Verslag van een bijeenkomst : Verslag van een Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
J/ Nr. 9 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE
Vastgesteld 5 april 2019
Op 18 en 19 februari vond in Brussel de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit,
economische coördinatie en bestuur (SECG) in de Europese Unie plaats. Deze vond plaats
onder artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de
Economische en Monetaire Unie (VSCB) (het zogenoemde «Begrotingspact»). Namens de
Tweede Kamer werd hier aan deelgenomen door het lid Evert Jan Slootweg (CDA), namens
de Eerste Kamer nam het lid Van Rij (CDA) deel. Ambtelijk werd de delegatie begeleid
door de heer Bokhorst (EU-adviseur Financiën van de Tweede Kamer) en mevrouw Kilic
(Stafmedewerker Commissie voor Financiën Eerste Kamer).
Plenaire openingssessie: Hoe heeft het Europees Semester voor coördinatie van het
economisch beleid tot op heden gewerkt?
De heer Valdis Dombrovskis, vicepresident van de Europese Commissie verantwoordelijk
voor de euro en de sociale dialoog, stelt in zijn openingsbetoog dat het Europees
Semester successen heeft geboekt. Er zijn volgens Dombrovskis drie succesfactoren
voor het Europees Semester: de kwaliteit van de onderliggende analyse van de aanbevelingen,
de communicatie naar de lidstaten toe en het eigenaarschap van de lidstaten zelf.
Op deze factoren heeft de Europese Commissie geleverd in de ogen van Dombrovskis.
Het uiteindelijke resultaat van het Europees Semester is wisselend. Een meerjarenanalyse
van de implementatie van aanbevelingen laat zien dat er bij bijna 70% van de aanbevelingen
een bepaalde mate van vooruitgang is geboekt. Ook zijn er in 2019 minder landen die
onder de macro-economische onevenwichtighedenprocedure vallen en heeft vrijwel elk
land het buitensporig tekort weggewerkt. Tegelijkertijd stelt Dombrovskis dat het
momentum voor hervormingen aan het wegebben is. Dit is te wijten aan verminderde druk
van de markten op landen. Hij roept lidstaten echter op om niet alleen te reageren
op marktdruk, maar te blijven hervormen. Voor de toekomst benadrukt Dombrovskis dat
de discussie zich niet zo zeer zou moeten richten op institutionele hervorming van
het Europees Semester zelf, maar op de vraag of lidstaten en nationale parlementen
actief gebruik maken van het Europees Semester.
Mevrouw Marianne Thyssen, eurocommissaris voor werkgelegenheid, sociale zaken, vaardigheden
en arbeidsmobiliteit beoordeelt in haar openingsbetoog het Europees Semester als een
essentieel instrument voor coördinatie en als een succes. Het succes kan afgelezen
worden aan de hoge werkgelegenheidsgraad en de robuuste economische groei in de meeste
landen van de EU. De huidige Europese Commissie heeft volgens Thyssen sterk ingezet
op sociale hervormingen en heeft de discussie ingang gezet over de Europese Pijler
voor Sociale Rechten (EPSR). Deze EPSR is een belangrijke basis voor aanbevelingen
onder het Europees Semester. Tevens stelt zij dat onder het Europees Semester van
2019 de aandacht vooral zal uitgaan naar investeringen, waarbij ook de link wordt
gezocht tussen nationale investeringsbehoeften en de cohesiefondsen.
De heer Tom Vandenkendelaere, lid van het Europees parlement (EP) en rapporteur voor
het Europees Semester (EVP), benadrukt in zijn betoog dat de uitdaging voor de toekomst
wat hem betreft ligt in de vergrijzende samenlevingen. Vergrijzing mag prominenter
naar voren komen in de jaarlijkse groeianalyse, het document dat de beleidsprioriteiten
van elke Europees Semester ronde vaststelt. Om zich adequaat op de vergrijzing voor
te bereiden moeten lidstaten begrotingsbuffers opbouwen, toekomst gericht investeren
en structurele hervormingen doorvoeren.
Mevrouw Agnieszka Kozlowska-Rajewicz, lid van het comité voor werkgelegenheid en sociale
zaken in het Europees parlement (EVP), benadrukte in haar betoog dat de uitdaging
voor de EU niet alleen ligt bij vergrijzing, maar ook bij het nog altijd hoge percentage
jongeren dat niet werkend is of een opleiding volgt. Ook wijst zij op de genderkloof
die in veel Europese samenlevingen erg diep is en ook nadelig uitpakt voor de economie.
Om dit aan te pakken moet het Europees Semester zich onder andere richten op faciliteiten
voor de kinderopvang, onderwijs en met name het gebrek aan digitale vaardigheden voor
vrouwen.
Maria del Mar Angulo, lid van het Spaanse parlement beschreef het Europees Semester
als een succes voor Spanje. Spanje heeft vooruitgang geboekt ten aanzien van de staatsfinanciën,
onevenwichtigheden in de Spaanse economie, structurele hervormingen en investeringen.
Het Europese Semester heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd in Spanje.
Ook wijst zij op het hoge aantal projecten dat momenteel onder het ondersteuningsprogramma
voor structurele hervormingen valt en waarbij de Europese Commissie lidstaten technische
ondersteuning kan bieden bij het doorvoeren van structurele hervormingen. Spanje heeft
hier dankbaar gebruik van gemaakt.
John Lahart, lid van het Ierse parlement, benadrukte dat in Ierland het Europees Semester
een bijdrage heeft geleverd aan de transparantie van de besluitvorming over de begroting.
Het Ierse parlement heeft nu meer grip dan vroeger op het begrotingsproces. Het Ierse
parlement bespreekt de begroting vóór het naar Brussel gaat en heeft het begrotingsproces
op het Europees Semester afgesteld. Ook het landenrapport en de aanbevelingen worden
in het Ierse parlement uitvoerig besproken.
Sessie 1: georganiseerd door het comité voor economische en monetaire zaken. Belastingen,
anti-witwas maatregelen en de uitdagingen voor de toekomst voor de bankenunie
Tijdens de eerste discussie van de deelsessie, georganiseerd door het comité voor
economische en monetaire zaken stonden belastingen en anti-witwas maatregelen centraal.
Ook werd gesproken over de recente Commissiemededeling inzake de gekwalificeerde meerderheid
op fiscaal gebied.
Volgens de heer Petr Ježek, lid van het Europees parlement (ALDE), heeft het huidige
anti-witwaskader van de EU een aantal systematische tekortkomingen. Het EP heeft altijd
aangedrongen op strengere maatregelen in het kader van anti-witwassen, terwijl een
aantal lidstaten zich terughoudend opstellen, zo stelde de heer Ježek. Derhalve wordt
er slechts stap voor stap vooruitgang geboekt bij de totstandkoming van de wetgeving.
De heer Ježek benadrukte tenslotte in zijn inleiding dat vooruitgang boeken op het
gebied van digitale belastingen cruciaal is.
Volgens de heer Valère Moutarlier, directeur-generaal van DG TAXUD van de Europese
Commissie, zijn de maatregelen van fraudebestrijding gebaseerd op drie pijlers; 1) fiscale
transparantie; 2) versterking van de internationale fiscale samenwerking; 3) modernisering
van de Europese belastingwetgeving. De heer Moutarlier stelde dat het moeilijk is
om vooruitgang te boeken op deze gebieden. Dit toont de beperkingen die gecreëerd
worden door de unanimiteitsvereiste. Om dit probleem aan te kaarten is de discussie
inzake gekwalificeerde meerderheid op bepaalde fiscale gebieden van de EU op gang
gebracht. Het gaat hier simpelweg over het versnellen van besluitvormingsprocessen
in bepaalde dossiers die nodig zijn om de interne markt te versterken en om belastingfraude
en belastingontduiking aan te pakken. Het recht op controle door het nationale parlement
blijft en is gegarandeerd binnen de verdragen, aldus de heer Moutarlier.
Ook de heer Dariusz Rosati, lid van het Europees parlement (EVP), sprak over significante
tekortkomingen in het anti-witwaskader van de EU. Schandalen hebben aangetoond dat
ondanks de inspanningen van de EU het systeem grote hoeveelheden belastingontduiking,
belastingontwijking en belastingfraude mogelijk maakt. Winstbelasting in de digitale
economie blijft een dossier met specifieke uitdagingen. De heer Rosati sprak zijn
steun uit voor het voorstel van de Europese Commissie om ondernemingen die online
zakendoen te belasten in de staten waar sprake is van digitale aanwezigheid. Tenslotte
benadrukte de heer Rosati dat leden van nationale parlementen de vertegenwoordigers
van nationale parlementen zouden moeten aanmoedigen om dit voorstel van de Commissie
te steunen.
Volgens de heer Jeppe Kofod, lid van het Europees parlement (S&D), werken de EU-lidstaten
niet systematisch genoeg. Hoewel de EU een interne markt heeft, bestaan er wel 28
verschillende systemen voor toezicht op banken en kapitaal. Dit zorgt voor een ingewikkeld
en slecht functionerend systeem. Volgens de heer Kofod is dit een schending van de
verdragen die de lidstaten verplichten loyaal en oprecht samen te werken. De Raad
blijft de broodnodige hervormingen om internationale belastingontwijking, belastingontduiking
en financiële misdaden te bestrijden tegenhouden. De combinatie van de vereiste geheimhouding
en de vereiste unanimiteit is gevaarlijk, volgens de heer Kofod.
