Verslag commissie Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven : Verslag over het verzoekschrift van de heer G.M. van Z. te W. inzake toekenning van zorgtoeslag
35 035 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven
Nr. 5 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN DE HEER G.M. VAN Z. TE W.2 INZAKE TOEKENNING VAN ZORGTOESLAG
Vastgesteld 3 april 2019
Klacht
Verzoeker beklaagt zich door tussenkomst van een gemachtigde over de afwijzing van
zijn verzoek tot toekenning van zorgtoeslag over 2015. Naar aanleiding van dit verzoek
heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoeker heeft aanvankelijk recht op zorgtoeslag voor 2014 samen met zijn echtgenote
cq. toeslagpartner. Als laatstgenoemde eind 2013 overlijdt, stelt de Dienst Toeslagen
dat er sprake is van een eenpersoonsaanvraag en dat er op basis van het geschatte
inkomen voor 2014 geen recht meer op zorgtoeslag bestaat. Eind 2014 ontvangt verzoeker
bericht dat de zorgtoeslag voor 2015 niet wordt verlengd, omdat hij over 2014 hier
ook al geen recht op had. Medio 2015 wordt aan verzoeker op basis van de definitieve
vaststelling van zijn inkomen alsnog zorgtoeslag voor 2014 toegekend. Omdat het geschatte
inkomen voor 2015 hier niet veel van afwijkt, meent hij dan ook recht te hebben op
zorgtoeslag voor 2015 en veronderstelt hij dat de Dienst Toeslagen het niet (voorlopig)
toekennen van de zorgtoeslag voor 2015 automatisch hersteld. Verzoeker wacht tevergeefs.
Hoewel hij inkomstenbelasting dient te betalen over
2015 ontvangt hij begin 2016 hiervoor geen aangifteformulier. In de nazomer van 2016
vraagt zijn schoonzoon alsnog zorgtoeslag voor hem aan voor de jaren 2015 en 2016.
Hij krijgt als antwoord dat de aanvraag te laat is ontvangen en dat het recht op zorgtoeslag
voor 2015 daarmee is vervallen. Hij had deze vóór 1 september 2016 moeten aanvragen.
Overwegingen
In zijn reactie geeft de Staatssecretaris aan dat de termijn voor de aanvraag van
zorgtoeslag wettelijk is bepaald en dat daarvan niet kan worden afgeweken. Verzoeker
was enkele weken te laat met zijn aanvraag zorgtoeslag over het jaar 2015. Dat is
de reden dat het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond
is verklaard. Aangezien verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid in
beroep te gaan tegen de beslissing op bezwaar, is deze onherroepelijk geworden. De
keuze van verzoeker om in plaats van beroep aan te tekenen een klachtenprocedure te
starten, heeft niet tot een andere uitkomst geleid.
Volgens de bewindsman is reeds in januari 2014 aan verzoeker meegedeeld dat het voorschot
zorgtoeslag over 2014 op nihil is berekend omdat het schattingsinkomen te hoog was.
Er zijn door verzoeker in dat toeslagjaar verder geen inkomenswijzigingen doorgegeven.
Dat is de reden dat er ook voor 2015 geen vervolgtoekenning heeft plaatsgevonden.
Verzoeker is daarvan in december 2014 op de hoogte gesteld. Hij behoorde te weten
dat hij zelf opnieuw en tijdig een aanvraag moest indienen als hij in 2015 toeslag
had willen ontvangen. Zeker nu half 2015 bleek dat het vastgestelde verzamelinkomen
over 2014 veel lager was dat het geschatte inkomen op basis waarvan de zorgtoeslag
op nihil werd berekend en verzoeker dus wel voor zorgtoeslag in aanmerking kwam. Overigens
is het een bevoegdheid van de Inspecteur te bepalen wanneer iemand een uitnodigingsbrief
krijgt voor het doen van aangifte inkomstenbelasting.
De commissie heeft in oktober 2018 de Staatssecretaris nogmaals om nadere inlichtingen
verzocht naar aanleiding van zijn mededeling van augustus 2018 dat er geen wettelijke
gronden bestaan om verzoeker over het jaar 2015 alsnog zorgtoeslag te verstrekken.
De Staatssecretaris is nagegaan of er thans op persoonlijke gronden een mogelijkheid
zou kunnen bestaan om verzoeker alsnog tegemoet te komen. De Staatssecretaris geeft
aan dat de omstandigheden van verzoeker niet van uitzonderlijke aard zijn. De verzoeker
had zich bij de definitieve berekening over 2014 in juli 2015 kunnen realiseren dat
hij op tijd was om zorgtoeslag over 2015 aan te vragen, hij had daar toen nog anderhalve
maand de tijd voor. De Staatssecretaris is van mening dat niet is gebleken dat er
in dit dossier door Belastingdienst/Toeslagen fouten zijn gemaakt die een tegemoetkoming
zouden kunnen rechtvaardigen. De Staatssecretaris geeft daarnaast aan dat het vanwege
rechtsongelijkheid onwenselijk zou zijn om voor verzoeker een uitzondering te maken.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gedeeld.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Koopmans
De griffier van de commissie, De Vos
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.M.G. Koopmans, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier