Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius en Agnes Mulder over de ramingen en beleidsinformatie aangeleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius (VVD) en AgnesMulder (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de ramingen en beleidsinformatie aangeleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (ingezonden 22 februari 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 9 april 2019)Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1922
Vraag 1
Wat is de marge van de cijfers uit de Nationale energieverkenning 2017 (NEV 2017)
voor het energieverbruik ten opzichte van de gepubliceerde cijfers van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS)? Waaraan wijdt u dat?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft inzicht in het gemiddelde verbruik per jaar tussen 2017–2020
cf. de Nationale Energieverkenning 2017 (NEV 2017) en de cijfers die het CBS heeft
gehanteerd t.b.v. hun persbericht van 16 februari jl.
Inmiddels heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op 18 maart jl. een rapport
uitgebracht onder de titel «Analyse ontwikkeling energierekening» waarin de cijfers
voor 2017 en 2020 zijn geactualiseerd.
NEV 2017
Actualisering PBL 18-3-2019
CBS, 16-2-2019
2017
2020
2017
2020
2018
2019
gemiddeld elektriciteitsgebruik (KWh)
2.768
2.488
Bandbreedte (2.262 – 2.714)
2.832
2.525
Bandbreedte (2.298 – 2.753)
3.034
3.034
gemiddeld aardgasverbruik (m3)
1.241
1.134
Bandbreedte (1.071 – 1.191)
1.340
1.179
Bandbreedte (1.117 – 1.234)
1.466
1.466
Zoals uit deze tabel blijkt, liggen ook in deze geactualiseerde ramingen de gemiddelde
verbruikscijfers voor huishoudens substantieel onder de door het CBS gehanteerde verbruikscijfers
in het persbericht van 16 februari jl. In het rapport leggen het PBL en het CBS uit
hoe dat komt (Kamerstuk 30 96, nr. 632). Het CBS is uitgegaan van het gas- en elektriciteitsverbruik
conform de berekening van de weegfactoren voor de Consumentenprijsindex. Deze verbruiken
zijn temperatuur gecorrigeerde gemiddelde verbruiken van een reeks van jaren in het
verleden en liggen hoger dan de verbruikscijfers voor 2017 waarmee PBL rekent.
Het PBL raamt een dalend verbruik, waarbij wordt meegenomen dat het gemiddeld energiegebruik
tot 2020 afneemt door nieuwbouw, energiebesparing in bestaande woningen en de eigen
opwek van stroom door zonnepanelen. Deze dalende trend is ook zichtbaar in de statistieken
van de afgelopen jaren.
Vraag 2
Kwalificeert u een dergelijke marge als redelijk?
Antwoord 2
De marge tussen de NEV 2017 en de geactualiseerde analyse door PBL van 18 maart jl.
enerzijds en de door het CBS gepubliceerde verbruik op 16 februari jl. anderzijds
is verklaarbaar. Er worden verschillende uitgangspunten gehanteerd, daarmee is de
marge die nu optreedt begrijpelijk.
Vraag 3
In hoeverre wijkt de raming van PBL af van het daadwerkelijke gebruik van een gemiddeld
huishouden?
Antwoord 3
Elk huishouden is anders. Er is geen eenduidige definitie voor een gemiddeld huishouden.
Zoals ook uit de analyse van PBL en CBS blijkt, zijn er verschillende manieren om
een gemiddelde voor een huishouden te berekenen. Daarnaast is het feitelijke gebruik
weer afhankelijk van vele individuele omstandigheden zoals de gezinssamenstelling
en het type woning. Dit bleek ook uit de bevindingen van PBL in het rapport «Meten
met twee Maten» dat eind 2018 verscheen. Ik wil de communicatie over de energierekening
verder verbeteren. Daarom verken ik gezamenlijk met PBL, CBS, het NIBUD en andere
partijen de mogelijkheden om het verbruik van huishoudens eenduidig in beeld te brengen.
Vraag 4
Klopt het dat dit niet de eerste keer is dat er twijfel of onduidelijkheid bestaat
over de aangeleverde beleidsinformatie of ramingen van het PBL?
Antwoord 4
Hoewel er uit berichten in de media blijkt dat er wel eens onduidelijkheid bestaat
over rapportages van het PBL twijfelt het kabinet niet aan de aangeleverde beleidsinformatie
of ramingen van het PBL.
Vraag 5
Klopt het dat het PBL eerder cijfers heeft aan moeten passen met betrekking tot cijfers
over de klimaatschade van vleesconsumptie?1
Antwoord 5
Nee. De cijfers in het wetenschappelijke artikel behoefden geen aanpassing. Er is
een tekstuele verduidelijking aangebracht in het publicatiebericht bij het onderhavige
artikel.
