Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 063 Voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 10 april 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
Algemeen
1
1.
Inleiding
2
2.
Aanleiding en achtergrond
4
3.
Hoofdlijnen wetsvoorstel
6
4.
Gevolgen
10
5.
Uitvoering, toezicht en handhaving
13
II.
Artikelsgewijs
13
I. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en danken
de initiatiefnemers voor hun inzet. De leden van de VVD-fractie onderschrijven het
belang van een inclusief en gevarieerd aanbod van extra curriculaire activiteiten.
Zij hebben een aantal vragen voor de indieners, onder meer over de proportionaliteit
en de mogelijke negatieve gevolgen voor het onderwijsaanbod van het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van
de leden Kwint en Westerveld. Deze leden waarderen de inspanningen van de initiatiefnemers
voor het opstellen van een initiatiefwetsvoorstel. Deze leden zijn het van harte eens
met de leden Kwint en Westerveld dat het niet acceptabel is als de (hoogte van de)
vrijwillige ouderbijdrage leidt tot kansenongelijkheid tussen kinderen of het uitsluiten
van kinderen van bepaalde activiteiten. De leden hebben nog wel enige vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het genoemde wetsvoorstel.
De leden vinden dat alle kinderen het beste onderwijs verdienen en vinden het van
belang dat het Nederlands onderwijs toegankelijk blijft voor alle kinderen. De leden
bedanken de initiatiefnemers voor dit wetsvoorstel. Daarbij willen de leden nog enkele
vragen aan hen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel enthousiasme kennisgenomen van
het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden vinden het belangrijk dat er na decennia
van overleg nu een wet wordt voorgesteld die uitsluiting van kinderen voor schoolactiviteiten
moet voorkomen. Het buitensluiten van een leerling kan grote gevolgen hebben voor
het welzijn van de desbetreffende leerling en zijn of haar ouders en werkt stigmatiserend.
Bijkomend voordeel van dit voorstel is dat het vrijwillige karakter van de vrijwillige
ouderbijdrage wordt benadrukt. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben enthousiast kennisgenomen van het voorstel van wet
van de leden Westerveld en Kwint tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde
te verbieden dat leerlingen van wie de ouders geen vrijwillige geldelijke bijdrage
hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten. Zij hebben daar nog wel enkele
vragen over.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige
initiatiefwetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen
de inzet om te voorkomen dat leerlingen uitgesloten worden van deelname aan activiteiten
buiten het verplichte onderwijsprogramma, maar zij zijn beducht voor het ontstaan
van nieuwe ongewenste effecten en situaties.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat er op verreweg de meeste scholen wordt getracht
de hoogte van de ouderbijdrage zo laag mogelijk te houden. Dit komt overeen met hun
eigen ervaringen binnen het onderwijsveld. Kunnen de initiatiefnemers, om een beter
inzicht te geven in hoeveel scholen de ouderbijdrage proberen te beperken en hoeveel
scholen een hoge ouderbijdrage vragen, in een tabel de hoogte van de gevraagde vrijwillige
bijdrage afzetten tegen het aantal scholen dat een dergelijk bedrag hanteert en hierbij
een aparte tabel maken voor scholen in het primair en in het voortgezet onderwijs?
De leden vragen de initiatiefnemers daarnaast een overzicht geven waarvoor de vrijwillige
bijdrage wordt ingezet. Is er een correlatie te onderscheiden tussen de hoogte van
de gevraagde bijdrage en het aanbod aan extra curriculaire activiteiten? Zo ja, in
hoeverre zou het aanbod verschralen als de vrijwillige bijdrage terug zou lopen? Zo
nee, waar wordt de vrijwillige ouderbijdrage dan aan uitgegeven, zo vragen deze leden.
Het valt de leden van deze fractie op dat de initiatiefnemers vooral oog lijken te
hebben voor incidentele en/of kortdurende extra curriculaire activiteiten, zoals schoolreisjes
en vieringen. Een hele ander effect zou kunnen optreden voor structurele activiteiten.
Welke effecten voorzien de initiatiefnemers voor het aanbod van de meer structurele
activiteiten, zoals tweetalig onderwijs, een technasium of een speciaal onderwijsprogramma
voor (top)sporttalenten? Delen de initiatiefnemers de mening van de leden van deze
fractie dat dergelijke onderwijsprogramma’s een mooie aanvulling vormen op het verplichte
onderwijsprogramma?
Kunnen beide initiatiefnemers aangeven welke verschraling van structurele activiteiten
of lesprogramma’s in het onderwijs acceptabel is in hun ogen om dit wetsvoorstel toch
nog door te zetten en bij welke mate verschraling dit wetsvoorstel ingetrokken zal
worden? Vinden zij het bijvoorbeeld acceptabel als sportklassen op scholen verdwijnen,
er geen technasiumscholen meer zijn en er geen tweetalig onderwijs wordt aangeboden?
De leden vragen eveneens welke extra curriculaire activiteiten van de initiatiefnemers
mogen verdwijnen en welke volgens hen een waardevolle aanvulling op het onderwijsprogramma
zijn.
De leden van genoemde fractie delen de mening van de initiatiefnemers dat het te betreuren
is als kinderen niet deel mogen nemen aan een schoolreisje, het kerstdiner of een
andere activiteit en dat uitsluiting van kinderen waar mogelijk voorkomen dient te
worden. Hier is dan ook een belangrijke taak voor de directie of het bestuur weggelegd.
