Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan, Laçin en Kröger over de wijze waarop zal worden omgegaan met de constateringen van de Omgevingsraad Schiphol in het toekomstige luchtvaartbeleid
Vragen van de leden Van Raan (PvdD), Laçin (SP) en Kröger (GroenLinks) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de wijze waarop de Minister van Infrastructuur en Waterstaat om zal gaan met de constateringen van de Omgevingsraad Schiphol in haar toekomstige luchtvaartbeleid (ingezonden 8 maart 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
            3 april 2019).
         
Vraag 1
            
Op welke wijze gaat u in uw luchtvaartbeleid rekening houden met de constatering van
               de Omgevingsraad Schiphol (ORS) «dat er op dit moment geen draagvlak is voor een verdere
               ontwikkeling van Schiphol voordat een aantal verbeteringen is doorgevoerd»?1
Antwoord 1
            
Naar aanleiding van het verslag van de voorzitter van de ORS heb ik met de verschillende
               betrokken delegaties het gesprek gevoerd. In deze gesprekken zijn de standpunten van
               de partijen, inclusief het verzoek om een pas op de plaats te maken, naar voren gekomen.
               Ik heb uw Kamer inmiddels geïnformeerd over deze gesprekken2. Op basis van alle gesprekken en het verslag van de voorzitter van de ORS heb ik
               besloten de komende periode parallel aan twee wijzigingen van het Luchthavenverkeersbesluit
               Schiphol (LVB) te werken. Een eerste wijziging dient te zorgen voor een snelle en
               zorgvuldige juridische verankering van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel (NNHS)
               met een maximum van 500.000 vliegtuigbewegingen per jaar op Schiphol om een einde
               te maken aan het anticiperend handhaven. Ik verwacht deze wijzing van het LVB na het
               zomerreces in procedure te kunnen brengen. Daarnaast werk ik parallel aan een wijziging
               van het LVB die het juridische kader moet bieden voor de ontwikkeling van Schiphol
               na 2020. Ter voorbereiding daarop zal ik uw Kamer voor de zomer een reactie op het
               verslag van de voorzitter van de ORS sturen, inclusief een voorstel voor de manier
               waarop dit LVB wordt vormgegeven en de omgeving wordt betrokken.
            
Vraag 2
            
Erkent u dat uw uitspraken in de Volkskrant, waarin u onder andere als voldongen feiten
               stelde dat Schiphol zal groeien en Lelystad Airport open zal gaan, rechtstreeks indruisen
               tegen de constateringen van de ORS?3 Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 2
            
Mijn uitgangspunt bij het interview zijn de afspraken over de ontwikkeling van Schiphol
               zoals opgenomen in het regeerakkoord. Ik ben nu bezig met de uitwerking van deze afspraken,
               waarbij ik gebruik maak van het verslag van de voorzitter van de ORS, waarin allerlei
               mogelijkheden zijn opgenomen om de leefbaarheid rond Schiphol te verbeteren en de
               geluidhinder te beperken. Dat is ook het uitgangspunt in het regeerakkoord en staat
               daarom niet haaks op het verslag van de voorzitter van de ORS.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat een fundamentele discussie over de toekomst van de luchtvaart,
               zoals werd geadviseerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid, gevoerd zou moeten
               worden met een volledige kennisbasis?4 Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
In het kader van de Luchtvaartnota kijken we naar de toekomst van de luchtvaart. De
               veiligheid krijgt hierin een centrale plek, onderbouwd met een goede kennisbasis.
               Voor de Luchtvaartnota zal een planMER-proces doorlopen worden, waarin ook gekeken
               wordt hoe de veiligheid van de luchtvaart verder verbeterd kan worden. De kennis ten
               aanzien van veiligheid die ik, aanvullend op wat al bekend is, nodig acht voor een
               besluit over de ontwikkeling van Schiphol, heb ik geschetst in de brief over de evaluatie
               van de veiligheid van Schiphol en het verdere besluitvormingsproces.
            
Vraag 4
            
Kunt u een samenvatting geven van de wijze waarop in uw ogen de fundamentele discussie
               over de veiligheid op Schiphol tot nu toe is gevoerd in het kader van de Luchtvaartnota?
            