De heer Hans Michelbach, lid van het Duitse parlement (EVP), stelde dat nauwe samenwerking
tussen de relevante autoriteiten op het gebied van anti-witwassen belangrijk is. Het
feit dat sommige lidstaten in het verleden de nationale wetgeving in bepaalde situaties
hebben genegeerd, heeft speciale voorwaarden voor transnationale ondernemingen gecreëerd.
Dit is verwerpelijk, zo stelde de heer Michelbach.
Op het gebied van belastingen in de digitale economie, is een internationale oplossing
gewenst en haalbaar. De heer Michelbach sprak zijn voorkeur uit om dit in OESO-verband
te doen. De heer Michelbach sprak tenslotte over de Commissiemededeling inzake de
gekwalificeerde meerderheid op fiscaal gebied. Hij benadrukte hierbij dat elke poging
die belastingsoevereiniteit zou creëren voor Brussel, door Duitsland tegengehouden
zal worden. Belastingheffing is een kwestie van nationale soevereiniteit. Deze poging
van de Commissie is een teken van centralistisch denken, aldus de heer Michelbach.
In het daaropvolgend debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. Zo
stelde mevrouw Marianne Mikko, lid van het Estse parlement (S&D), dat de EU zich meer
moet focussen op nieuwe risico’s, zoals cryptovaluta. De heer Gerasimos Balaouras,
lid van het Griekse parlement (GUE/NGL), stelde dat lidstaten te weinig doen wanneer
misstanden onthuld worden en in plaats daarvan de banken en grote bedrijven beschermen.
Hij pleitte voor een betere samenwerking op Europees niveau. Volgens de heer Balaouras
zorgt de oneerlijke verdeling ervoor dat burgers zich verzetten tegen de EU. Mevrouw
Pervenche Berès, lid van het Europees parlement (S&D) benadrukte dat de nationale
wetgeving excessen toestaat, maar dat de impact van deze wetgeving veel verder gaat
dan de grenzen van dat specifieke land. De heer Van Rij, lid van het Nederlandse Senaat
(CDA-EVP) sprak over (het ontbreken van) de capaciteiten van belastingautoriteiten.
Hoewel de EU de afgelopen jaren veel heeft gedaan in het kader van het bestrijden
van belastingontwijking, belastingontduiking en belastingfraude, zijn er ook lidstaten
waarvan de belastingautoriteiten niet in staat zijn om de ingewikkelde regelgeving
op dit gebied uit te voeren, aldus de heer Van Rij. Om de wetgeving te laten werken,
moeten de belastingautoriteiten in de verschillende EU-landen over de capaciteiten
beschikken om deze regels toe te passen, te controleren en intensief samen te kunnen
werken op een grensoverschrijdende basis. Of dat realistisch is, is nog maar de vraag,
zo stelde de heer Van Rij.
Tijdens de tweede sessie van deze interparlementaire bijeenkomst georganiseerd door
het comité voor economische en monetaire zaken stond de bankenunie centraal.
De heer Andrea Enria, voorzitter van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme van
de Europese Centrale Bank, stelde in zijn inleiding dat de doeltreffendheid van de
bankenunie afhangt van de nauwe interactie tussen nationale en Europese autoriteiten
en tussen nationale en Europese wetgevers. Het aantal niet-presterende leningen is
nog steeds hoog voor een aantal banken. Banken staan ook voor uitdagingen met betrekking
tot hun IT-systemen en cyberbeveiliging.
De bankenunie is succesvol geweest in het bevorderen van een veerkrachtige banksector,
maar slaagt er nog steeds niet in om een geïntegreerde binnenlandse markt voor het
bankwezen te realiseren. Derhalve werkt de banksector nog steeds als een schokversterker,
zo stelde de heer Enria.
De heer Olivier Guersent, directeur-generaal van DG FISMA van de Europese Commissie,
benadrukte dat het belangrijk is om de weg vrij te maken voor het voltooien van de
bankenunie. Hoewel het niveau van de niet-presterende leningen de afgelopen twee jaar
behoorlijk is gedaald, zijn er nog steeds aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten.
Tegen deze achtergrond verwelkomde de heer Guersent de resultaten van de Eurotop van
14 december, waar veel vooruitgang is geboekt met betrekking tot de belangrijkste
elementen van de bankenunie. De Europese Commissie zal blijven bijdragen aan de werkzaamheden
van de nieuw opgerichte werkgroep die zich bezighoudt met de vervolgstappen inzake
EDIS, aldus de heer Guersent.
In het debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. De heer Alberto
Bagnai, voorzitter van de Italiaanse Senaatscomité voor Financiën (ENF), stelde dat
lage rentetarieven en een lage wisselkoers voor de euro nodig zijn wanneer de volgende
crisis aankomt en daarna om de breuk tussen het noorden en het zuiden in de EU te
verzachten. Volgends de heer Hans Michelbach, lid van het Duitse parlement (EVP) is
de bankenunie noodzakelijk, maar moet de basis hiervoor zeer solide zijn. De vraag
naar EDIS is iets wat we serieus moeten nemen, aldus de heer Michelbach. Mevrouw Pervenche
Berès, lid van het Europees parlement (S&D) benadrukte dat ook nagedacht moet worden
over de politieke dimensies van financiële keuzes. De heer Marco Valli, lid van het
Europees parlement (EVDD) stelde tenslotte dat de EU veel landen financieel heeft
ondersteund en dat Italië niet tot deze landen behoort.
Sessie 2: georganiseerd door het comité voor begrotingszaken. Het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) 2021–2027 en het eigen middelen besluit
De heer Jean Arthuis, voorzitter van het comité voor begrotingszaken (ALDE), verdedigde
de positie van het Europees parlement dat het MFK moet groeien van rond de 1% naar
1,3% van het BNP van de EU landen. Dit percentage is een reflectie van de prioriteiten
die gesteld worden, zoals: een uitbreiding van het Horizon Europa programma (de opvolger
van Horizon2020), een uitbreiding van het Erasmus fonds en tegelijkertijd het behoud
van het cohesiefonds, de sociale fondsen en de landbouwsteun. Daarnaast zijn er nieuwe
uitdagingen voor Europa die ondersteund dienen te worden vanuit het MFK, met name
ten aanzien van migratie en veiligheid. Arthus stelde verder dat een verhoging van
het MFK gepaard kan gaan met een verlaging van nationale uitgaven aangezien sommige
publieke goederen efficiënter op Europees niveau kunnen worden georganiseerd. Tevens
stelde Arthus dat het huidige MFK op een te rigide wijze is georganiseerd en hierdoor
niet op noodgevallen kan reageren. Een flexibeler ingericht MFK met eigen middelen
zou dit wel kunnen.
De heer Janusz Lewandowski, lid van het Europees parlement en rapporteur voor het
eigen middelen besluit (EVP), bekritiseerde in zijn bijdrage het besluit van de Europese
Commissie om bij de plannen voor het nieuwe MFK ook de nationale enveloppen (gealloceerde
middelen per land) te publiceren. Deze leiden tot een rigide begroting aangezien het
grootste gedeelte van de begroting dan via preallocatie vaststaat. Volgens Lewandowski
biedt de brexit tevens een kans om de inkomstenkant van het MFK te moderniseren, bijvoorbeeld
door het systeem van nationale kortingen af te schaffen en een gedeelte van de inkomsten
via eigen middelen te organiseren. Het voorstel voor eigen middelen leidt volgens
Lewandowski niet tot een inperking van de soevereiniteit van lidstaten, aangezien
de landen nog steeds over de totale grootte van het MFK gaan. Toch verwachtte Lewandowski
weinig van de Raad ten aanzien van het eigen middelen besluit.
De heer Gerard Deprez, lid van het Europees parlement en mede-rapporteur voor het eigen middelen besluit (ALDE), vulde hier op aan dat het eigen middelen
besluit niet over Europese belastingen gaat, maar slechts over het stabiliseren van
de inkomensstroom voor het MFK. Wel is het een manier om langzaamaan af te stappen
van het debat waarbij elk land evenveel uit het MFK wil halen als dat men er in stopt,
aangezien de inkomensstroom diffuser wordt.
In het debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. Een Oostenrijkse
parlementariër waarschuwde voor een uitkomst waarbij de lidstaten alleen tot een compromis
kunnen komen als alles hetzelfde blijft. Een Portugese parlementariër gaf aan dat
de Portugese regering bereid is om meer bij te dragen aan het MFK omdat de nieuwe
doelstellingen worden ondersteund. Een Duitse parlementariër benadrukte dat bij nieuwe
prioriteiten ook de keuze past om elders minder uit te geven. Wat deze parlementariër
betreft lag er onvoldoende Europese meerwaarde bij het gezamenlijk landbouwbeleid.
Een Italiaanse parlementariër gaf aan dat wat hem betreft de ECB extra geld zou moeten
bijdrukken om het MFK te vullen aangezien er tevens een te lage inflatie in de eurozone
is. Een Poolse parlementariër wees op het belang van convergentie in de EU en de rol
die cohesiebeleid hierbij speelt. Verschillende parlementariërs benadrukten het belang
van klimaatbeleid voor het nieuwe MFK. Een lid van het Europees parlement reageerde
hierop door te stellen dat volgens het EP 25% van het nieuwe MFK moet worden uitgegeven
aan klimaatbeleid en dat dit zal moeten groeien naar 30% in latere jaren.
Plenaire sessie: Convergentie, stabilisatie en cohesie in de EMU: welke rol voor het
MFK?
De heer Günther Oettinger, eurocommissaris voor begrotingszaken en personeelsbeleid,
ging in zijn bijdrage in op de internationale rol van de euro. Een sterke internationale
rol maakt de eurozone meer soeverein in zijn ogen. Tevens beschreef hij de successen
van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM), met name ten aanzien van Cyprus en
Spanje die snel konden terugkeren op de kapitaalmarkten. Echter, aangezien landen
in de eurozone niet kunnen devalueren moet het raamwerk voor de eurozone worden uitgebreid
met een begrotingsinstrument voor de eurozone. Oettinger stelde aanvankelijk sceptisch
te zijn ten aanzien van het idee voor een nieuw begrotingsinstrument aangezien hij
drie groepen tegenover elkaar zag staan: de groep Macron, de Hanze groep en de niet-euro
landen die bang waren dat het nieuwe begrotingsinstrument het MFK leeg trekt. Maar
inmiddels is hij optimistischer geworden over de mogelijkheden en overtuigd van de
noodzaak voor het instrument. Als voorbeeld gebruikte Oettinger Ierland, als dit land
door de brexit geraakt wordt zou het tijdelijke steun moeten kunnen ontvangen. Wel
zet de Europese Commissie in op de twee reeds bestaande voorstellen die afgelopen
juni gepresenteerd zijn: het voorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma
en het voorstel voor een stabilisatiefunctie voor investeringen. Het is voor de Commissie
van belang dat nieuwe instrumenten voor de eurozone niet de eenheid van het MFK in
gevaar brengen. Tot slot stelde Oettinger dat het van cruciaal belang is om de onderhandelingen
over het MFK uiterlijk in de herfst van 2019 af te ronden. De Europese Commissie kan
pas over partnerschapsovereenkomsten onder het MFK onderhandelen als er volledige
goedkeuring is gegeven en dergelijke onderhandelingen kunnen lang duren. Als er pas
op het laatste moment een akkoord is over het MFK, beginnen de onderhandelingen over
deze partnerschapsovereenkomsten te laat en kunnen de Europese instellingen in het
eerste jaar van het nieuwe MFK weinig bijdragen aan de economische groei in de EU.
Mevrouw Eider Gardiazabal Rubial, de rapporteur in het Europees parlement voor het
hervormingsondersteuningsprogramma (S&D), wees in haar bijdrage op de onvolkomenheden
van de EMU en de noodzaak om asymmetrische schokken aan te pakken. Volgens Rubial
zijn de huidige voorstellen die besproken worden slechts een embryo van wat de eurozone
eigenlijk nodig heeft. Het bedrag voor het hervormingsondersteuningsprogramma dat
nu op tafel ligt – 25 miljard over een periode van zeven jaar – is volgens Rubial
te weinig, zeker aangezien het ook gebruikt dient te worden voor pre-toetredingssteun
voor de EMU. Tevens stelde ze dat de doelstelling voor het instrument moet worden
uitgebreid van positieve prikkels voor concurrentiekracht naar duurzaamheidsdoelstellingen.
In haar ogen is technische assistentie bij hervormingen tot nu toe succesvol geweest
en dient het huidige programma te worden uitgebreid. Tot slot stelde ze voorstander
te zijn van een systeem waarbij niet de bevolkingsomvang van een land leidend is bij
de vraag hoeveel bijdrage een land kan ontvangen, maar juist de inzet en snelheid
van de implementatie van hervormingen.
Mevrouw Pervenche Berès, de rapporteur in het Europees parlement voor de stabilisatiefunctie
voor investeringen (S&D), riep op om het voorstel van de Europese Commissie serieus
te nemen. Volgens haar is het een bescheiden voorstel, maar kan het wel een belangrijke
bijdrage leveren. Berès vindt het dan ook zonde dat de Raad het voorstel tot nu toe
afwijst. Het feit dat het instrument onder het MFK zou moeten vallen is volgens Berès
geen probleem en ligt in lijn met eerdere ontwikkelingen. Het MFK speelde ook een
rol bij de totstandkoming van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (de
voorloper van het Europees stabiliteitsmechanisme) welke ook het stabiliseren van
de eurozone tot doelstelling had. Mede-rapporteur José Manuel Fernandes vulde hierop
aan dat het begrotingsinstrument niet moet worden geschreven als een eurozonebegroting,
aangezien het een begrotingsinstrument is en geen vaststaande begroting. Immers, in
het voorstel van het Europees parlement krijgt de stabilisatiefunctie directe inkomsten
vanuit het muntgeld (seignorage) van de Europese Centrale Bank.