Een directie of schoolbestuur dat kinderen uitsluit van een schoolreisje of het kerstdiner
moet zich volgens deze leden sowieso afvragen of ze wel in de juiste sector aan het
werk zijn. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft daarom met ingang
van het schooljaar 2018–2019 onder meer nieuwe afspraken en gedragscodes ontwikkeld
met schoolbesturen en de Inspectie van het Onderwijs neemt met ingang van 2018 de
ouderbijdrage mee bij het programmatisch handhaven. In hoeverre is het nu al mogelijk
om de effecten van dit beleid op het aantal uitsluitingen te overzien, zo vragen deze
leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat er jaarlijks kinderen zijn «die niet mogen deelnemen
aan het schoolreisje, het kerstdiner of de sinterklaasviering in het primair onderwijs,
of aan bijvoorbeeld de buitenlandreis in het voortgezet onderwijs». Deze leden willen
meer weten over de proportionaliteit van het probleem. Hoeveel leerlingen worden er
jaarlijks uitgesloten van dit soort activiteiten en hoeveel scholen hanteren dit beleid?
Verder lezen de voornoemde leden dat de vrijwillige ouderbijdrage vaak niet als vrijwillig
wordt ervaren. De leden merken hierbij op dat er ouders zijn die niet kunnen betalen
en er ouders zijn die niet willen betalen. Hierbij constateren de leden dat er geen
nadrukkelijk onderscheid in het wetvoorstel wordt gemaakt tussen de verschillende
beweegredenen voor ouders om de vrijwillige ouderbijdrage niet te betalen. Deze leden
vragen verdere toelichting van de initiatiefnemers naar het onderscheid tussen de
ouders die niet kunnen en de ouders die niet willen betalen. Is hier nader onderzoek
naar gedaan en zijn hier cijfers over bekend?
De leden lezen verder dat «de hoogte van deze bijdrage door de school zelf wordt vastgesteld».
Wat is de rol van de medezeggenschapsraad in de vrijwillige ouderbijdrage: heeft deze
inspraak in het beleid rond het uitsluiten van kinderen bij extra activiteiten? Komt
het vaak voor dat de medezeggenschapsraad de vrijwillige ouderbijdrage naar beneden
bijstelt en is sinds de invoering van het instemmingsrecht de vrijwillige ouderbijdrage
lager geworden, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de segregatie in het onderwijs
toeneemt en dat ook kansenongelijkheid nog altijd een groot probleem is. Deze leden
vragen de initiatiefnemers in hoeverre dit wetsvoorstel bijdraagt aan het bestrijden
van segregatie en kansenongelijkheid in de brede zin van het woord.
De initiatiefnemers constateren in de toelichting van het onderhavige wetsvoorstel
dat al in de bestaande wetgeving duidelijk is vastgelegd dat de ouderbijdrage vrijwillig
is en dat scholen verplicht zijn dit kenbaar te maken aan alle ouders. De leden vragen
hoe vaak het voorkomt dat daadwerkelijk kortingen op of vrijstellingen van de vrijwillige
ouderbijdrage worden gegeven. Hoe vaak voelen ouders zich verplicht deze bijdrage
te betalen, ook als ze zich dat wellicht niet kunnen veroorloven? Is ook bekend hoeveel
gemeenten subsidiemogelijkheden hebben voor ouders die de vrijwillige ouderbijdrage
niet kunnen betalen? Bovendien vragen de voornoemde leden hoeveel aanvragen er jaarlijks
binnenkomen bij Stichting Leergeld. Neemt dit aantal toe of af? Hoe vaak wordt een
aanvraag niet toegekend, zo vragen deze leden.
2. Aanleiding en achtergrond
De leden van de VVD-fractie hoe de initiatiefnemers de werking van medezeggenschapsraden
op scholen beoordelen die instemmingsrecht hebben op de vaststelling of wijziging
van de hoogte en de bestemming van de vrijwillige bijdrage.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Socialistische Partij, samen met het Landelijk
Aktie Komitee Scholieren, een klachtenlijn heeft geopend voor klachten over de vrijwillige
bijdrage. Hoeveel klachten zijn er sindsdien binnengekomen? Over hoeveel verschillende
scholen zijn er klachten binnen gekomen? Zit er verschil in het aantal en soort klachten
dat betrekking heeft op scholen in het primair en scholen in het voortgezet onderwijs?
Zo ja, kunt u deze verschillen toelichten en daarbij aangeven waarom er in het voorliggende
voorstel geen onderscheid tussen de sectoren gemaakt wordt, zo vragen deze leden.
Zij informeren hoe vaak het in de afgelopen tien jaar is voorgekomen dat er deurwaarders
zijn ingezet door een school om de vrijwillige ouderbijdrage te innen.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers of hun wetsvoorstel ook betrekking
heeft op leermiddelen dan wel alleen ziet op de excursies, schoolreisjes en bijles
c.q. examenvoorbereiding in de school zelf. Mocht het voorstel alleen betrekking hebben
op de excursies etcetera, wat is de reden daarvan, zo vragen deze leden.
Scholen bieden soms bijles of huiswerkbegeleiding aan in samenwerking met een commerciële
partij. Hierdoor zijn bijvoorbeeld gereduceerde tarieven mogelijk of kunnen enkele
leerlingen gratis deelnemen. Als gevolg van deze wet zouden deze bijlessen en huiswerkbegeleiding
niet meer kunnen worden aangeboden. Dan zou er geen sprake meer zijn van gereduceerde
tarieven, waardoor dit schaduwonderwijs buiten de school plaats zal vinden en minder
toegankelijk is voor alle leerlingen. De leden vragen de initiatiefnemers hierop te
reageren.
De leden zijn het met de initiatiefnemers eens dat het niet acceptabel is als kinderen
worden uitgesloten van activiteiten waarvoor een vrijwillige ouderbijdrage wordt gevraagd
en hun ouders deze niet hebben betaald. Hierover worden ook steeds betere afspraken
gemaakt door diverse onderwijssectoren, en scholen onderschrijven dit beleid ook,
zo bleek uit de bijdrage van Stichting Leergeld in de bijlage bij de memorie van toelichting.