Antwoord 4
            
Allereerst wil ik u verwijzen naar alle acties die naar aanleiding van het OVV-rapport
               in gang zijn gezet en waarover uw Kamer periodiek is geïnformeerd5. Ook merk ik op dat veiligheid nadrukkelijk een belangrijke rol heeft gespeeld in
               de discussie binnen de ORS. Daarnaast is in de tweede helft van het vorige jaar in
               het kader van de Luchtvaartnota verkend wat aandachtspunten zijn voor een toekomstvisie
               op de luchtvaart. Dit is gedaan middels een uitgebreid participatieprogramma met maatschappelijke
               partijen, luchtruimgebruikers en bestuurlijke partijen. Middels een brief met bijlagen
               aan uw Kamer6 heb ik verslag gedaan van deze verkenningsfase. Het thema veiligheid werd door diverse
               betrokkenen geagendeerd. Na deze verkenningsfase is een start gemaakt met verdieping
               van de thema’s. Hierin wordt het proces gevolgd van een planmilieueffectrapportage
               (planMER). De eerste formele stap in dit proces betreft de zogeheten Nota reikwijdte
               en detailniveau (NRD). In deze nota is uitgewerkt hoe met veiligheid wordt omgegaan
               binnen het planMER-proces. Veiligheid wordt de basis van de Luchtvaartnota en er zal
               gezocht worden naar mogelijkheden om de veiligheid verder te verbeteren. De NRD is
               op 20 maart gepubliceerd en dan start de zienswijzeperiode op de NRD. De Ontwerp Luchtvaartnota ontvangt uw Kamer na de zomer samen met
               de planMER. De Ontwerp Luchtvaartnota en het planMER leg ik ook ter inspraak voor
               aan eenieder. De Commissie m.e.r. zal de uitkomsten toetsen. Na beantwoording van
               de ingebrachte zienswijzen wordt eind 2019 de Luchtvaartnota vastgesteld.
            
Vraag 5
            
Kunt u de stand van zaken weergeven van de wijze waarop u de geadviseerde verbeteringen
               op het gebied van de veiligheid van Schiphol en de veiligheid van omwonenden (externe
               veiligheid) heeft geïmplementeerd en in de toekomst nog zal implementeren?7
Antwoord 5
            
De wijze waarop met de aanbevelingen van de OVV is en wordt omgegaan is opgenomen
               in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage. De eerste heeft u op 13 december 2018 ontvangen8. Ik heb uw Kamer eerder toegezegd een evaluatie te laten uitvoeren van de implementatie
               van de aanbevelingen van de OVV. Deze evaluatie zal tijdig voor de start van het gebruiksjaar
               2021 worden afgerond. Verder verwijs ik naar de eerder genoemde brief over het besluitvormingsproces
               over een veilige ontwikkeling van Schiphol voor de stand van zaken van de verschillende
               trajecten.
            
Vraag 6 en 7
            
Hoe gaat u daarbij om met ontbrekende informatie op onderdelen als convergerend baangebruik,
               baanwissels en beheersing van het groepsrisico?
            
Erkent u dat er op veel onderdelen nog nader en integraal onderzoek nodig is, bijvoorbeeld
               naar a) convergent starten en landen, b) complexiteit door wisseling van baancombinaties
               en c) ontwikkeling van het groepsrisico, rekening houdend met onder andere bouwplannen,
               ontwikkelingen in het vliegverkeer en het baan- en routegebruik? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 6 en 7
            
In de brief over de evaluatie van de veiligheid van Schiphol en het verdere besluitvormingsproces
               heb ik u geïnformeerd hoe ik borg dat de veiligheid op en rond Schiphol structureel
               in beeld is, dat direct kan worden bijgestuurd als daar aanleiding voor is en dat
               voorafgaand aan cruciale besluiten over de ontwikkeling van Schiphol de gevolgen voor
               de veiligheid in de volle breedte zijn beoordeeld. De resultaten van de uitgevoerde
               onderzoeken zal ik met uw Kamer delen zodra deze beschikbaar zijn. De in de vragen
               genoemde onderwerpen zijn onderdeel van deze onderzoeken.
            
Vraag 8
            
Erkent u dat het problematisch is om een Luchtvaartnota te publiceren op een moment
               dat op deze onderdelen nog nader en integraal onderzoek nodig is? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 8
            
Zowel onder een besluit over de ontwikkeling van Schiphol als onder de Luchtvaartnota
               komt een goede kennisbasis. Om tot beleidskeuzes te komen in de Luchtvaartnota zal
               gebruik gemaakt worden van de best beschikbare stand van de kennis. Wanneer blijkt
               dat benodigde kennis of informatie ontbreekt, dan zal bezien worden hoe en op welke
               termijn hierin kan worden voorzien. Zie ook de brief over de evaluatie van de veiligheid
               van Schiphol en het verdere besluitvormingsproces.
            
