Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bergkamp en Raemakers over de vergoeding van vruchtbaarheidsbehandelingen van lesbische en alleenstaande vrouwen
Vragen van de leden Bergkamp en Raemakers (beiden D66) aan de Minister voor Medische Zorg over onduidelijkheid over de vergoeding van vruchtbaarheidsbehandelingen van lesbische en alleenstaande vrouwen (ingezonden 22 februari 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 9 april 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1773.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Vergoeding vruchtbaarheidsbehandeling lesbische vrouwen
ter discussie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat lesbische en alleenstaande vrouwen tot verkort hun vruchtbaarheidsbehandeling
wel vergoed kregen? Kunt u aangeven wat u verstaat onder «vruchtbaarheidsbehandeling»?
Valt hier enkel kunstmatige inseminatie donorsperma (KID) onder of meer?
Antwoord 2
Het is mij bekend dat de beroepsgroep van gynaecologen (NVOG) meent dat de behandeling
kunstmatige inseminatie met donorzaad, zonder medische aanleiding (indicatie), ten
laste van de basisverzekering mag worden vergoed. Het is mij niet bekend dat de NVOG
deze opvatting ook heeft over andere vruchtbaarheidsbehandelingen. Alleengaande en
lesbische vrouwen die met gebruik van donorzaad (eigen donor of medische KID) onverhoopt
niet zwanger worden hebben na 1 jaar dezelfde medische indicatie voor onderzoek en
eventueel behandeling als ook man/vrouw paren.
De term vruchtbaarheidsbehandeling betreft in de context van het genoemde bericht
de KID-behandeling.
Vraag 3
Kunt u reageren op het toevoegen en later weer verwijderen van de zin «Als alleenstaande
of homoseksueel met een kinderwens, krijgt u een vruchtbaarheidsbehandeling alleen
vergoed als er een medische noodzaak is» door een zorgverzekeraar aan de polisvoorwaarden?2
Antwoord 3
Ik ga niet over specifieke uitlatingen van individuele zorgverzekeraars.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe u artikel 14, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet leest in
het licht van KID voor alleenstaande of lesbische vrouwen?
Antwoord 4
Om toe te lichten hoe artikel 14 in dit licht moet worden gelezen is het belangrijk
om artikel 14 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) in samenhang met artikel 2.1,
derde lid, van het Besluit zorgverzekering toe te lichten.
In artikel 14 van de Zvwis geregeld dat de vraag of een verzekerde behoefte heeft
aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde andere dienst slechts wordt beoordeeld
op basis van zorginhoudelijke criteria. Hiermee wordt bedoeld dat vanuit medisch (en
bijv. niet vanuit sociaal) perspectief wordt gekeken naar de
bovengenoemde individuele risico’s. Uitkomst hiervan kan zijn dat er een medische
indicatie is tot behandeling.
Vervolgens heeft een cliënt op grond van artikel 2.1, derde lid, van het Besluit zorgverzekeringen
slechts recht op een vorm van zorg «voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs
is aangewezen». Of een cliënt redelijkerwijs is aangewezen op een te verzekeren prestatie
is een individuele (medische) beoordeling. Dit is pas het geval als het individuele
risico dat hij loopt op een ziekte, aandoening of beperking hoger is dan het risico
binnen de populatie in het algemeen. Er is dan sprake van een medische indicatie.
De Zvw betreft immers een individuele schadeverzekering.
Concluderend betekent bovenstaande dat er een medische aanleiding (indicatie) nodig
is om de behandeling kunstmatige inseminatie met donorzaad vergoed te kunnen krijgen
vanuit het verzekerde pakket.
Vraag 5
Welke criteria hanteert het Zorginstituut bij het beoordelen of een KID een «medische
noodzaak» heeft?
Antwoord 5
Uitgangspunt van de Zvw is dat zorgverzekeraars primair verantwoordelijk zijn voor
de uitvoering van het verzekerde pakket, en dat zij zelf op grond van de wettelijke
kaders de inhoud en omvang van het verzekerde pakket vaststellen. Zij toetsen daarbij
individuele behandelingen op rechtmatigheid en doelmatigheid, op basis van de criteria
van de Zvw (waaronder het medische indicatievereiste). Het Zorginstituut heeft de
taak om, indien nodig (bijvoorbeeld als zorgverzekeraars niet tot een eenduidige uitleg
komen), de eenduidige uitleg van de aard, inhoud en omvang van het pakket te bevorderen.
Om voor vergoeding vanuit de Zvw in aanmerking te komen is het noodzakelijk dat het
verzekerde risico is ingetreden. Binnen de Zvw is dat het geval als een verzekerde
een individuele zorgvraag heeft en zich vanuit deze behoefte meldt bij de zorgverlener.
Daarmee is een zorgvraag ontstaan. Indien de zorgverlener vanuit medisch oogpunt constateert
dat een behandeling nodig is, dan ontstaat er een medische indicatie, waarmee de verzekerde
recht heeft op vergoeding van de behandelkosten.
Vraag 6
Hoe heeft het proces eruit gezien alvorens het Zorginstituut een standpunt innam?
Met welke partijen heeft het Zorginstituut gesproken voordat zij hun standpunt innamen?
