Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Groothuizen over het bericht 'Het nieuwe bekostigingssysteem van het Openbaar Ministerie'
Vragen van de leden Van Dam (CDA) en Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Het nieuwe bekostigingssysteem van het Openbaar Ministerie» (ingezonden 15 maart 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 11 april 2019).
Vraag 1
Herinnert u zich uw eerder gegeven antwoorden op Kamervragen over het bericht «Het
nieuwe bekostigingssysteem van het Openbaar Ministerie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In welke werkomgeving zijn de productie van de TGO’s (Team Grootschalige Opsporing,
teams die onder andere worden ingezet bij levensdelicten) ondergebracht? Valt deze
financiering binnen de werkomgeving ondermijning en is daarmee sprake van lumpsum-financiering
of vallen de TGO’s in de werkomgeving onderzoek zodat er sprake is van product-financiering?
Antwoord 2
De (inzet van een) TGO is niet gedefinieerd als een apart product in het
financieringssysteem van het openbaar ministerie (OM). Als sprake is van de inzet
van een TGO kan dit op twee manieren in de financiering meetellen.
Als sprake is van een TGO in een ondermijningszaak, omdat er een direct verband is
met georganiseerde criminaliteit, dan worden de kosten gedekt via een lumpsumfinanciering.
De werkomgeving waarin ondermijningszaken worden bekostigd is immers niet output gerelateerd.
Indien bij de inzet van een TGO geen direct verband is te leggen met georganiseerde
criminaliteit, dan valt de inzet van een TGO in een van de andere werkomgevingen.
In de andere werkomgevingen is er sprake van productfinanciering. Gezien de aard van
de zaken waarin TGO’s worden ingezet ligt het meest voor de hand dat het dan gaat
om zaken in de werkomgeving waarin zware misdrijven worden behandeld.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoe u toekomstige onderhandelingen over een toegenomen zaakzwaarte
voor u ziet, als er geen nulmeting (de zaakzwaarte toen het systeem werd ingevoerd)
is gedaan, gelet op de constateringen dat de productieafspraken mede op basis van
prognosemodellen (het PMJ-model) worden vastgesteld, dat de gemiddelde zaakzwaarte
kan wisselen en aanleiding kan zijn de prijzen aan te passen en dat er geen tijdsbestedings-onderzoek
heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit systeem? Hoe moet
dan uit de onderhandelingen blijken dat de gemiddelde zaakzwaarte is af- of toegenomen?
Bent u daarnaast bereid bij de aankomende evaluatie wel gebruik te maken van een tijdsbestedingsonderzoek?
Antwoord 3
De huidige indeling en hoogte van de prijzen is gebaseerd op gerealiseerde uitgaven
en productie en het beschikbare budget zoals is opgenomen in de begroting van Justitie
en Veiligheid 2019. Dit kan worden beschouwd als de nulmeting op basis van de huidige,
gerealiseerde productie en uitgaven.
De komende jaren kan en zal de productie en het uitgavenniveau wijzigen en daarmee
per definitie ook de gemiddelde, gerealiseerde prijs.
Bij een herziening van de prijzen in het kader van nieuwe prijsafspraken is het van
belang te achterhalen wat de oorzaak is in verandering van prijzen: productmixeffecten,
mutaties in zaakzwaarte, effecten van beleid en wet- en regelgeving, de bijdrage van
digitalisering aan de werklast en/of bezettingsresultaat vanwege toe- of afname van
volumes.
Een aantal mogelijke oorzaken, zoals productmixeffecten, zijn zeer goed in kaart te
brengen. Andere ontwikkelingen zijn lastiger in kaart te brengen.
Voor wat betreft eventuele mutaties in complexiteit of effecten van beleid en wet-
en regelgeving of de bijdrage van digitalisering biedt een tijdsbestedingsonderzoek
alleen onvoldoende inzicht. Hiervoor zullen andere methoden uitkomst moeten bieden
(doorlichting, nader onderzoek).
Een tijdschrijfonderzoek kan wél, ook zonder nulmeting, inzicht bieden in de wijzigingen
in capaciteitsverdeling binnen het systeem. De huidige prijzen zijn immers gebaseerd
op de toerekening van de gerealiseerde uitgaven van de ingezette capaciteit op de
onderscheiden producten.
Een tijdschrijfonderzoek kan tevens bijdragen aan een beter inzicht in het verhaal
achter de prijzen. Een tijdschrijfonderzoek kan de capaciteitsverdeling over de werkomgevingen
scherper maken, maar ook inzicht geven in de totale tijdbesteding, verhouding van
directe- en indirecte uren en de mate van overwerk.
Om die reden zullen het OM en ik zeker bezien of een tijdschrijfonderzoek – daarbij
meewegend de noodzakelijke kosten en tijdbeslag van betrokkenen – voldoende toegevoegde
waarde heeft voor de prijsonderhandelingen.