De heer Evert Jan Slootweg, namens het Nederlandse parlement (CDA-EVP), gaf aan –
overeenkomstig met de vooraf besproken inzet – dat wat een meerderheid in het Nederlands
parlement betreft het nieuwe MFK efficiënt moet zijn, goed moet worden verantwoord
en moet worden gemoderniseerd. Hij sprak hierbij steun uit voor het voorstel om structurele
hervormingen middels positieve prikkels te stimuleren via het MFK, maar stelde tevens
dat stabilisatie vooral dient plaats te vinden middels de nationale begroting. Om
dit te bereiken is respect voor de gezamenlijke begrotingsregels van belang.
De heer Duarte Pacheco, lid van het parlement van Portugal, stelde dat jonge Europeanen
niet meer per definitie geloven in de Europese droom en dat daarom Europese politici
ambitieuzer moeten worden. Deze ambitie moet ook zijn weerslag vinden in het MFK.
Het MFK moet zich richten op goed bestuur, goede regulering en transparantie, maar
zal zich daarnaast ook moeten richten op stabilisatie. De euro overleeft alleen als
er ook daadwerkelijke convergentie plaatsvindt, hiervoor is stabilisatie van belang.
Tot slot benadrukte Pacheco het belang van het vervolmaken van de bankenunie.
Plenaire sessie: De euro@20: de weg naar de toekomst
De heer Mario Centeno, voorzitter van de eurogroep, stelde dat de eurozone in een
woelige wereld verkeerd, maar ook interne uitdagingen heeft, zoals opkomend populisme.
Deze vindt zijn oorzaak in een gebrek aan inclusieve groei. De eurozone heeft volgens
Centeno gemiddelde groei, maar wie voorbij het gemiddelde kijkt ziet dat niet iedereen
van deze groei profiteert. De eurogroep heeft in zijn ogen momenteel drie hoofdtaken:
het amenderen van het Europees stabiliteitsmechanisme, het vervolmaken van de bankenunie
met een gezamenlijk depositogarantiestelsel en het uitwerken van de kenmerken van
het begrotingsinstrument voor de eurozone. Dit laatste instrument is wat Centeno betreft
niet slechts een cosmetische aanpassing van het MFK, maar een kernonderdeel van de
eurozone van de toekomst. Op de lange termijn gaat dit een belangrijk instrument worden.
Volgens Centeno moet het instrument zich richten op het stimuleren van hervormingen,
maar ook op het stimuleren van publieke investeringen. Als voorbeeld voor hervormingen
die onder dit instrument kunnen vallen noemde Centeno hervormingen op segregatie op
de arbeidsmarkt tegen te gaan.
De heer Luis de Guindos, vicepresident van de Europese Centrale Bank (ECB), benadrukte
in zijn bijdrage vooral het belang van goede betrokkenheid van nationale parlementen
bij het proces tot hervorming van de EMU. Hij wees hierbij ook op de verantwoordingsrol
die de ECB heeft ten opzichte van het Europees parlement, welke in zijn ogen zeer
belangrijk is. Naast sterke instituties en sterke regels is voor de Guindos sterke
verantwoording de derde pilaar voor een stevige EMU. De Guindos riep op tot bewustwording
van de eigen rol onder nationale parlementariërs in het Europese proces. Als voorbeeld
gaf hij het terugdringen van nationale uitzonderingen binnen de regels van de bankenunie,
welke relatie houdt met de algehele hervorming van de bankenunie. Interparlementaire
uitwisseling is volgens de Guindos vooral van belang om te leren van elkaar.
De heer Pierre Moscovici, de eurocommissaris voor economische en financiële zaken,
belastingen en douane, beschreef de euro als een succes. Hij wees op de grote steun
onder burgers voor de euro en het aantal niet-euro landen dat de euro als referentiemunt
gebruikt. Alhoewel er economische successen worden geboekt in de eurozone ziet Moscovici
een politieke crisis aan de horizon verschijnen. Er zijn gevoelens van onrecht en
ongelijkheid onder burgers die leiden tot steun voor populistische stromingen. Dit
vraagt om ambitieuze antwoorden van politici. Voor de eurozone betekent dit het vervolmaken
van de bankenunie, het aannemen van beide voorstellen van de Europese Commissie voor
de begrotingscapaciteit (het voorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma
én het voorstel voor een stabilisatiefunctie voor investeringen) en ten derde het
aanstellen van een Europese Minister van financiën om te komen tot gedegen democratische
verantwoording bij de besluitvorming in de eurozone.