Zijn de Wetenschappelijke Advies Raad (WAR) en de Adviescommissie Pakket (ACP) geconsulteerd?
In hoeverre hebben maatschappelijke argumenten een rol gespeeld?3
Antwoord 6
Zorgverzekeraars zagen bij controle dat KID bij alleengaande of lesbische vrouwen
door klinieken ten laste van de verzekering werd gebracht. Zij meenden dat dit niet
juist was en vroegen het Zorginstituut om verheldering. Het Zorginstituut bevestigde
dat het ontbreken van een mannelijke partner of eigen donor bij alleengaande of lesbische
vrouwen geen medische indicatie is en dat vergoeding van KID bij deze indicatie niet
ten laste van het basispakket kan worden gebracht. Maatschappelijke argumenten hebben
hierbij geen rol gespeeld. Hiermee duidde het Zorginstituut conform zijn taak bestaande
regelgeving (Zvw). Er was dus geen sprake van een pakketadvies als bedoeld in artikel 66
van de Zvw. Er is daarom geen advies gevraagd aan de Adviescommissie Pakket (ACP).
De Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) van het Zorginstituut wordt geconsulteerd wanneer
het Zorginstituut in het kader van zijn wettelijke taak op grond van artikel 64 van
de Zvw duidt of een bepaalde interventie voldoet aan de stand van de wetenschap en
praktijk. Nu daarvan in het onderhavige geval geen sprake van is, is de WAR niet geconsulteerd.
Vraag 7
Bent u bereid om de precieze argumentatie van het Zorginstituut in deze kwestie naar
de Kamer te sturen?
Antwoord 7
De precieze argumentatie van het Zorginstituut Nederland is als volgt.
Een zorgverzekering die iedere burger in Nederland met een zorgverzekeraar sluit,
is een verzekering die de kosten dekt als deze (de verzekerde) – onverhoopt – medische
zorg nodig heeft in verband met een (hoog risico op) een ziekte of aandoening. Medische
behandelingen worden daarom alleen door een zorgverzekeraar vergoed als een verzekerde
een eigen medische indicatie heeft, dat wil zeggen een medisch probleem vanwege een
ziekte of aandoening. Dat is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van in- of subfertiliteit,
een biologische stoornis in de vruchtbaarheid die voortplanting belemmert of verhindert.
In geval van het ontbreken van een mannelijke partner (bij alleengaande of lesbische
vrouwen die om die reden opteren voor KID) is daarvan geen sprake en ontbreekt dan
de vereiste medische indicatie voor behandeling.
Vraag 8
Klopt het dat het Zorginstituut stelt dat als er sprake is van geen partner of een
lesbische relatie waarbij gekozen wordt voor KID dit niet vergoed mag worden, omdat
dit een sociale oorzaak heeft? Klopt het dat als in een heterokoppel de man «slecht»
zaad heeft en gekozen wordt voor KID het Zorginstituut stelt dat dit wel mag worden
vergoed? Hoe verhoudt dit verschil zich tot de Algemene wet gelijke behandeling?
Antwoord 8
Voor de Zvw zijn burgerlijke staat of seksuele voorkeur niet van belang. Het gaat
louter om de vraag of er een medische indicatie is. Om voor vergoeding van KID in
aanmerking te komen moet conform de Zvw sprake zijn van een medisch probleem bij de
man of spermadonor waardoor de kwaliteit van het semen onvoldoende is voor zwangerschap.
Vrouwen met een onvruchtbare mannelijke partner komen als dit criterium wordt gehanteerd
wel in aanmerking voor vergoeding van KID, en vrouwen zonder mannelijke partner niet.
Zoals ik in mijn brief van 13 maart jl.4 heb aangegeven, zal de regering rond de zomer een besluit nemen over de vraag of
de overheid een rol heeft in het financieren van vruchtbaarheidsbehandelingen in geval
een beroep wordt gedaan op de zorg voor het vervullen van een kinderwens, terwijl
een medische noodzaak ontbreekt.
Vraag 9
Deelt u de mening dat er nu sprake is van onduidelijkheid over het vraagstuk rondom
de vergoeding van KID voor lesbische en alleenstaande vrouwen en dat deze onduidelijkheid
onwenselijk is? Zo ja, bent u bereid hier een duidelijk standpunt over in te nemen?
Zo ja, wanneer ontvangt de Kamer dit standpunt?
Antwoord 9
Zoals in mijn brief van 13 maart5 aangegeven erken ik de zorgen van de patiënten over het voor hen plotselinge wegvallen
van de vergoeding van kunstmatige inseminatie met donorzaad zonder een medische indicatie.
Daarom heb ik zorgverzekeraars gevraagd om gedurende 2019 de behandelingen te blijven
vergoeden voor vrouwen die nu reeds in een dergelijk traject zitten en vrouwen die
zich dit jaar nog voor een dergelijk traject melden. Uw Kamer ontvangt rond de zomer
een standpunt van het kabinet over de financiering van vruchtbaarheidsbehandelingen
zonder medische indicatie, zodat vóór 2020 voor iedereen duidelijkheid ontstaat.
Vraag 10
Bent u bereid deze vragen apart te beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.