Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over de aanleg van glasvezel en een eventuele opsplitsing van KPN
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de aanleg van glasvezel en een eventuele opsplitsing van KPN (ingezonden 15 maart 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 3 april
2019).
Vraag 1
Kunt u reageren op de berichten dat KPN in Deurne een glasvezelnetwerk wil aanleggen,
nadat een concurrent kort tevoren besloten had tot aanleg van een eigen netwerk?1
Antwoord 1
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het vooral van belang is dat de gebieden die nog niet beschikken
over een breedbandaansluiting vooral gebaat zijn bij de beschikbaarheid van een goed
dekkend netwerk in zowel de kernen als het buitengebied, en minder bij de beschikbaarheid
van meerdere concurrerende niet-dekkende netwerken?
Antwoord 2
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de door een concurrent van KPN uitgesproken bezorgdheid dat KPN
door »strategisch bouwen» probeert de kleintjes uit de markt te drukken of ze te ontmoedigen
om te investeren?2
Antwoord 3
Onze ambitie is dat elk huishouden beschikt over een breedbandaansluiting. Het is
daarom wenselijk dat bij de uitrol van nieuwe netwerken alle adressen in een gebied
worden aangesloten.
Dat verschillende marktpartijen interesse hebben in het aanleggen van een glasvezelnetwerk
juich ik toe. De marktpartijen kunnen dan namelijk concurreren bij de aanleg van netwerken,
door middel van differentiatie op de diensten of met de hoogte van de eigen bijdrage
die van eindgebruikers wordt gevraagd. Dat is ook bevorderlijk voor innovatie en keuzevrijheid
van consumenten. Partijen moeten zich daarbij wel houden aan de geldende mededingingsregels.
Het is aan de ACM om te beoordelen of dat het geval is.
Ik juich het echter niet toe als meerdere vraagbundelingstrajecten in hetzelfde gebied
tegelijk lopen en daardoor het minimale aantal huishoudens voor een rendabele investering
bij alle trajecten niet gehaald wordt. Het resultaat kan namelijk zijn dat er wel
voldoende interesse is in glasvezelaansluitingen bij consumenten en bedrijven, maar
dat partijen zich allemaal terugtrekken. Partijen kunnen ervoor kiezen de uitrol toch
door te zetten ook al is de vraagbundeling niet gehaald of samen te werken aan de
uitrol in het betreffende gebied zoals op een aantal plaatsen al gebeurt.
Vraag 4
Hoe lang duurt het in het huidige tempo van «verglazing» of aanleg van coaxiale kabels
voordat iedere Nederlander van een vaste breedbandinternetverbinding gebruik kan maken?
Bent u tevreden met dit tempo?
Antwoord 4
Op dit moment heeft meer dan 96% van de huishoudens een breedbandverbinding van 100
Megabit per seconde (Mbps). Dit is internationaal gezien erg hoog. Onze ambitie is
dat ieder huishouden in 2023 beschikt over een breedbandaansluiting van minimaal 100
Mbps. Het is de verwachting dat deze ambitie met de toegenomen private investeringen
in het buitengebied goed te halen is. Het afgelopen jaar is de uitrol van snel internet
in buitengebieden door diverse marktpartijen sterk versneld. Ik blijf dit nauwlettend
volgen en zal de Kamer zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Telecommunicatie op
17 oktober 20183 jaarlijks over de voortgang rapporteren. De eerste voortgangsrapportage ontvangt
de Kamer eind dit jaar.
Vraag 5
Deelt u de mening dat om iedere Nederlander binnen afzienbare tijd van een breedbandinternetverbinding
te voorzien u een grotere rol dan voorheen op zich dient te nemen, dat dit te belangrijk
is om de markt over te laten en daarom de aanleg van deze verbindingen zelf ter hand
moet nemen?
Antwoord 5
Nee. Ik verwacht dat we de kabinetsdoelstelling dat per 2023 alle huishoudens in Nederland
over een vaste internetverbinding van tenminste 100 Mbps beschikken gaan halen, gezien
de toegenomen marktinvesteringen in het buitengebied. Daarbij zie ik het als mijn
rol om kennis over best practices uit te wisselen, zoals ook gevraagd door de motie
Weverling c.s.4 Bijvoorbeeld best practices gericht op het harmoniseren van leges. Voor die adressen
die door de private markt nog niet worden aangesloten blijft het voor decentrale overheden
onverminderd mogelijk om – onder voorwaarden – staatssteun toe te passen. Een van
die voorwaarden is dat er geen sprake mag zijn van concrete investeringsplannen van
marktpartijen in het betreffende gebied. Met name voor de meest onrendabele adressen
met zeer hoge aansluitkosten kan gerichte staatssteun een oplossing bieden. Ook hierin
adviseer en ondersteun ik decentrale overheden.
Vraag 6
Kunt u reageren op de door beleggers gesuggereerde splitsing van KPN in een netwerk-
en een dienstentak, waarin u tevens ingaat op de gevolgen voor Nederlandse burgers
en de aanleg van breedband in gebieden waar dit nu nog niet beschikbaar is?5 Deelt u de mening dat een dergelijke splitsing nog meer zal leiden tot keuzes voor
aanleg in «rendabele» regio’s en dat het algemeen belang hier niet mee gediend is?
Antwoord 6
Het staat bedrijven vrij om – binnen de regels van de daarvoor geldende wettelijke
kaders – hun bedrijvigheid in te richten op de manier die zij als het meest doelmatig
achten.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de Nederlandse telecommunicatie-infrastructuur weer publiek
bezit gemaakt kan worden, zodat voortaan de concurrentie plaatsvindt op diensten en
niet op infrastructuur?
Antwoord 7
Nee, ik deel deze mening niet. Nederland beschikt, juist door alle private investeringen,
over één van de beste digitale infrastructuren van de wereld. Tevens zijn publieke
belangen zoals keuzevrijheid, een goede prijs/kwaliteitverhouding en innovatie, waaronder
investeringen in de continuïteit en kwaliteit van netwerken, juist het best geborgd
door een goed werkende en concurrerende telecommarkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.