Vraag 6
Klopt het dat het mede door het PBL gehanteerde model er eerder bij het ramen van
de marktontwikkeling voor elektrische auto’s meerdere keren ver naast zat? Klopt het
ook dat de raming voor aantal verwachte stekkerauto’s voor 2050 al in 2018 bereikt
was?2
Antwoord 6
Zoals uit het aanhangsel van de handelingen, nr. 1458, blijkt was bij de doorrekening
van Autobrief II aan de hand van de destijds actuele inzichten de verwachting dat
er in 2018 zo’n 11.000 volledig elektrische auto’s (EV’s) zouden worden verkocht.
In 2018 zijn in werkelijkheid in Nederland 25.068 EV’s verkocht. De uiteindelijk door
uw Kamer aangenomen Wet uitwerking Autobrief II wijkt echter op enkele punten af van
de beleidsvoornemens uit (de met het Carbontax-model doorgerekende) Autobrief II.
In relatie tot de aantallen EV’s in 2018 is relevant dat de milieukorting op de bijtelling
voor plug-in hybride auto’s (PHEV’s) per 2017 is beëindigd. Dit is in plaats van een
geleidelijke afbouw zoals beoogd in Autobrief II. Hierdoor heeft – onder meer door
het groeiende aanbod van EV’s – een extra verschuiving van PHEV- naar EV-nieuwverkopen
plaatsgevonden in 2018. Hier kon in de modelberekening in 2015 nog geen rekening mee
worden gehouden. Dit verklaart een deel van de onderschatting van het aantal EV’s
in 2018.
De raming voor het aantal verwachte stekkerauto’s voor 2050 waarvoor u naar de NEV
2017 verwijst is mij onbekend.
Vraag 7
Klopt het dat ook de huidige CO2 prijs heel anders is dan het PBL in de NEV 2017 voorspelde?3 Zo ja, hoe komt dat? Wordt er afdoende rekening gehouden met prijsontwikkelingen?
Zo ja, op welke manier en hoe is dit te toetsen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De CO2-prijs bevindt zich inderdaad boven de in de NEV 2017 geprojecteerde CO2-prijs. PBL maakt een prognose van de CO2-prijs op basis van de prijs van termijncontracten voor emissierechten en maakt hier
een inschatting voor verder gelegen jaren van. Doordat PBL zich deels baseert op de
prijs van deze termijncontracten wordt rekening gehouden met verwachte prijsontwikkelingen.
De inschatting van PBL bij de CO2-prijs uit de NEV 2017 wijkt met name af vanwege aanvullende maatregelen om het overschot
aan emissierechten op de markt aan te pakken waartoe in 2018 op EU-niveau is besloten.
In de NEV 2017 konden deze maatregelen nog niet worden meegewogen. Andere redenen
voor de afwijking zijn de onzekerheid over de economische groei, brandstofprijzen
op de energiemarkten en technologische ontwikkelingen.
Vraag 8
Kunt u een lijst geven met ramingen en voorspellingen van PBL in de afgelopen jaren
waar die raming en voorspelling er ver naast zat?
Antwoord 8
De NEV’s uit de jaren 2014 t/m 2017 geven geen ramingen en voorspellingen voor de
tussenliggende jaren tot 2020. De raming van de CO2-prijs voor het jaar 2020 varieert van 7 euro in de NEV 2017 tot 9–12 euro in de NEV
2014. Of die ramingen uitkomen weten we in 2020. De huidige prijs is substantieel
hoger dan de in de NEV’s verwachte waarde voor 2020, maar zoals ik in mijn antwoord
op vraag 7 aangaf komt dat vooral doordat het in de Europese Unie vastgestelde beleid
in 2018 is aangescherpt.
Vraag 9
Deelt u het belang van openbare en toetsbare modellen, zodat peer-review en/of wetenschappelijke
validatie kan plaatsvinden op de kwaliteit van modellen? Zo ja, hoe wordt er voor
gezorgd dat modellen openbaar zijn en er peer-reviews en/of wetenschappelijke validatie
plaats vindt?
Antwoord 9
Ik deel het belang van openbare en toetsbare modellen. PBL werkt via het eigen werkprogramma
voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit en transparantie van de modellen.
Het werkprogramma 2019 van PBL gaat bijvoorbeeld zowel in op de kwaliteit van modellen
in enge zin (het verbeteren van de documentatie over modellen en publiceren over de
modellen in wetenschappelijke artikelen,) als op de wisselwerking met de buitenwereld.
Een goed voorbeeld daarvan is het MIDDEN-model waar samen met universiteiten en TNO
gewerkt wordt aan een model dat een beter inzicht geeft in de reductieopties binnen
de industrie.