Deze leden vragen dan ook aan de initiatiefnemers of zij kunnen aangeven hoe vaak
het voorkomt dat leerlingen worden uitgesloten van activiteiten omdat hun ouders de
vrijwillige ouderbijdrage niet hebben betaald. Deze leden vragen de initiatiefnemers
waarom zij het toch noodzakelijk achten om met hun wet te komen, gelet op alle initiatieven
die de afgelopen tijd zijn genomen en het toenemend inzicht bij scholen dat zij kinderen
niet moeten uitsluiten van activiteiten indien de vrijwillige ouderbijdrage niet is
betaald. Ook de Raad van State wees op dit punt en vond dat de initiatiefnemers daarom
nu te vroeg waren met hun voorstel.
De voornoemde leden vragen de initiatiefnemers tevens nader toe te lichten wat dit
wetsvoorstel daadwerkelijk toevoegt in de praktijk en of strikte handhaving door de
Inspectie van het Onderwijs (verder: inspectie) op dit punt niet hetzelfde effect
zal hebben zonder deze wettelijke bepaling in te hoeven voeren. Gaarne een uitgebreide
toelichting.
De leden vragen de initiatiefnemers verder om nader toe te lichten waarom zij een
wettelijk verbod op het uitsluiten van kinderen noodzakelijk achten, gelet op het
feit dat in de diverse onderwijswetten expliciet staat geschreven dat de ouderbijdrage
voor de in het initiatiefwetsvoorstel omschreven activiteiten slechts vrijwillig kan
zijn. Vloeit hieruit niet rechtstreeks voort dat scholen dan ook niet in hun recht
staan als zij kinderen uitsluiten van activiteiten waarvoor een vrijwillige bijdrage
wordt gevraagd, zo vragen deze leden. Gaarne een uitgebreide toelichting.
De leden van de D66-fractie lezen dat eerder vier alternatieven zijn onderzocht rondom
de huidige wetgeving. Deze alternatieven waren «een mogelijke maximering van de ouderbijdrage,
een scenario waarbij de ouderbijdrage inkomensafhankelijk wordt, een scenario waarin
ouders zelf bepalen hoeveel ze willen bijdragen en waaraan dit wordt besteed, en de
afschaffing van de mogelijkheid een vrijwillige ouderbijdrage te vragen». Naar aanleiding
hiervan vragen de leden om nadere toelichting van elk van de vier alternatieven en
waarom de alternatieven niet voldoen volgens de initiatiefnemers. Zo zou een inkomensafhankelijke
vrijwillige ouderbijdrage wat meer toegankelijkheid kunnen bieden voor ouders die
niet kunnen betalen om alsnog te voldoen aan het bedrag. Ook het alternatief dat ouders
zelf bepalen hoeveel ze willen bijdragen en waar het aan wordt besteed zou een passende
mogelijkheid zijn. Ouders kunnen op deze wijze een vrijwillige ouderbijdrage doen
die past bij hun inkomen maar het creëert mogelijk ook solidariteit doordat ouders
samen willen zorgen voor de activiteiten van hun kinderen. Deze alternatieven bieden
mogelijkheden om de uitsluiting van kinderen te voorkomen en de diverse activiteiten
te behouden door de uitvoering van de wet- en regelgeving te verbeteren. Graag een
reactie van de initiatiefnemers, zo vragen de leden.
De leden willen weten in welke mate de initiatiefnemers verwachten dat de wetwijziging
verandering brengt in de ervaring en de sociale druk van ouders die weinig dan wel
minder te besteden hebben. Verder vragen de leden om een nadere verklaring van de
initiatiefnemers over hoe er na deze potentiële wetswijziging gecontroleerd gaat worden
op het misbruik maken van de vrijwillige ouderbijdrage doordat onderwijsinstanties
deze gebruiken voor diensten, zoals de memorie van toelichting duidt, waarvoor deze
niet bedoeld is, bijvoorbeeld «het in dienst nemen van extra personeel»?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de toelichting dat de vrijwillige ouderbijdrage
die scholen aan ouders vragen flink uiteenlopen. Kunnen de initiatiefnemers hier nader
op ingaan: in welke mate lopen de vrijwillige ouderbijdragen uiteen? Is er een beeld
van de uitschieters naar boven? Wat is het effect van een hoge vrijwillige ouderbijdrage
op de populatie van de school, zo vragen deze leden.
De leden constateren dat de initiatiefnemers niet zijn ingegaan op laatste brief van
de Ministers van Onderwijs Cultuur en Wetenschap van 12 maart j.l. over de Schoolkostenmonitor
2018–2019 en het onderzoek naar de kosten voor tweetalig onderwijs in het voortgezet
onderwijs.1 Deze leden vragen de initiatiefnemers te reageren op de conclusies van de Ministers
en hun reactie op de bevindingen in de Schoolkostenmonitor.
De leden van de SP-fractie hebben met instemming gelezen dat de leden Westerveld en
Kwint deze initiatiefwet hebben opgesteld om een einde te maken aan de ongewenste
situatie dat kinderen van ouders met een lager inkomen niet van dezelfde onderwijsfaciliteiten
gebruik kunnen maken als andere leerlingen, maar vragen deze leden waarom zij er niet
voor hebben gekozen om via een maximering van het bedrag van de ouderbijdrage de ongelijkheid
en segregatie in het onderwijs te bestrijden, zoals eerder aan het kabinet werd verzocht
door middel van de motie van de leden Vermue en Van Dijk.2 Vinden de indieners dat na het eventueel aannemen van deze wet de problemen rondom
de vrijwillige ouderbijdrage voldoende zijn aangepakt?