De heer Roberto Gualtieri, voorzitter van het comité voor economische en monetaire
zaken in het Europees parlement (S&D), beschreef de euro ook als een succes. Zonder
de euro zijn landen in zijn ogen minder soeverein, omdat zij dan slechts de grote
wereldmunten kunnen volgen en te maken krijgen met een grotere mate van financiële
volatiliteit. Echter, bij een regio met een geïntegreerde financiële sector en geliberaliseerde
kapitaalstromen, zoals de eurozone, hoort een duidelijk institutioneel en regelgevend
kader. Anders kan een muntunie juist crises verdiepen. Als voorbeeld noemde Gualtieri
het OMT-programma die markten deed kalmeren tijdens de crisis, daar waar de Deauville
verklaring van Sarkozy en Merkel destijds juist leidde tot een versterking van de
financiële paniek. Uiteindelijk kostte het OMT-programma de eurolanden niets en was
het toch effectief. Het laat volgens Gualtieri zien dat een duidelijke stap richting
versteviging van de muntunie kalmerend en stabiliserend kan werken. Dit is in zijn
ogen een les die in het achterhoofd dient te worden gehouden bij de discussie over
een Europees depositogarantiestelsel. Als lidstaten in deze discussie blijven volharden
in te hoge eisen voor risicoreductie leidt dit paradoxaal genoeg juist tot een hoger
risico in de bankensector omdat de hervorming van de eurozone hierdoor stilstaat.
Plenaire toespraak door Antonio Tajani
De heer Antonio Tajani, voorzitter van het EP (EVP), ging in zijn toespraak in op
het belang van economische en sociale inclusiviteit. Om dit te bereiken wil het EP
de interparlementaire samenwerking versterken. Nationale parlementen moeten meer betrokken
worden bij besluitvormingsprocessen, zodat de resultaten hiervan tastbaar zijn, zo
stelde de voorzitter.
De prognose voor 2019 onthult, na jaren van groei, een vertraging voor Europa. Ook
zorgwekkend is het verschil in economische groei tussen landen en regio’s in landen.
De jeugdwerkloosheid is nog steeds op een onaanvaardbaar niveau. De technologische
revolutie heeft de groei en het concurrentievermogen van de EU bevorderd, maar tegelijkertijd
heeft het ook geleid tot een «race naar de bodem» op het gebied van arbeidsvoorwaarden,
belastingen, milieunormen en sociale inclusiviteit. De enige oplossing voor de voorgenoemde
problemen zijn concrete acties, die alleen een effectiever, verenigd en democratisch
Europa kan bieden.
Economische groei alleen is niet voldoende. Net zo belangrijk is dat groei leidt tot
werkgelegenheid en welvaart voor alle Europeanen. Om dit te bereiken ondersteunt het
EP specifieke maatregelen in het MFK 2021–2027. Zo is het Europees Sociaal Fonds verhoogd
tot € 121 miljard om het beleid voor ondersteuning van jeugdwerkgelegenheid en de
transitie van het studeren naar werk aan te moedigen. Daarnaast pleit het EP ervoor
dat € 5,5 miljard aan fondsen van het InvestEU-programma wordt geoormerkt voor investeringen
in professionele vaardigheden. Het Europees parlement pleit daarnaast voor een verhoging
van 50% van het huidige Horizon 2020 programmabudget naar een budget van € 120 miljard.
Tajani pleitte tenslotte in zijn speech voor een rechtvaardigere interne markt, waarbij
belastingharmonisatie een belangrijke rol speelt. Belastingparadijzen en belastingniveaus
die vrijwel nihil zijn, zijn onacceptabel, aldus de heer Tajani.
Plenaire sessie: Investeringsprioriteiten voor de periode na 2020
Tijdens de laatste afsluitende plenaire sessie van de conferentie, die werd voorgezeten
door de heer Jean Arthuis (ALDE), voorzitter van het EP-comité voor begrotingszaken
en de heer Sorin Lazar, voorzitter van het comité voor begroting, financiën en banken
in het Roemeense parlement (S&D), stond het belang van investeringen centraal. Introducties
werden gegeven door de heer Werner Hoyer, voorzitter van de Europese Investeringsbank,
mevrouw Annemie Turtelboom, lid van de Europese Rekenkamer, de heer José Manuel Fernandes,
lid van het Europees parlement en co-rapporteur voor de oprichting van het InvestEU-programma (EVP), de heer Iulion Iancu, voorzitter van het comité voor Industrie en Diensten
van het Roemeense parlement (S&D) en de heer Harri Jaskari, lid van het Finse parlement
(EVP).
Volgens de heer Werner Hoyer verhult de economische groei van de afgelopen jaren enkele
belangrijke structurele zwakheden van de EU. Zo is er ongelijke groei tussen regio’s
en tussen lidstaten. De heer Hoyer stelde dat de Europese financiële markt nog steeds
gedomineerd wordt door financiering via het bankwezen. Europa lijdt onder teruglopende
concurrentie, voornamelijk in vergelijking met Noord-Amerika en Azië. Investeringen
worden grotendeels aangestuurd door de private sector. Derhalve raakt de EU ook achter
op het gebied van investeringen in vergelijking met Noord-Amerika en Azië. Als de
EU de ambitie heeft om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN en de klimaatdoelstellingen
van het Akkoord van Parijs te behalen, moet zij de private sector mobiliseren. Het
geld van de publieke belastingbetaler zal nooit voldoende zijn om deze doelstellingen
te behalen, zo stelde de heer Werner Hoyer.
Mevrouw Annemie Turtelboom stelde dat het nieuwe InvestEU-programma een belangrijke bron van steun zal zijn voor investeringen in het kader van
het volgend MFK 2021–2027 zijn. Het programma zal werken met een begrotingsgarantie
van € 38 miljard (EFSI: € 26 miljard). De Europese Rekenkamer heeft onlangs een rapport
uitgebracht over de werking van de eerste drie jaar van het EFSI, EFSI 1.0. Uit het
onderzoek van de Europese Rekenkamer kwamen een aantal uitdagingen naar voren die
ook relevant zijn voor InvestEU. De vijf belangrijkste uitdagingen die de Europese
Rekenkamer identificeert zijn: 1) het beter afstemmen van de aangeboden producten,
zodat investeringssteun complementair is; 2) het vermijden van concurrentie met andere
EU-fondsen; 3) het waarborgen van additionaliteit; 4) het verbeteren van de huidige
methodologie voor ramingen van werkelijk gemobiliseerde investeringen; 5) een eerlijkere
verdeling van de ondersteuning.
De heer José Manuel Fernandes pleitte voor een verhoging van de begrotingsgarantie
van InvestEU tot boven de € 40 miljard. In zijn inleiding benadrukte de heer Fernandes
dat InvestEU als doel heeft het cohesiebeleid aan te vullen en het platform voor beleggers
te verbeteren. Het is daarbij van cruciaal belang dat lidstaten op nationaal niveau
en op regionaal niveau advies verstrekken aan investeerders om nieuwe projecten te
starten, aldus de heer Fernandes.
In zijn inleiding stelde de heer Iulian Iancu dat de EU de hoogste energierekening
heeft van alle regio’s ter wereld. De heer Iancu pleitte daarom voor een grotere focus
op investeringen op Europees niveau. Daarnaast stelde hij dat EU-begrotingsdoelstellingen
haaks staan op de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. De oplossing voor de afhankelijkheid
in budgettaire termen van fossiele brandstoffen enerzijds en macro-economische- en
begrotingsonevenwichtigheden anderzijds, is om Europese structuurfondsen te gebruiken
voor het juiste soort investeringen. Nationale parlementsleden moeten prioriteiten
stellen door middel van deadlines en routekaarten, zo stelde de heer Iancu.
De heer Harri Jaskari merkte op dat tijdens de Europese parlementaire week vaak is
gesproken over de uitdagingen van nieuwe technologie. Hij pleitte in plaats daarvan
voor een focus op de mogelijkheden van nieuwe technologie. Volgens de heer Jaskari
zou de EU in plaats van het invoeren van digitaledienstenbelasting moeten werken aan
het creëren van een platform-economie, zodat internetreuzen en digitale giganten ook
kunnen ontstaan en bestaan in de EU.
In zijn afsluitende speech concludeerde de heer Sorin Lazar dat tijdens de Europese
parlementaire week zeer uiteenlopende vraagstukken voorbij zijn gekomen, waarvoor
de EU in de nabije toekomst oplossingen moeten vinden.
De delegatie vanuit de Tweede Kamer,
Slootweg
De delegatie vanuit de Eerste Kamer,
Van Rij
De ambtelijke begeleiding van de delegatie,
Bokhorst (Tweede Kamer), Kilic (Eerste Kamer)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Slootweg, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.J. Bokhorst, EU-specialist