Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Smeulders en Van Eijs over de Nationale Landschap Enquête van Natuurmonumenten
Vragen van de leden Smeulders (GroenLinks) en Van Eijs (D66) aan de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over de Nationale Landschap Enquête van Natuurmonumenten (ingezonden 13 maart 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 9 april 2019).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de uitkomsten van de Nationale Landschap Enquête van Natuurmonumenten?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Deelt u de zorgen van 81% van de Nederlanders die in de enquête aangeven zich zorgen
te maken om de toekomst van ons landschap en de vrees dat het landschap onvoldoende
beschermd wordt bij het maken van ruimtelijke keuzes?
Antwoord 2
De zorg voor het landschap vind ik belangrijk. In de samenleving is veel waardering
voor het Nederlandse landschap. Burgers voelen zich betrokken en verbonden met het
landschap: het geeft mensen identiteit.
Maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen hebben hun weerslag op het landschap.
Een aantal actuele en urgente ruimtelijke ontwikkelingen kan, indien onzorgvuldig
gepland en uitgevoerd, een bedreiging vormen voor de kwaliteit van het landschap.
Dat is niet nieuw: stad en land zijn altijd het toneel geweest van vernieuwing, adaptatie
en transformatie. Het Nederlandse landschap is immers een door de mens gemaakt landschap.
Ik heb daarom in het Kabinetsperspectief van de NOVI (Kamerstuk 34 682, nr. 6) aangegeven dat het van nationaal belang is om bij ruimtelijke ontwikkelingen in
het buitengebied unieke cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten
te behouden of te versterken.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke maatregelen u neemt om bestaande landschappelijke kwaliteit
te behouden en te beschermen in het licht van alle andere ontwikkelingen die ruimte
vragen, zoals woningbouw, de energietransitie, luchtvaart, landbouw, etc.?
Antwoord 3
Het is van belang dat landschappelijke kwaliteiten een volwaardige rol hebben bij
keuzes over ontwikkelingen die ruimte vragen.
De zorg voor het landschap is belegd bij de provincies. Provincies dienen met omgevingsvisies,
verordeningen en andere beleidsinstrumenten ervoor te zorgen dat sectorale ruimteclaims
goed terechtkomen in het landschap, rekening houdend met beleid, doelen en kaders
die door het Rijk (als systeemverantwoordelijke) en de EU zijn geformuleerd. We hanteren
nu bijvoorbeeld de ladder voor duurzame verstedelijking om te sturen op zorgvuldig
ruimtegebruik.
Graag wil het kabinet de discussie voeden over hoe we zorg kunnen dragen voor ons
landschap. Waar nodig pakt het Rijk een expliciete rol. Een goed voorbeeld is onze
gezamenlijke werkwijze bij het Kustpact, waar we eerst het gesprek met alle relevante
partijen zijn aangegaan over de kernwaarden en collectieve kwaliteiten van de kust.
Met als resultaat een convenant waarin alle partijen de kernwaarden en collectieve
kwaliteiten hebben onderschreven. Dit heeft geleid tot het vaststellen van regels
op provinciaal niveau, waarmee de bescherming van de kwaliteit en de ontwikkeling
van de kust geborgd is.
Vraag 4 en 5
Kunt u aangeven hoe de vier prioriteiten uit de Nationale Omgevingsvisie, te weten
1) duurzaam economisch groeipotentieel voor Nederland, 2) ruimte voor klimaatverandering
en de energietransitie, 3) sterke, leefbare en klimaatbestendige steden en regio’s
en 4) toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied (waarvan de eerste
drie prioriteiten ruimteclaims leggen op het landelijk gebied) zich in de praktijk
gaan verhouden tot de uitdrukkelijke wens van veel Nederlanders om ons landschap te
beschermen?
Heeft u er zicht op waar andere belangen botsen met het belang om landschappelijke
kwaliteit te waarborgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u om met deze botsende
belangen in de context van de Nationale Omgevingsvisie?
Antwoord 4 en 5
In het landschap spelen verschillende maatschappelijke opgaven. Zoals het ontwikkelen
van duurzame landbouw, verstedelijking, behoud van biodiversiteit en de energietransitie.
Ik zie het als onze opgave om unieke cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke
kwaliteiten van onze Nederlandse landschappen te behouden en/of te versterken. Tegelijkertijd
willen we ontwikkelingen in Nederland mogelijk maken. Dit levert soms spanningen op
en maakt keuzes noodzakelijk.
De NOVI geeft richting mee aan de regionale/lokale keuzes. Om enerzijds landschappelijke
kwaliteiten te beschermen, maar anderzijds ook ontwikkeling mogelijk te maken, zal
de NOVI drie centrale afwegingsprincipes bevatten. Dit zijn: 1. Combineren boven enkelvoudig;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; 3. Afwentelen voorkomen.
Het onderling goed vorm geven en wegen van maatschappelijke opgaven en de inpassing
daarvan in het landschap is uiteindelijk een gebiedsspecifieke uitdaging.
Ik heb er vertrouwen in dat betrokken gemeenten, provincies, waterschappen en andere
partijen tot zorgvuldige oplossingen zullen komen.
Na het verschijnen van de ontwerp-NOVI in juni zal het kabinet de Kamer nader informeren
over dit onderwerp.
Vraag 6
Deelt u de zorgen die uit de enquête naar voren komen over het verdwijnen van bloemen,
insecten, vogels, het verdwijnen van bomen in het landelijk gebied, heggen en houtwallen?