De voornoemde leden vragen de initiatiefnemers waarom zij voor nieuwe wetgeving op
dit gebied hebben gekozen en of het doel niet ook via minder vergaande afspraken en
goed overleg zou kunnen worden bereikt. Zo niet, waarop baseren de initiatiefnemers
hun oordeel daarover, zo vragen deze leden de initiatiefnemers.
Kunnen de indieners uiteenzetten wat zij bedoelen met de stelling dat de ouderbijdrage
in haar huidige vorm in strijd is met de doelstelling van artikel 167a van de WPO?
Waarom hebben de initiatiefnemers van de wet er niet voor gekozen om de vrijwillige
ouderbijdrage helemaal af te schaffen, zo vragen de voornoemde leden de initiatiefnemers
van deze wet, en in de plaats daarvan alle scholen een extra bedrag in de lumpsum
(geoormerkt voor de extra activiteiten die een school wil aanbieden en waarvoor ze
zich ook financieel in haar begroting moet verantwoorden) te betalen van, bijvoorbeeld,
750 euro per leerling.
Zou dit niet meer recht doen aan de plicht van de overheid om voor alle leerlingen,
rijk en arm, hetzelfde onderwijs en dezelfde kansen te bieden en segregatie en ongelijkheid
tegen te gaan?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat hoge ouderbijdragen voor ouders een drempel
vormen om hun kind bij de betrokken school aan te melden en zo segregatie in het onderwijs
versterken. Hoe beoordelen de initiatiefnemers in dit verband de uitvoering die de
regering heeft gegeven aan de in 2017 aangenomen motie van de leden Vermue en Jasper
van Dijk die de regering verzocht om een limiet te stellen aan de vrijwillige ouderbijdrage?
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de stelling van de PO-Raad dat het
juist vaak ook de school is die pleit voor de nadruk op vrijwilligheid of voor een
lager bedrag. Zij vragen op welke wijze de initiatiefnemers in hun voorstel concreet
de verantwoordelijkheid van ouders verdisconteren en voorkomen dat de school eenzijdig
verantwoordelijk wordt gesteld. Waarom hebben de initiatiefnemers er niet voor gekozen
aan de bepalingen inzake medezeggenschap toe te voegen dat ouders met de door dit
wetsvoorstel toe te voegen verplichting van de school hun keuzes moeten maken inzake
aanvullende activiteiten.
De leden constateren dat geregeld gesproken wordt over ouders die niet betalen en
die niet kunnen betalen, maar dat de groep ouders die niet willen betalen niet afzonderlijk
geadresseerd wordt. Deze leden vragen waarom de initiatiefnemers geen gerichte benadering
voor de groep onwillige ouders kiezen, bijvoorbeeld ten minste voor het voortgezet
onderwijs. Zij wijzen op de opmerking van VOO3 in de consultatie dat onderscheid tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs wel
degelijk mogelijk is (punt 5).
3. Hoofdlijnen wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie delen de zienswijze van de Raad van State dat er geen
wetswijziging nodig is om te regelen dat deelname aan door de school georganiseerde
examentrainingen niet afhankelijk mag worden gesteld van een financiële bijdrage van
de ouders. Dit mag nu al niet. Kunnen de initiatiefnemers uitgebreid toelichten waarom
zij verwachten dat een wetswijziging hier een oplossing vormt, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader toe te lichten waarom
het volgens hen niet voldoende is afspraken op dit punt te maken in gedragscodes met
het onderwijsveld, eventueel gepaard gaande met «naming and shaming» van de scholen
die zich niet houden aan de gedragscode. Deze leden verwijzen de initiatiefnemers
ook naar de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (verder:
BVOM) van 12 maart 2019. In deze brief geeft de Minister aan dat de vrijwillige ouderbijdrage
ook echt vrijwillig moet zijn en dat kinderen door het niet betalen van deze vrijwillige
ouderbijdrage niet mogen worden uitgesloten van activiteiten. Ook geeft de Minister
aan dit te gaan regelen met de scholen. De leden vragen de initiatiefnemers nader
toe te lichten hoe hun initiatief zich verhoudt tot de lijn van de Minister en wat
op dit punt de toegevoegde waarde is van hun wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de hoofdlijnen van het voorstel
van de wetswijziging met betrekking tot de vrijwillige ouderbijdrage. De leden vragen
de initiatiefnemers of deze wetswijziging niet juist tot segregatie leidt onder kinderen
doordat scholen met een bepaalde populatie een hogere vrijwillige ouderbijdrage hebben
waardoor deze scholen dure extracurriculaire activiteiten en programma’s kunnen organiseren
terwijl scholen met een andere demografische groep dit niet kunnen.
De leden wijzen op het onderzoek Schoolkostenmonitor 2018–2019, op aanvraag van het
Ministerie van OCW, naar de hoge kosten van speciale extracurriculaire programma’s,
in dit geval TTO4: «De gemiddelde kosten voor tweetalig onderwijs zijn volgens scholen € 238 in het
vmbo, € 368 in het havo en € 388 in het vwo. Scholen geven aan, deze bijdragen vooral
te gebruiken voor het bekostigen van studiereizen, professionalisering van docenten
en lesmateriaal». De kosten liggen hiermee gemiddeld 200 tot 300 honderd euro hoger
dan de kosten op het Nederlandstalige vmbo, havo en vwo. De leden vragen de initiatiefnemers
of de ouderbijdrage voor extracurriculaire activiteiten en onderwijsprogramma’s, zoals
TTO, Technasium en sportprogramma’s maar ook Olympiades, ook binnen de wetswijziging
vallen. Voorts vragen deze leden tot hoever het mogelijk is om dit soort activiteiten
en onderwijsprogramma’s te behouden als er geen dan wel een geringe vrijwillige ouderbijdrage
is. Hoe blijven deze programma’s toegankelijk voor de leerlingen als de ouders de
vrijwillige ouderbijdrage niet (kunnen) betalen?
