelijke kosten na 2021 zijn nog niet bepaald. Eventuele toekomstige (vrijwillige)
bijdragen zullen uit de reguliere begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
worden bekostigd.
Vraag 14
Welke inspanningsverplichtingen vloeien voor Nederland voort uit de Kaderovereenkomst?
Antwoord
Als lid van ISA wordt het Koninkrijk der Nederlanden geacht actief bij te dragen aan
de marktontwikkeling voor zonne-energie om mensen in opkomende economieën toegang
te verschaffen tot zonne-energie.
Vraag 15
Is er gesproken over de kostenverdeling na 2021? Zo ja, wat kan Nederland verwachten?
Antwoord
Nee, er is niet gesproken over een kostenverdeling na 2021. De Kamer zal geïnformeerd
worden wanneer er nadere afspraken zijn gemaakt over een kostenververdeling.
Vraag 16
Gelet op het feit dat Nederland uitgenodigd is lid te worden van het ISA en sindsdien
aanwezig is geweest bij bijeenkomsten van de internationale stuurgroep en overige
vergaderingen zullen er ook aan Nederlandse zijde kosten zijn gemaakt; hoe hoog zijn
de kosten die tot nu toe zijn gemaakt voor het bijwonen van vergaderingen, inclusief
transport en verblijf, vermeerderd met de daarbij gemaakte personeelskosten, bijvoorbeeld
ter voorbereiding van dergelijke vergaderingen?
Antwoord
De gemaakte kosten vallen onder het reguliere werk van ambtenaren van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken (zowel in Den Haag als op de ambassade in New Delhi) en zijn
niet als zodanig verbijzonderd.
Vraag 17
Hoeveel fte wordt er aan Nederlandse zijde ingezet ten behoeve van ISA?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 16. De inzet qua fte's is niet verbijzonderd, want ingepast
in de reguliere werkzaamheden.
Vraag 18
De Kaderovereenkomst zal voor het Europese en Caribische deel van Nederland, Aruba
en Sint Maarten worden aanvaard; hoe luidt de appreciatie van de eilandraden respectievelijk
de Staten en kabinetten hieromtrent?
Antwoord
Zoals in paragraaf 6 van de Toelichtende nota bij de Kaderovereenkomst inzake de oprichting
van ISA wordt vermeld, zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba geïnformeerd over de goedkeuring
van de Kaderovereenkomst. De informatie is voor kennisgeving aangenomen en heeft niet
geleid tot nadere reactie van de betreffende bestuurscolleges.
Aruba en Sint Maarten zijn betrokken geweest bij de opstelling van de goedkeuringsstukken.
De regeringen van beide landen hebben aangegeven de medegelding van de Kaderovereenkomst
voor hun land te wensen.
Voor de volledigheid, de regering van Curaçao beraadt zich nog over de wenselijkheid
van medegelding van de overeenkomst.
Vraag 19
Hoe groot is het politieke en maatschappelijke draagvlak voor de Kaderovereenkomst?
Antwoord
Met het ondersteunen van de activiteiten van ISA op het gebied van zonne-energie geeft
Nederland gevolg aan de breedgedragen afspraken die in 2015 op internationaal niveau
(«UN 2030 Agenda for Sustainable Development» en de Overeenkomst van Parijs) zijn
aangegaan met als doel duurzame inclusieve groei te bevorderen (SDG’s) en wereldwijd
de uitstoot van broeikasgassen significant te reduceren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier