Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellemeet over de petitie ‘Vergoeding vruchtbaarheidsbehandeling voor elke vrouw’
Vragen van het lid Ellemeet (GroenLinks) aan de Minister voor Medische Zorg over de petitie «Vergoeding vruchtbaarheidsbehandeling voor elke vrouw» (ingezonden 11 maart 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 9 april 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2118.
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met de zorgen van de ondertekenaars van de petitie «vergoeding vruchtbaarheidsbehandeling
voor elke vrouw»?1
Onderkent u het gegeven dat er grote maatschappelijke onrust en onzekerheid is ontstaan
onder vrouwen die nu in een vruchtbaarheidstraject zitten, of dit net wilden beginnen,
en dat dit mede ingegeven wordt door het feit dat uw beslissing midden in het verzekeringsjaar
genomen wordt? Bent u bereid deze onrust weg te nemen? Zo ja, op welke manier? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 1 en 2
Zoals in mijn brief van 13 maart2 aangegeven onderken ik de zorgen van de alleengaande en lesbische vrouwen zonder
eigen semendonor over het – vanuit hun optiek – plotselinge wegvallen van de vergoeding
van kunstmatige inseminatie met donorzaad vanwege het ontbreken van een medische indicatie.
Om deze reden heb ik de zorgverzekeraars gevraagd om gedurende 2019 de behandelingen
te blijven vergoeden voor vrouwen die nu reeds in een dergelijk traject zitten en
vrouwen die zich dit jaar nog voor een dergelijk traject melden. Om op korte termijn
duidelijkheid te creëren voor patiënten en behandelaars hebben de zorgverzekeraars
hun bereidheid uitgesproken om dit te doen.
Naar de toekomst toe is het van belang hoe de situatie rond deze behandeling per 2020
er uit komt te zien. Zoals ik in mijn eerdere brief3 heb aangekondigd, zal de komende maanden een besluit worden genomen over de vraag
in hoeverre de samenleving verantwoordelijk is voor de financiering van vruchtbaarheidsbehandelingen,
terwijl een medische noodzaak van het ontbreekt. Daaruit volgt tevens een besluit
om deze behandeling al dan niet (en zo ja, hoe) te financieren per 2020.
Vraag 3
Als een medische indicatie kan bestaan uit het feit dat een partner geen vruchtbaar
zaad heeft, wat is dan het verschil met een vrouw die een vrouwelijke, of geen, partner
heeft? Is er dan geen sprake van indirecte discriminatie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Bij de aanwezigheid van een mannelijke partner met semen zonder zaadcellen of zaadcellen
van onvoldoende kwaliteit is er sprake van een vruchtbaarheidsprobleem ten gevolge
van een aandoening, stoornis of een ziekte bij deze man en daarmee een medische indicatie.
Dat is niet het geval bij het ontbreken van een mannelijke partner. In de Zorgverzekeringswet
is de aanwezigheid van een medische indicatie het uitgangspunt. Aan het hanteren van
dit uitgangspunt is op geen enkele manier een discriminerend doel verbonden.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van de zorgen van onder andere het NVOG dat vrouwen nu hun toevlucht
zullen gaan nemen tot donoren uit het buitenland, met alle gevaren van ongecontroleerde
donoren tot gevolg? Bent u met ons eens dat dit een zeer onwenselijke situatie zou
zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik hecht eraan te benadrukken dat de behandeling voor deze doelgroepen wel beschikbaar
blijft. De discussie gaat op dit moment over de vraag of deze behandeling voor eigen
rekening komt.
Vraag 5
Kent u de verwachtingen van verschillende partijen dat vrouwen nu eerder zullen overstappen
naar IVF/ICSI behandelingen, omdat deze wél vergoed worden? Gelet op het feit dat
dit de maatschappij meer geld kost dan KID/IUI, hoe verwantwoord vindt u het dan om
dit risico te nemen, temeer daar de inzet is om juist kosten te besparen?
Antwoord 5
Ook voor vergoeding van andere vruchtbaarheidsbehandelingen dan kunstmatige inseminatie
met donorzaad geldt dat hiervoor een medische indicatie noodzakelijk is. De verwachting
van een eventuele kostenstijging ligt daarmee niet voor de hand.
Vraag 6
Deelt u onze zorg dat vruchtbaarheidsbehandelingen straks enkel nog toegankelijk zullen
zijn voor vrouwen met voldoende financiële middelen? Kunt u uitleggen hoe zich deze
tweedeling verhoudt tot de Algemene Wet gelijke Behandeling?
Antwoord 6
De Algemene Wet gelijke Behandeling verbiedt ongeoorloofd onderscheid op een aantal
gronden. Onderscheid tussen mensen met meer of minder financiële middelen is toegestaan.
Onderscheid op grond van bijvoorbeeld seksuele geaardheid of burgerlijke staat is
toegestaan, indien hiervoor een objectieve rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Zoals
hiervoor is geantwoord, is aan het op grond van de Zorgverzekeringswet gehanteerde
uitgangspunt geen enkel discriminerend doel verbonden. Zoals ik in mijn brief van
13 maart jl.4 heb aangegeven, zal de regering rond de zomer een besluit nemen over de vraag of
de overheid een rol heeft in het financieren van vruchtbaarheidsbehandelingen in geval
een beroep wordt gedaan op de zorg voor het vervullen van een kinderwens, terwijl
een medische noodzaak ontbreekt.
Zie ook de beantwoording van vraag 3.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.