De voornoemde leden lezen dat dit wetsvoorstel vastlegt «dat scholen geen leerlingen
mogen uitsluiten van bijlessen en examentrainingen die onder verantwoordelijkheid
van de school worden georganiseerd, indien de ouders de ouderbijdrage niet kunnen
betalen of niet hebben betaald». De afdeling Advisering van de Raad van State wijst
erop «dat examentrainingen vallen onder de categorie van activiteiten die scholen
op grond van de huidige regelgeving aan leerlingen verstrekken zonder daarvoor een
ouderbijdrage te mogen vragen.5 De inspectie hanteert dit als één van haar uitgangspunten bij de handhaving van de
regels over schoolkosten. Aanpassing van de wet is daarom niet nodig om met betrekking
tot de examentrainingen het doel van de initiatiefnemers te verwezenlijken.» De leden
vragen aan de initiatiefnemers te motiveren waarom zij denken dat de examentraining
en bijlessen wel verhaald worden op de ouders? Zorgt deze wetswijziging er niet voor
dat de verantwoordelijkheid voor examentraining en de bijlessen verschuift van de
scholen naar het particuliere circuit als deze bepaalt dat de examentraining en bijlessen
onder de vrijwillige ouderbijdrage vallen?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de PO-Raad en VO-raad hun gedragscodes
aanscherpen, waarmee duidelijk zou worden gemaakt dat leerlingen niet mogen worden
uitgesloten van schoolactiviteiten als de vrijwillige ouderbijdrage niet wordt betaald.
Deze leden vragen of er signalen of voorbeelden zijn van scholen of besturen die zich
niet aan deze gedragscode zouden gaan houden.
Deze leden vragen de initiatiefnemers nader in te gaan op de reikwijdte van dit wetsvoorstel.
Zij vragen in hoeverre de kosten voor laptops en tablets hieronder vallen. Deze leden
vragen voorts nader in te gaan in hoeverre en waarom schaduwonderwijs ook onder dit
wetsvoorstel valt. In hoeverre moeten ouders op dit moment (verplicht) betalen voor
bijvoorbeeld bijlessen en huiswerkbegeleiding die door school worden georganiseerd?
Waarom zou dit onwenselijk zijn, zo vragen deze leden.
Het is de leden van de PvdA-fractie al jaren een doorn in het oog dat zogeheten vrijwillige
ouderbijdragen lang niet altijd een vrijwillig karakter dragen doordat scholen de
vrijwilligheid verzwijgen, scholen activiteiten die eigenlijk tot het reguliere onderwijsprogramma
behoren ervan laten afhangen en scholen voor leerlingen vervelende consequenties verbinden
aan het niet betalen van de bijdrage. Deze misstanden leiden tot kansenongelijkheid
voor kinderen, die in de ogen van deze leden nooit de bedoeling kan zijn. De initiatiefnemers
beogen met hun initiatiefwetsvoorstel de laatste soort misstanden aan te pakken. Is
er wat de eerste twee soorten misstanden betreft nog nadere regelgeving nodig, zo
vragen de voornoemde leden. Heeft de vermelding van de vrijwilligheid van de ouderbijdrage
in de schoolgids tot gevolg dat ouders zich daarvan altijd nog bewust zijn op het
moment dat zij van school een rekening ontvangen voor de ouderbijdrage? Zou die vrijwilligheid
niet ook altijd moeten worden vermeld op zo’n rekening?
In de jaren 90 heeft de toenmalige Staatssecretaris het wetsvoorstel inzake ouderbijdragen,
sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen6 door beide Kamers geloodst. Hiermee werd geregeld dat kinderen worden ingeschreven
op een school, alvorens de ouders al dan niet te verplichten tot betaling van een
ouderbijdrage. Overeenkomsten tot betaling van een ouderbijdrage voorafgaand aan de
inschrijving werden hiermee nietig en de ouders en leerlingen in de medezeggenschapsraad
verkregen instemmingsrecht bij de vaststelling van de hoogte van de ouderbijdrage.
Hoe beoordelen de initiatiefnemers het functioneren van deze wettelijke bepalingen
op dit moment, zo vragen deze leden.
De groei van het schaduwonderwijs baart de voornoemde leden grote zorgen. Ouders van
een kind dat voor een bepaald vak een extra steuntje in de rug nodig heeft, kunnen
bij een (commerciële) aanbieder huiswerkbegeleiding voor hun kind inkopen, maar lang
niet alle ouders kunnen zich dit veroorloven. Dit leidt tot kansenongelijkheid. Het
inkomen van ouders mag wat deze leden betreft nooit de reden zijn waarom het ene kind
wel en het andere geen toegang tot huiswerkbegeleiding heeft. In hoeverre delen de
initiatiefnemers deze mening? De leden menen dat elk kind dat dat nodig heeft zeker
moet kunnen zijn van huiswerkbegeleiding, ook als de ouders die niet kunnen betalen.
Zij vinden daarbij dat eerder scholen voor primair en voortgezet onderwijs aan zet
zijn, dan commerciële aanbieders. Daarom heeft het lid Van den Hul deze gedachte ook
opgenomen in haar initiatiefnota over «Gelijke Kansen, een leven lang»7 als beslispunt VI. Hoe staan de initiatiefnemers tegenover deze gedachte, zo vragen
deze leden.
Het initiatiefwetsvoorstel beoogt vast te leggen dat scholen geen leerlingen mogen
uitsluiten van bijlessen, examentrainingen en andere extracurriculaire activiteiten,
zoals schoolreisjes. Ook de voornoemde leden vinden het kwalijk wanneer leerlingen
worden buitengesloten bij activiteiten van de school, ook als deze vallen buiten het
primaire proces op scholen. Dat vormde ook de reden voor het lid Van den Hul om eind
2017 de Minister voor BVOM schriftelijke vragen te stellen over een school die kinderen
wilde weren bij het kerstdiner.8 Destijds verwees de Minister naar de helpdesk van Ouders & Onderwijs, die ouders
– per telefoon of e-mail – kan helpen wanneer er onduidelijkheid is over de vrijwillige
ouderbijdrage. Kunnen de initiatiefnemers verhelderen in hoeverre deze helpdesk voorziet
in de behoefte en voor ouders de gewenste duidelijkheid kan verschaffen? Kunnen de
initiatiefnemers ook toelichten wat hun wetsvoorstel betekent voor schoolfeestjes
die buiten het schoolgebouw worden georganiseerd en waarvoor scholieren een toegangskaartje
moeten kopen?
De leden hebben kennisgenomen van de brief van de Algemene Onderwijsbond (verder:
AOb) van 2 april 20199 waarin deze stelt dat scholen de vrijwillige ouderbijdrage niet alleen gebruiken
voor vieringen en schoolreisjes, maar ook voor de aanschaf van digitale middelen en
voor activiteiten die onderdeel zijn van de opvoedkundige taak, zoals uitjes naar
musea omdat de basisbekostiging niet toereikend is. Nu heeft de Minister voor BVOM
een onderzoek toegezegd naar de toereikendheid van de onderwijsbekostiging. Delen
de initiatiefnemers de mening van de AOb dat de algemeen aanvaarde extracurriculaire
activiteiten onderdeel moeten zijn van de basisbekostiging, zo vragen de voornoemde
leden.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het risico wordt vermeden dat scholen in de
praktijk alternatieve constructies inzetten om de huidige en door de initiatiefnemers
ongewenste praktijk te continueren, bijvoorbeeld door activiteiten door derden te
laten uitvoeren. Hoe beoordelen de initiatiefnemers het risico dat leerlingen met
dergelijke constructies nog verder van huis zijn, omdat de school nog minder aanspreekbaar
is dan in de huidige situatie, zo vragen deze leden.
Ingewonnen adviezen/consultatie
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers te reageren op de consultatie
van Stichting Leergeld die aangeeft dat de praktijk van uitsluiting steeds minder
voorkomt op scholen en in onderling overleg heel veel mogelijk is als door hen contact
wordt opgenomen met scholen. Ook vragen deze leden de initiatiefnemers te reageren
op de zorg van Stichting Leergeld dat met invoering van deze wet het aanbod van activiteiten
en reisjes zal versoberen en daarmee deze wet haar doel voorbijschiet? Stichting Leergeld
geeft daarbij tevens aan dat bepaalde buitenlandreizen juist voor kinderen uit minder
kapitaalkrachtige gezinnen belangrijk zijn omdat dit vaak de enige mogelijkheid is
die zij hebben om een buitenlandervaring op te doen. Immers, kinderen uit kapitaalkrachtige
gezinnen zullen als de reizen op scholen worden versoberd met hun ouders deze reizen
maken. Hiermee vergroot je onbedoeld de kansenongelijkheid tussen kinderen uit kapitaalkrachtige
gezinnen en minder kapitaalkrachtige gezinnen. Gaarne reactie van de initiatiefnemers
van deze zorgen van Stichting Leergeld.
De voornoemde leden vragen de initiatiefnemers ook of zij zich geen zorgen maken dat
door hun voorstel onbedoeld de kansenongelijkheid en segregatie in stand wordt gehouden?
Zou het niet zo kunnen zijn dat sommige ouders en kinderen dan juist voor de scholen
met de dure reisjes blijven kiezen? Of dat ouders zelf reisjes en activiteiten gaan
organiseren om de meer sobere activiteiten en reizen vanuit school te compenseren?
Zou het in het laatste geval niet nog lastiger zijn voor kinderen als zij niet meekunnen
omdat hun ouders dit niet kunnen betalen? Zeker als dit dan buiten school om gaat
en het dus niet meer valt onder de strekking van dit wetsvoorstel, zo vragen deze
leden. Gaarne een nadere toelichting.
De leden vragen de initiatiefnemers of ook de ouderbijdragen in met name het voortgezet
onderwijs voor onder meer tweetalig onderwijs, Technasia etcetera onder dit initiatiefwetsvoorstel
vallen. Deze leden zijn van mening dat er geen enkele financiële drempel mag zijn
voor kinderen om naar dit soort opleidingen te gaan. Daarom vragen zij de initiatiefnemers
of zij van mening zijn dat bijdragen voor dit soort opleidingen ook onder de strekking
van hun wetsvoorstel vallen. Indien dit het geval is, zijn de initiatiefnemers dan
niet bang voor verschraling van dit aanbod? Welke mogelijkheden zien de initiatiefnemers
om deze verschraling van het aanbod aan tweetalig onderwijs, Technasia en andere opleidingen
te voorkomen, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op het proces van consultatie en
de selectie van organisaties. Deze leden lezen dat de VO-raad wel in de gelegenheid
is gesteld om te reageren, maar het is niet duidelijk waarom verder enkel organisaties
uit het openbaar onderwijs zijn opgenomen. Eveneens blijft onduidelijk waarom Defence
for Children is meegenomen in de consultatie, terwijl organisaties als het NIBUD en
de Kinderombudsman ontbreken.