Vraag 9
            
Kunt u een procesmatige update geven over de wijze waarop u zal omgaan met de uitkomsten
               van de Luchtvaartnota in verhouding tot het overleg met betrokkenen over de ontwikkeling
               van Schiphol na 2020?
            
Antwoord 9
            
In de Luchtvaartnota werk ik middels een plan-MER procedure toe naar besluitvorming.
               Ik verwacht de ontwerp Luchtvaartnota na de zomer van 2019 te presenteren. In de onlangs
               gepubliceerd Notitie Reikwijdte en Detailniveau heb ik aangegeven welke stappen ik
               daarvoor zet de komende periode en hoe ik de verschillende partijen (waaronder ook
               betrokkenen uit de directe omgeving van de besluitvorming t.a.v. Schiphol) betrek.
               Zo is er een maatschappelijke klankbordgroep waaraan deze partijen deelnemen. Specifiek
               ten aanzien van de ontwikkeling van Schiphol geldt dat er sprake is van een gefaseerde
               besluitvorming (zie ook bij antwoord 1). Na het doorlopen van een voorhang- en zienswijzeprocedure
               en advisering door de Raad van State, kan het LVB worden vastgesteld en in werking
               treden, waarmee het huidige stelsel inclusief het plafond van 500.000 vliegtuigbewegingen
               wordt vastgelegd.
            
Vraag 10 en 11
            
Gaat u de uitkomsten van de Luchtvaartnota afwachten alvorens een verdere discussie
               te voeren met betrokkenen over de ontwikkeling van Schiphol na 2020? Zo nee, wat is
               dan uw procesmatige voorstel?
            
Hoe gaat de beoogde invoering van het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol
               (NNHS) verlopen, nu de ORS geen «advies» heeft uitgebracht maar een «verslag van de
               voorzitter»?
            
Antwoord 10 en 11
            
Zie het antwoord bij vraag 1.
Vraag 12 en 13
            
Hoe gaat u borgen dat in de fundamentele discussie over de luchtvaart ook voldoende
               aandacht wordt besteed aan de vraag hoe de luchtvaart op een geloofwaardige en eerlijke
               manier zal bijdragen aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen?
            
Waaruit blijkt dat dit genoeg zal zijn om de opwarming van de aarde te beperken tot
               maximaal 1,5°C?
            
Antwoord 12 en 13
            
De internationale luchtvaart staat voor de uitdaging om de toenemende CO2-uitstoot om te buigen in een afname. Voor het halen van de klimaatdoelstellingen
               van Parijs zijn daarom mondiaal ambitieuzere doelstellingen nodig voor de luchtvaart.
               Inzet op een pakket aan maatregelen op verschillende niveaus is nodig om die doelstellingen
               samen met andere landen te behalen. In mijn brief van 27 maart jl. heb ik u geschetst
               hoe het pakket aan klimaatmaatregelen voor de luchtvaart eruit ziet9. In de Luchtvaartnota zal het klimaatbeleid voor de luchtvaart worden beschouwd in
               de context van het bredere luchtvaartbeleid. Daarbij spelen ook andere aspecten een
               rol, zoals economie, leefomgeving en veiligheid.
            
Vraag 14, 15 en 16
            
Welke conclusie verbindt u aan het feit dat de gerealiseerde milieuwinst sinds het
               Aldersakkoord niet voor 50%, maar voor meer dan 100% is ingezet voor volumegroei?10
Gaat u conform het regeerakkoord eerst de 50% van de milieuwinst voor vermindering
               van overlast van omwonenden invullen? Zo nee, waarom niet?
            
Welke conclusie verbindt u aan de volgende constatering van de ORS dat «verbeteringen
               die door de omwonenden niet of slechts beperkt worden waargenomen (...) moeilijk een
               maatschappelijk gelegitimeerde basis (kunnen) vormen voor een ruimtebepaling op basis
               waarvan een volumeontwikkeling van 50–50 kan plaatsvinden»?11
Antwoord 14, 15 en 16
            
De afspraak in het Aldersakkoord is dat er tot en met 2020 maximaal sprake zal zijn
               van 500.000 vliegtuigbewegingen. Over de verder toekomst van Schiphol is advies gevraagd
               aan de ORS. Ook de exacte invulling van de 50–50 regeling maakte onderdeel uit van
               de adviesaanvraag aan de ORS over de toekomst van Schiphol. Zoals aangegeven zal ik
               uw Kamer voor de zomer een reactie op het verslag van de voorzitter van de ORS sturen.
            
Vraag 17
            
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het AO vliegveiligheid op 3 april a.s?
Antwoord 17
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.