Tenslotte wil ik niet onvermeld laten dat een bekostigingssysteem, een tijdschrijfonderzoek
of andere instrumentaria geen wondermiddelen zijn of een oplossing voor alle problemen.
Het zijn ook geen ultieme meetinstrumenten die exact aangeven waar een kostprijs tekort
schiet en waar financiële ruimte zit. Hiervoor is het OM en de omgeving waarin het
OM zijn werk moet doen, te complex.
Het is ook geenszins de bedoeling om de prestatiesturing tot in het extreme door te
voeren. De cijfers moeten uitnodigen tot het verhaal achter de cijfers. In het bekostigingssysteem
is daarom een aantal waarborgen opgenomen die hiertoe moet bijdragen, zoals: driejaarlijkse
herijking van prijzen en te meten prestaties, (kwaliteits)onderzoeken, een basisvoorziening
en een hardheidsclausule voor bijzondere omstandigheden.
Vraag 4
Kunt u uiteenzetten hoe een kas-verplichtingenstelsel zich verhoudt tot meer- of minder
productie? Hoe verhoudt dit zich tot de volumereserve? Is deze momenteel reeds opgebouwd?
Hoe gaat u om met dit volumereserve indien er in dit eerste jaar sprake is van onderproductie?
Antwoord 4
Voor de bekostiging is het wenselijk om (beperkte) schommelingen in prijs en/of volume
op te kunnen vangen door middel van een reserve.
Aangezien het OM een kas-verplichtingen stelsel hanteert, is het niet mogelijk om
een reserve op een balans te zetten. Om die reden zal jaarlijks de resultaat- en volumereserve
opnieuw moeten worden toegekend aan het openbaar ministerie. Dit zal jaarlijks tijdens
de Voorjaarsnota plaatsvinden.
In het jaarbericht van het OM en de begroting van Justitie en Veiligheid zal over
de hoogte van de stand van de resultaat- en volumereserve worden gecommuniceerd.
Het nieuwe bekostigingssysteem is per 2019 in werking getreden. Het jaar 2019 moet
echter worden gezien als een proefjaar. Bij de start zijn geen middelen beschikbaar
gesteld voor deze reserves.
Indien er het eerste jaar sprake is van onderproductie, dan dient het OM 70% van deze
onderproductie in de volumereserve te storten. Hiermee wordt de volumereserve op dat
moment gevuld.
Bij overproductie kan het OM 70% van de overproductie onttrekken aan de volumereserve.
Aangezien de volumereserve op dit moment leeg is, kan deze overproductie niet worden
verrekend en zal dit in dit specifieke geval ten laste van het resultaat worden gebracht.
Afhankelijk van de hoogte van het resultaat zal het resultaat dan lager uitvallen.
Bij een negatief resultaat zal binnen de begroting van Justitie en Veiligheid naar
een oplossing moeten worden gezocht.
Vraag 5
Klopt het dat de gerechtskosten in strafzaken, de uitgaven aan Domeinen Roerende zaken
en de uitgaven voor verkeershandhavingsmiddelen «bijzondere uitgaven» zijn die geheel
of ten dele een open-einde financiering kennen? Hoe worden deze open-eind uitgaven
gefinancierd in dit nieuwe bekostigingssysteem?
Antwoord 5
Het klopt dat gerechtskosten en de uitgaven aan Domeinen zijn bestempeld als zogenaamde
«bijzondere budgetten». Dit zijn geen open-einde budgetten. Vanwege het specifieke
karakter en het belang dat deze budgetten geen knelpunt mogen vormen in de uitvoering
van de wettelijke opdracht, worden deze uitgaven in de uitvoering nauwgezet gevolgd.
Voor wat betreft deze budgetten is er in feite geen sprake van een wijziging in de
bekostiging ten opzichte van de situatie vóór 2019: deze budgetten zijn bedoeld voor
specifieke doeleinden.
Vraag 6
Klopt het dat de innovatiekosten besloten zitten in de basisvoorziening? Kunt u uiteenzetten
wat de ICT-ambities en ICT-verplichtingen voor de aankomende jaren zijn?
Antwoord 6
De innovatiekosten voor ICT maken in beginsel geen deel uit van de basisvoorziening.
Het aandeel voor ICT in de basisvoorziening is bedoeld om de kosten te dekken van
het reguliere beheer en life cycle management van het OM.
Innovatie op het terrein van digitalisering en informatisering wordt primair in ketenverband
geïnitieerd en gefinancierd, juist om te garanderen dat dit leidt tot optimalisering
voor de gehele keten. Hier ligt dan ook de ambitie van zowel mijn departement als
van het OM.
Daarnaast komt vernieuwing incidenteel voort uit individuele wetgevingstrajecten,
waarbij nieuwe taken of gewijzigde taken van het OM leiden tot aanpassingen of nieuwbouw
van IT-systemen. De gevolgen hiervan worden verwerkt in de bekostiging en afhankelijk
van het type vernieuwing via de prijzen of in de basisvoorziening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.