Vraag 10
Welke onzekerheidsmarge hanteert het PBL rond ramingen? Is het mogelijk dat het PBL
te stellige ramingen meegeeft? Maakt het PBL bij haar ramingen gebruik van «fan charts»
en wordt expliciet het betrouwbaarheidsinterval meegegeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het PBL geeft in zijn ramingen voor de uitstoot van broeikasgassen en relevante energie-indicatoren
(bv. aandeel hernieuwbare energie) een verwachte middenwaarde voor een toekomstig
zichtjaar met daarbij een onzekerheidsbandbreedte. De verwachte middenwaarde moet
gezien worden als een meest plausibele waarde. De middenwaarde is daarbij gebaseerd
op meerdere (plausibele) veronderstellingen. Er moeten bijvoorbeeld veronderstellingen
worden gemaakt over de economische groei, de toekomstige energieprijzen, het areaal
aan glastuinbouw en de ontwikkeling in de elektriciteitsvraag buiten Nederland. Deze
veronderstellingen hebben vervolgens hun eigen onzekerheden die met de bandbreedte
tot uitdrukking worden gebracht.
Fan charts komen in de energieverkenning voor in de figuren van de gebruikte energie-
en CO2-prijzen. In zijn energieverkenningen licht het PBL de belangrijkste onzekerheden
toe waarmee diverse ramingen zijn omgeven. De gebruikte methodiek voor het bepalen
van de onzekerheidsbandbreedtes is in 2017 ook in een achtergrondrapport nader toegelicht
(ECN, 2017).
Vraag 11
Welke bronnen gebruikt het PBL voor haar ramingen en beleidsinformatie op korte, middellange
en lange termijn? Zijn deze bronnen gevalideerd? Hoe verhoudt dit zich tot de manier
waarop ramingen worden gemaakt in voor ons omliggende landen?
Antwoord 11
Het PBL maakt voor zijn ramingen gebruik van openbaar beschikbare gegevens uit diverse
bronnen. Het PBL is transparant over waar deze informatie vandaan komt en vermeldt
dit in literatuurlijsten bij de publicaties. Zo wordt in iedere Nationale Energieverkenning
en de cahiers van de WLO een referentielijst opgenomen met gebruikte bronnen. Dit
gaat om informatie uit onder andere peer reviewed wetenschappelijke tijdschriften
en gerenommeerde instituten zoals (maar niet uitputtend) het IEA, ENTSO-E, Eurostat,
NEa, CBS en EIB. Medewerkers van PBL maken daarbij tevens gebruik van informatie en
inzichten die ze putten uit hun contacten met universiteiten, andere nationale en
internationale kennisinstituten, en belangrijke partijen uit het veld. Medewerkers
van PBL publiceren zelf ook, veelal samen met auteurs uit andere landen, over ramingen
op internationaal niveau in toonaangevende peer reviewed tijdschriften, waaronder
(in 2018) Nature, Nature Climate Change, Nature Energy, Nature Sustainability en Nature
Communications.
Andere EU-landen organiseren hun ramingen op verschillende manieren. In Duitsland
worden klimaat- en energieprojecties gemaakt door het Öko Institut (een non-profit
organisatie) en het Fraunhofer Instituut. In de laatstgenoemde organisatie werken
vele onderzoeksorganisaties samen aan onderzoeken in opdracht van zowel de industrie
als overheden. In Denemarken worden de projecties gemaakt door het Deense energieagentschap
die hun eigen (geïntegreerde) modellen hebben. Jaarlijks wordt er een Energy Outlook
gemaakt, waarin de meeste aannames, bronnen en gebruikte modellen worden beschreven.
In het VK worden de projecties gemaakt door het Britse ministerie (Department for
Business, Energy & Industrial Strategy). Zij hebben hun eigen modellen en publiceren
resultaten en aannames.
Vraag 12
Zijn er ramingen met een hoge onzekerheidsmarge die hun doorwerking hebben in de doorrekening
van de tafelvoorstellen voor een Klimaatakkoord? Zo ja, welke? Welke verbruiksraming
hanteert het PBL als onderliggende assumptie bij het doorrekenen van de klimaattafelvoorstellen?
Welke uitgangspunten hanteert het PBL voor de doorrekening van de tafelvoorstelling,
bijvoorbeeld over het gebruik van energie?
Antwoord 12
Alle energie-gerelateerde ramingen zijn met name gevoelig voor ontwikkelingen op de
energie- en CO2-markt. Bij de doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord hanteert het PBL de NEV
2017 als uitgangspunt. Daarnaast heeft het PBL-varianten gepresenteerd met actuele
energie- en CO2-cijfers.
Vraag 13
Heeft het PBL zelf aangegeven verbeteringen aan te brengen aan de statistische validiteit
en betrouwbaarheid van haar ramingen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Ja, zie het antwoord bij vraag 9.
Vraag 14
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.