De leden lezen in het kader van de consultatie dat de initiatiefnemers brede steun
ervaren voor het wetsvoorstel, maar zij constateren dat een aantal kritische bijdragen
hiermee moeilijk te verenigen zijn. Zij vragen of het bevorderlijk is voor de praktijk
wanneer het parlement een wetsvoorstel zou aanvaarden terwijl positief betrokken organisaties
als Stichting Leergeld adviseren hiervan vooralsnog af te zien en ook vrezen dat verschraling
van het aanbod ontstaat als gevolg van het voorstel.
De leden vragen een reactie op de opmerkingen van Ouders & Onderwijs in de consultatie
dat de frase «onder de verantwoordelijkheid van de school« vaag is en in de praktijk
onbruikbaar. Deze leden willen weten hoe de initiatiefnemers voorkomen dat de huidige
discussies met dit wetsvoorstel onverminderd blijven voortbestaan doordat de criteria
onduidelijk zijn.
4. Gevolgen
De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers of zij de mogelijke gedragseffecten
onder ouders hebben onderzocht van voorliggend voorstel. Zo nee, zijn zij bereid dit
alsnog te doen? Deze leden fractie zien de mogelijke gedragseffecten als een groot
risico voor de diversiteit van het onderwijsaanbod en verwachten dat de initiatiefnemers
dit delen, gezien het feit dat zij in de memorie van toelichting schrijven dat het
afschaffen van een vrijwillige ouderbijdrage zeker zou leiden tot een verschraling
van het aanbod van extra curriculaire activiteiten.
Verder vragen de leden van deze fractie de initiatiefnemers te reflecteren op de geschetste
scenario’s van Leergeld Nederland. Hierin wordt gesteld dat het voorliggende voorstel
kan leiden tot verdere segregatie of een verschraling van het aanbod, juist ook voor
kinderen die via de extra curriculaire activiteiten, zoals schoolreisjes, ervaringen
opdoen die ze door een moeilijke financiële situatie thuis, anders niet of nauwelijks
meekrijgen.
De leden van voornoemde fractie lezen dat de initiatiefnemers scholen willen aansporen
sponsoren te vinden om extra curriculaire activiteiten aan te kunnen blijven bieden.
Welk effect heeft dit op de werkdruk van leraren? Pleiten de initiatiefnemers nu voor
meer betrokkenheid van bedrijven bij het onderwijs, zo vragen de leden. Mag dit dan
elk bedrijf zijn en laten de initiatiefnemers die ruimte aan de scholen zelf? Ook
als deze bedrijven niet passen binnen de ideologie van de partijen van beide indieners,
zo willen deze leden weten.
De leden van de D66-fractie verzoeken aan de initiatiefnemers om verdere toelichting
over de gevolgen van het wetsvoorstel met betrekking tot de vrijwillige ouderbijdrage.
Verwachte neveneffecten
De leden van de D66-fractie zijn geïnteresseerd in de negatieve effecten. De leden
vragen de initiatiefnemers of dit wetsvoorstel er niet juist toe leidt dat ouders
minder of niet meer gaan betalen aangezien hun kinderen ongeacht de bijdrage kunnen
participeren in de extracurriculaire activiteiten. De leden vragen de initiatiefnemers
in hoeverre dit wetsvoorstel leidt tot meer solidariteit in plaats van minder solidariteit
tussen de ouders als enkele ouders wel de vrijwillige ouderbijdrage betalen en andere
ouders – die de capaciteit hebben om het bedrag te betalen – besluiten om niet te
betalen. De leden vragen de initiatiefnemers of er niet structureel ingezet moet worden
op het voorzien van inclusiviteit van alle kinderen zonder dat er wordt ingeleverd
op de kwaliteit van de extracurriculaire activiteiten.
Daarbij lezen de leden dat met deze wetswijziging een hogere vrijwillige ouderbijdrage
minder zal «dienen als een voorselectie op een bepaalde gewenste leerlingenpopulatie».
Op basis van welke informatie over de beweegredenen van ouders achter deze voorselectie,
baseren de initiatiefnemers deze aanname? Wat voor precieze effecten heeft deze wetwijziging
op de voorselectie die ouders maken tussen verschillende scholen op basis van de hoogte
van de vrijwillige ouderbijdrage, zo willen deze leden weten.
De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers of zij niet bang zijn dat door
deze initiatiefwet het onderwijsaanbod op scholen zal verschralen, met name op het
gebied van educatieve reizen, internationalisering en extracurriculaire activiteiten.
Welke gevolgen zal deze initiatiefwet hebben voor de mogelijkheden voor scholen om
digitaal onderwijs te geven, aangezien het met de initiatiefwet lastiger wordt voor
scholen om van leerlingen te eisen dan wel ervoor te zorgen dat zij een laptop, tablet
of ander device in de klas gebruiken, zo vragen deze leden. Welke gevolgen heeft dit
wetsvoorstel dan volgens de indieners voor de kwaliteit van onderwijs, zo vragen zij.
Ook vragen de voornoemde leden de initiatiefnemers of de nieuwe wet scholen niet zal
belemmeren bij hun inspanningen om gedifferentieerd onderwijs te bieden, variërend
van op school georganiseerde bijles tot extra plusprogramma’s voor hoogbegaafde leerlingen.
Wat denken de indieners dat het effect van dit wetsvoorstel zal zijn op de onderwijsresultaten
van leerlingen, wanneer een deel van het betaalde aanbod van bijles en examentraining
vanuit de school zal wegvallen, zo vragen deze leden.