Antwoord 6
Ja. De achteruitgang van de biodiversiteit, zowel van dieren als planten, in het landelijk
gebied is zorgelijk. Insecten zijn bijvoorbeeld essentieel voor onze bredere biodiversiteit
en gezondheid van bodem, water en lucht, maar ook los van deze functionele aspecten
moeten we onze natuur koesteren en behouden. Niet voor niets is één van de speerpunten
van de afgelopen najaar gepresenteerde LNV-visie dan ook het verbinden van landbouw
en natuur, om op de lange termijn de neergaande trend van biodiversiteit om te buigen
in een opkomende. Hiervoor werken niet alleen de Ministeries (van BZK en LNV) onderling
samen, maar stemmen we ook nauw af met bijvoorbeeld de initiatiefnemers van het Deltaplan
Biodiversiteitsherstel, waarin vertegenwoordigers van zowel landbouw als natuurorganisaties
en de wetenschap de handen ineen hebben geslagen ten behoeve van biodiversiteitsherstel.
Vraag 7
Hoe wilt u verder biodiversiteitsverlies en verlies van (historische) landschapselementen voorkomen? Deelt u de mening dat goede kwaliteit van landschappen
noodzakelijk is voor het behoud van natuur en biodiversiteit? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, hoe geeft u dit vorm in het kabinetsbeleid?
Antwoord 7
De inrichting van het landschap is belangrijk voor behoud van natuur en biodiversiteit.
Landschapselementen als houtwallen vervullen bijvoorbeeld een belangrijke rol in het
behoud van onze biodiversiteit, als schuilplaats voor insecten, maar dragen ook bij
aan de klimaatopgave en vervullen culturele landschapswaarden. Deze synergie zal het
Ministerie van LNV benutten bij de inzet voor het behoud en bevorderen van landschapselementen,
onder meer in het toekomstig GLB. Vooruitlopend op het toekomstig GLB treedt het Ministerie
van LNV in overleg met de provincies om te bezien wat op korte termijn zou kunnen
worden gedaan om landschapselementen beter te beschermen.
Soms vergt biodiversiteit juist een open landschap, omdat weidevogels afhankelijk
van landschap, met zo min mogelijk hoge landschapselementen. Afwegingen moeten daarom
steeds op gebiedsniveau worden gemaakt, met prioriteiten en bescherming van lokaal
kansrijke soorten. Deze gebiedsgerichte aanpak komt samen in de LNV-visie die zich
richt op het sluiten van kringlopen op een ecologisch volhoudbare manier. Daarnaast
hebben we in het Natuurpact (2013) met provincies afspraken gemaakt over onder andere
de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland. Om dit netwerk te voltooien moet in
2027 minimaal 80.000 ha nieuwe natuur zijn gerealiseerd.
Vraag 8
Deelt u de zorgen die uit de enquête naar voren komen over de komst van meer bedrijven
en bedrijfsterreinen, de bouw van (grote) stallen, uitbreiding van wegen en spoorlijnen,
de bouw van windmolens en de aanleg van velden met zonnepanelen rondom natuurgebieden?.
Hoe bent u voornemens natuur en landschap te beschermen bij de ruimtelijke inpassing
van dergelijke ontwikkelingen, en welke kaders geeft u daarvoor mee aan decentrale
overheden?
Antwoord 8
Zie antwoorden vragen 2, 3 en 4/5.
Vraag 9
Ziet u de uitkomsten van de Nationale Landschap Enquête als extra ondersteuning voor
het opnemen van het Nederlands Landschap als «nationaal belang» in de NOVI? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
Ja. In het Kabinetsperspectief van de NOVI is behoud en versterking van (inter-)nationale
unieke, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke kwaliteit al indicatief
genoemd als nationaal belang. Dit belang uit zich in bescherming van waardevolle,
open en kwetsbare landschappen voor ruimtelijke ontwikkelingen die een inbreuk doen
op de kernkwaliteiten van het landschap met haar unieke gebieden, structuren en objecten.
Dit sluit aan bij de uitkomsten van de Nationale Landschap Enquête.
Vraag 10
Hoe beoordeelt u het feit dat 92% van de deelnemers aan de enquête vindt dat de overheid
haar verantwoordelijkheid moet nemen als regisseur van het Nederlands landschap en
dat de overheid landschapsbelangen integraal moet meewegen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen?
Antwoord 10
Het integraal meewegen van landschapsbelangen in ruimtelijke ontwikkelingen is een
opgave waar rijk en medeoverheden gezamenlijk voor staan. De uitkomst van de enquête
onderstreept dat de deelnemers veel waarde hechten aan behoud en bescherming van het
Nederlandse landschap.
Op grond van het Europees Landschapsverdrag heeft het Rijk een systeemverantwoordelijkheid
voor landschap (nationaal belang). De rol van het Rijk in dit belang is de om (wettelijke)
randvoorwaarden te creëren om cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke
kwaliteiten voor de lange termijn in stand te houden. Op basis van weging van nationale
belangen zoals omschreven in het Kabinetsperspectief NOVI wordt met behulp van NOVI-afwegingsprincipes
het maatschappelijk debat gevoerd en worden keuzes gemaakt. De nadere invulling per
gebied van de op nationaal niveau gemaakte keuzes is overgelaten aan provincies en
gemeentes.
Vraag 11
Bent u bereid om de Kamer een brief te sturen over de wijze waarop u de onlangs aangenomen
motie-Smeulders/ Van Eijs (Kamerstuk 34 986, nr. 24) gaat uitvoeren, waarin de regering wordt verzocht om in samenspraak met decentrale
overheden een methode te ontwikkelen waarbij zachte waarden, zoals milieu, gezondheid
en klimaat, worden gekwantificeerd?
Antwoord 11
Ja, ik zal de Kamer hierover schriftelijk informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.