Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ploumen over de vergoeding van kunstmatige inseminatie
Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over de vergoeding van kunstmatige inseminatie (ingezonden 6 maart 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 9 april 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2025.
Vraag 1
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen het ontbreken van een mannelijke partner
(in geval van alleengaande en lesbische vrouwen) en het ontbreken van een mannelijke
partner met semen?1
Antwoord 1
Bij een man met semen zonder zaadcellen of zaadcellen van onvoldoende kwaliteit is
er sprake van een vruchtbaarheidsprobleem ten gevolge van een aandoening, stoornis
of een ziekte. Dat geldt als een medische indicatie in de context van de Zorgverzekeringswet.
Dat is niet het geval bij het ontbreken van een mannelijke partner.
Vraag 2, 3 en 4
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen kunstmatige inseminatie met donorsemen
bij alleengaande of lesbische vrouwen en kunstmatige inseminatie met donorsemen bij
vrouwen met een mannelijke partner zonder semen?
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen de medische indicatie van alleengaande
of lesbische vrouwen en de medische indicatie van vrouwen met een mannelijke partner
zonder semen?
Vindt u het logisch dat bij vrouwen met een mannelijke partner zonder semen wél geldt
dat deze vrouwen een medische indicatie hebben, terwijl er medisch gezien niets met
hen aan de hand is, maar dat bij vrouwen met een vrouwelijke partner zonder semen
of vrouwen zonder partner deze medische indicatie opeens niet geldt? Zo ja kunt u
dit uitgebreid uitleggen en beargumenteren?
Antwoord 2, 3 en 4
Bij een man/vrouw-paar geldt het volgende. In het geval dat de man een medisch vruchtbaarheidsprobleem
heeft is sprake van een medische indicatie bij de man. In geval de man verminderd
vruchtbaar is, kan soms kunstmatige inseminatie met opgewerkt eigen semen een oplossing
bieden, al dan niet intra-uterien. In deze gevallen is sprake van een gezamenlijke
behandeling voor het man/vrouw-paar. In geval de man onvruchtbaar is, kan KID bij
de vrouw een oplossing bieden. Bij deze vruchtbaarheidsbehandelingen, is daarom (ook
of uitsluitend) de vrouw betrokken, waardoor deze (deels) ten laste van de verzekering
van de vrouw komt.
Dit is een gevolg van de praktische oplossing die volgt uit een medisch probleem.
Bij alleengaande vrouwen of lesbische paren kan de afwezigheid van een mannelijke
partner echter niet worden bestempeld als een medisch probleem, waardoor vergoeding
op basis van de zorgverzekering niet aan de orde is.
Vraag 5 en 6
Bent u het met mij eens dat het discriminatie is om vrouwen met een vrouwelijke partner
of vrouwen zonder partner anders te behandelen dan vrouwen met een mannelijke partner?
Bent u het met mij eens dat wanneer voor gezonde vrouwen met een mannelijke partner
kunstmatige inseminatie met donorzaad (KID) wel wordt vergoed, terwijl dat voor gezonde
vrouwen met een vrouwelijke partner en gezonde vrouwen zonder partner niet gebeurt,
er sprake is van discriminatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit
te voorkomen?
Antwoord 5 en 6
In de Zorgverzekeringswet is de aanwezigheid van een medische indicatie het uitgangspunt.
Aan het hanteren van dit criterium is op geen enkele manier een discriminerend doel
verbonden. In de praktijk werkt dit anders uit bij lesbische paren en alleengaande
vrouwen, omdat in die gevallen – anders de gevallen waarbij de man een vruchtbaarheidsprobleem
heeft – geen sprake is van een medische aanleiding voor een vruchtbaarheidsbehandeling.
Dit onderstreept dat het belangrijk is dat er spoedig – zoals ik heb aangekondigd
in mijn brief van 13 maart2 – een besluit wordt genomen over de vraag of (en zo ja, hoe) de overheid een rol
heeft in het financieren van vruchtbaarheidsbehandelingen in geval een beroep wordt
gedaan op de zorg voor het vervullen van een kinderwens, terwijl een medische noodzaak
ontbreekt. Een vergelijkbaar vraagstuk betreft de vergoeding van ivf-draagmoederschap
behandelingen voor mannenparen in het kader van de Staatscommissie Herijking Ouderschap.
Het voornemen is om uiterlijk rond de zomer een besluit te nemen in deze discussie.
Vraag 7
Kunt u uitleggen wat u bedoelt met uw antwoord op mijn eerdere vragen dat het mogelijk
maken van vergoeding van behandelingen waarvoor een medische indicatie ontbreekt een
fundamentele aanpassing van de Zorgverzekeringswet impliceert die vergaande consequenties
heeft? Doelt u hiermee op artikel 14, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet? Zo ja
kunt u aangeven wat exact verstaan wordt onder «zorginhoudelijke criteria» en waarom
wel voldaan wordt aan deze criteria in het geval van een vrouw met mannelijke partner
zonder semen, maar niet door een vrouw met een vrouwelijke partner of een alleengaande?
Antwoord 7
Om toe te lichten hoe artikel 14 in dit licht moet worden gelezen is het belangrijk
om artikel 14 van de Zorgverzekeringswet in samenhang met artikel 2.1, derde lid,
van het Besluit zorgverzekering toe te lichten.
In artikel 14 van de Zorgverzekeringswet is geregeld dat de vraag of een verzekerde
behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde andere dienst slechts
wordt beoordeeld op basis van zorginhoudelijke criteria. Hiermee wordt bedoeld dat
vanuit medisch (en bijv. niet vanuit sociaal) perspectief wordt gekeken naar de bovengenoemde
individuele risico’s. Uitkomst hiervan kan zijn dat er een medische indicatie is tot
behandeling.
Vervolgens heeft een cliënt op grond van artikel 2.1, derde lid, van het Besluit zorgverzekeringen
slechts recht op een vorm van zorg «voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs
is aangewezen». Of een cliënt redelijkerwijs is aangewezen op een te verzekeren prestatie
is een individuele (medische) beoordeling. Dit is pas het geval als het individuele
risico dat hij loopt op een ziekte, aandoening of beperking hoger is dan het risico
binnen de populatie in het algemeen. Er is dan sprake van een medische indicatie.
De Zorgverzekeringswet betreft immers een individuele schadeverzekering.
Concluderend betekent bovenstaande dat er een medische aanleiding (indicatie) nodig
is om de behandeling kunstmatige inseminatie met donorzaad vergoed te kunnen krijgen
vanuit het verzekerde pakket. Aanpassing van deze artikelen van de Zorgverzekeringswet
en de onderliggende wet- en regelgeving vereist daarmee een fundamentele wijziging
van het stelsel van ziektekostenverzekeringen, omdat deze wijziging het medisch indicatievereiste
zou verbreden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.