Tevens vragen de leden de initiatiefnemers van de wet, hoe groot zij de kans achten
dat schoolbesturen om onder de gevolgen van de wet uit te komen hun onderwijs vaker
«buiten de school» gaan organiseren. Bestaat dan niet het gevaar dat ouders met een
hoger inkomen, door zich aan te sluiten bij bijvoorbeeld externe, maar door de school
in het leven geroepen «stichtingen» of «clubs», voor hun kinderen het voorheen via
de ouderbijdrage binnen de school geleverde extra onderwijsaanbod nu zogenaamd «buiten
de school» inkopen, zo vragen deze leden. Zijn de initiatiefnemers van deze wet het
met de leden eens dat dit evenzeer een kwalijk effect kan hebben op segregatie en
kansengelijkheid in het onderwijs?
De leden van de SGP-fractie waarderen het dat de initiatiefnemers eerlijk aangeven
dat zij liever een schraal aanbod zien dat voor iedereen toegankelijk is dan een rianter
aanbod waarbij meer leerlingen af moeten haken. Deze leden vragen een toelichting
van de initiatiefnemers op de mogelijkheden die scholen volgens hen dienen te hebben
om af te zien van aanvullende activiteiten die het bevoegd gezag op grond van de voorgestelde
verplichting teveel op kosten zouden jagen. In hoeverre kan de school op grond van
het wettelijk kader door ouders gedwongen worden om tegen haar zin activiteiten te
(blijven) organiseren, bijvoorbeeld doordat ouders instemming onthouden aan het voornemen
om een buitenlandse reis af te schaffen. Welke bescherming verdient de school hierbij,
zo vragen zij.
Regeldruk
De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de initiatiefnemers erop wijzen dat
de gevolgen voor de administratieve lastendruk positief zullen zijn, omdat schoolbesturen
dan geen dwingende vervolgacties meer mogen verbinden aan het wel of niet betalen
van de vrijwillige ouderbijdrage. De leden beoordelen dit als een waardevol aspect
van het wetsvoorstel. Wordt dit ook erkend door de onderwijs- en belangenorganisaties
die de initiatiefnemers hebben gevraagd om een reactie, zo vragen deze leden.
Financiële gevolgen
De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers aangeven dat zij geringe
financiële gevolgen verwachten voor scholen en dat zij tevens verwachten dat scholen
vaker zullen kiezen voor een sobere activiteit met minder kosten, zeker als de inkomsten
uit de vrijwillige ouderbijdrage omlaag gaan. De leden vragen de initiatiefnemers
welke mogelijkheden zij zien om ervoor te zorgen dat een mogelijke teruggang in het
betalen van de vrijwillige ouderbijdrage niet zal gebeuren of gering zal zijn.
Zien de initiatiefnemers, zo vragen de voornoemde leden, een verschil tussen ouders
die niet kunnen betalen en ouders die niet willen betalen? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, hoe komt dat tot uitdrukking in dit wetsvoorstel, zo willen deze leden weten.
De leden van de D66-fractie lezen: «De inschattingen over het aantal ouders dat na
het aannemen van deze wet niet langer de vrijwillige ouderbijdrage zal betalen, lopen
nogal uiteen». De leden vragen om een nadere toelichting over wat voor inschattingen
zijn gemaakt en wat de laagste, hoogste en gemiddelde percentages zijn van deze inschattingen.
Daarbij vragen de leden de initiatiefnemers of de extracurriculaire activiteiten zodanig
verschralen, drastisch veranderen of helemaal verdwijnen als de ouders de vrijwillige
ouderbijdrage niet (kunnen) betalen en als de school geen financier kan vinden. De
leden vragen de initiatiefnemers of de middelen van de scholen om extracurriculaire
activiteiten en programma’s te organiseren en betalen voldoende kunnen zijn met dit
wetsvoorstel en als de inkomsten uit vrijwillige ouderbijdragen dalen.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de initiatiefnemers bij de financiële
gevolgen vermelden dat scholen op zoek kunnen gaan naar financiers voor kinderen van
wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet (kunnen) betalen, of in het meest
rigoureuze geval scholen een bescheidener aanbod aan activiteiten en schoolreisjes
kunnen gaan aanbieden. Betekent het zoeken naar financiers dat de initiatiefnemers
hier een rol zien voor Stichting Leergeld of voor een gemeentelijke subsidie? Of denken
zij wellicht aan sponsoring, zo vragen deze leden. Bestaat er dan een risico van sluipende
ontwikkelingen waarbij het primaire proces op scholen mede afhankelijk raakt van sponsorgelden,
zo vragen deze leden de initiatiefnemers.
5. Uitvoering, toezicht en handhaving
De leden van de D66-fractie vragen om toelichting over de handhaving en toezicht van
deze wetswijziging. Hoe wordt het niet-naleven van deze wijziging door de inspectie
gehandhaafd? Hoe toegankelijk is het melden van incidenten, zoals het uitsluiten van
een kind bij een activiteit, bij de inspectie? Deze leden vragen de initiatiefnemers
hoe de ouders die de ouderbijdrage niet kunnen betalen dit het beste kenbaar kunnen
maken en ondersteuning kunnen krijgen van bijvoorbeeld Stichting Leergeld.
II. Artikelsgewijs
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de initiatiefnemers gekozen hebben voor
het opnemen van de complicerende frase dat activiteiten geen onderdeel uitmaken van
het verplichte onderwijsprogramma. Als zij het voorstel goed hebben begrepen zal de
school immers voor alle leerlingen alle activiteiten moeten financieren die onder
haar verantwoordelijkheid worden georganiseerd. Zo bezien zou een veel eenvoudiger
redactie van het voorstel mogelijk zijn.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Alberts
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Alberts, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.