Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over de afvoer van fosfor via melk
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de afvoer van fosfor via melk (ingezonden 1 februari 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 2 april
            2019).
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van Jan Dijkstra, universitair hoofddocent
               rundveevoeding aan de Wageningen Universiteit, over de berekening van de fosfaatexcretie
               van melkvee?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de constatering dat Nederland voerverliezen in zijn geheel toerekent aan de
               fosfaatexcretie via de mest, in tegenstelling tot België?
            
Antwoord 2
            
Ja. Voerverliezen maken deel uit van de Nederlandse forfaitaire excretienormen. Doorgaans
               worden voerresten samen met de uitgescheiden mest op het land gebracht. Om deze verliezen
               te kunnen verantwoorden maken ze deel uit van de forfaitaire excretienormen.
            
Vraag 3, 4
            
Deelt u de constatering dat Nederland de vastlegging van fosfor in melk onderschat
               en dus de fosfaatexcretie via de mest overschat?
            
Kunt u voor de afgelopen vijf jaar aangeven wat de fosfaatexcretie van de melkveestapel
               zou zijn geweest bij het meerekenen van een hogere fosforuitscheiding via de melk
               respectievelijk het niet volledig meetellen van voerverliezen bij de excretie?
            
Antwoord 3, 4
            
Sinds 2018 worden door de zuivelsector structureel metingen gedaan naar fosforuitscheiding
               in melk. Een jaar eerder werd al een onderzoek naar de fosforgehalten in melk gedaan.
               Medio 2018 bleek uit een wetenschappelijke analyse door Wageningen University & Research
               (WUR), dat deze metingen nauwkeurig en betrouwbaar waren. Dat heeft ertoe geleid dat
               het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) toen heeft besloten om voor de berekening
               van de fosfaatproductie in 2017 rekening te houden met de hogere fosforuitscheiding
               in melk. Ook in de berekening van de fosfaatproductie over 2018 zal het CBS hiervan
               uitgaan.
            
De forfaitaire excretienormen in de regelgeving worden gebaseerd op gemiddelden over
               drie voorgaande jaren. Deze middeling wordt gedaan om schommelingen tussen jaren voor
               individuele bedrijven te ondervangen. Deze zijn ook bedoeld om vooraf duidelijkheid
               te hebben over de fosfaatproductie. Wat betreft de fosforgehalten in melk is sprake
               van een relatief recent inzicht. Dit nieuwe inzicht zal worden betrokken bij het advies
               dat de Commissie Deskundigen Meststoffenwet zal geven over de actualisatie van de
               excretieforfaits.
            
Met de excretieforfaits wordt getracht om de realiteit zo dicht mogelijk te benaderen.
               Daarom worden ook voerverliezen hierin meegenomen, zoals aangegeven in het antwoord
               op vraag 2. Het zo realistisch mogelijk bepalen van de forfaits is belangrijk, omdat
               Nederland uiteindelijk afgerekend wordt op de werkelijke productie van fosfaat en
               stikstof. Dat is ook waar het fosfaatrechtenstelsel op stuurt. Een herberekening van
               de forfaits waarbij de voerverliezen buiten beschouwing worden gelaten, zou een minder
               realistisch beeld geven en daarmee de onzekerheid voor boeren vergroten. Dat acht
               ik niet gewenst.
            
Naast het zo realistisch mogelijk bepalen van de forfaits is het voor boeren wenselijk
               om de forfaits enige jaren gelijk te houden, omdat zij anders te maken zouden hebben
               met jaarlijkse aanpassingen wat zou leiden tot onzekerheid in de bedrijfsvoering.
               Die balans zoek ik dus bij het periodiek opnieuw bepalen van de forfaits.
            
Vraag 5
            
Hoe kan het dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) pas in 2018 is gaan rekenen
               met een fosforgehalte van 1,012 gram per kilo melk in plaats van 0,97 gram per kilo
               melk, terwijl de hogere waarde blijkbaar al enkele jaren bekend was?2
Antwoord 5
            
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, worden de forfaitaire excretienormen
               gebaseerd op gemiddelden over drie jaren en is het gemeten fosforgehalte in boerderijmelk
               een relatief nieuw gegeven. In 2017 is voor het eerst het werkelijke fosforgehalte
               in boerderijmelk gemeten in de praktijk. Het was nog niet gestaafd of dit onderzoek
               in de praktijk voldoende wetenschappelijk onderbouwd is om voor een jaarrondproductie
               een verantwoord gemiddelde van het fosforgehalte in koemelk te kunnen vaststellen.
               Ik heb daarom in 2018 aan WUR opdracht gegeven een wetenschappelijke toetsing uit
               te voeren. Toen op basis daarvan duidelijk was dat de metingen wetenschappelijk verantwoord
               waren, heeft het CBS het aangepaste gemiddelde gebruikt voor de werkelijke fosfaatexcretie
               over 2017. Ook over 2018 (en in latere jaren) zal een gemiddeld fosforgehalte op basis
               van gemeten waarden worden toegepast. Deze relatief recent aangepaste wijze van vaststelling
               van het fosforgehalte in melk maakt dan ook (nog) geen deel uit van de huidige forfaitaire
               excretienormen en zal worden betrokken bij de volgende actualisatie van de excretieforfaits.
            
Vraag 6
            
Hoe gaat u invulling geven aan de actualisatie van excreties?
Antwoord 6
            
De Commissie Deskundigen Meststoffenwet brengt voor de zomer van 2019 advies uit over
               de actualisatie van forfaitaire uitscheidingen van landbouwhuisdieren. Hierin wordt
               de huidige wijze van meten van het fosforgehalte in melk betrokken. Op basis van dit
               advies zal ik voor de zomer van 2019 een besluit nemen over eventuele aanpassing van
               forfaitaire excretienormen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.