Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het vastlopen van de onderhandelingen over de cao Jeugdzorg
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het vastlopen van de onderhandelingen over de cao Jeugdzorg (ingezonden 28 februari 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 2 april
2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Cao-onderhandelingen jeugdzorg meteen vastgelopen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Deelt u het de mening dat het faciliteren van bij- en nascholing en reflectie, het
aanpakken van de hoge werkdruk en salarisverhoging, belangrijke voorwaarden zijn om
de sector aantrekkelijk te houden?
Wat vindt u ervan dat de financiële nood zo hoog is dat de ruimte om te investeren
in personeel en in vakmanschap ontbreekt?
Antwoord 2 en 3
Werken in de jeugdzorg is belangrijk werk. Jeugdprofessionals verdienen waardering
voor hun inzet en moeten ook de tijd en ruimte krijgen om hun werk voor kinderen en
jongeren goed te doen. Het vergt inspanningen van alle betrokken partijen in de jeugdsector
(werkgevers, gemeenten als opdrachtgevers en jeugdprofessionals en Rijk) om het werken
in de jeugdsector aantrekkelijk te houden.
Ik zet samen met betrokken partijen uit de jeugdsector in op het investeren in vakmanschap
van jeugdprofessionals. Voor goede jeugdhulp en jeugdbescherming is essentieel dat
jeugdprofessionals zich blijvend ontwikkelen in hun vakmanschap. Het is van belang
dat de huidige en toekomstige jeugdprofessionals over de benodigde kennis, beroepshouding
en vaardigheden beschikken. Dit vraagt om gezamenlijk investeren in kennis en een
veilige omgeving waar tijd en ruimte is om te leren. Het samenwerkingsplatform «Vakmanschap
Jeugdprofessionals»- in oprichting heeft een belangrijke rol bij het stimuleren van
een leerklimaat in de jeugdsector. Het samenwerkingsplatform gaat aan de slag met
de belangrijke professionaliseringsopgaven, waaronder het zorgen voor een blijvend
passend en goed op de praktijk aansluitend curriculum en bij- en nascholingsaanbod.
Specifiek voor het thema arbeidsmarkt zijn er aanvullende acties nodig. Ik heb, mede
namens de Minister voor Rechtsbescherming, het onderzoeksrapport «verkenning arbeidsmarkt
jeugdsector» aan uw Kamer gestuurd2. Het is noodzakelijk om structurele en merkbare verbeteringen na te streven nu het
rapport over de arbeidsmarkt in de jeugdsector er ligt. VWS is samen met JenV en met
betrokken sectorpartijen in gesprek over te nemen maatregelen om de knelpunten op
de arbeidsmarkt voor jeugdprofessionals aan te pakken.
Professionele ontwikkeling is essentieel voor jeugdhulpverleners om hun beroep goed
te kunnen uitoefenen. Hier liggen belangrijke taken, primair voor jeugdhulpaanbieders
en gemeenten vanuit hun rol als werkgever en opdrachtgever.
Vraag 4 en 5
Wat zijn de meest recente cijfers als het gaat om verloop en ziekteverzuim onder personeel?
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling in de afgelopen jaren?
Wat is het beeld van de werkdruk, het verloop van personeel en ziekteverzuim afgezet
tegen andere sectoren zowel binnen de zorg als daarbuiten?
Antwoord 4 en 5
De uitstroom uit «zorg en welzijn» vanuit de Jeugdzorg bedroeg in het derde kwartaal
2018 1.500 werknemers ten opzichte van 1.310 respectievelijk 1.440 over dezelfde periode
in 2017 en 2016 (CBS Statline AZW). Voor de Jeugdhulp in brede zin worden geen cijfers
gegenereerd vanwege het branche-overstijgende aspect. Ook in het recente onderzoeksrapport
«verkenning arbeidsmarkt jeugdsector» is door onvolledige cijfers over uitstroom geen
eenduidig beeld over de sector te geven.
Het ziekteverzuim in de jeugdzorg is met 5,7% over het derde kwartaal van 2018 hoger
dan het gemiddelde in zorg en welzijn dat over dezelfde periode op 5,1% ligt. Een
jaar eerder waren deze percentages respectievelijk 5,3% en 4,9% (CBS Statline AZW).
Uit het onderzoeksrapport «verkenning arbeidsmarkt jeugdsector» blijkt dat er een
grote spreiding is tussen organisaties en voorzieningen. Het ziekteverzuimpercentage
in de zorg is historisch gezien altijd al relatief hoog vergeleken met dat in andere
sectoren. Dit heeft onder meer te maken met de aard van het werk dat een relatief
hoge fysieke en mentale belasting van de medewerkers kent. Niet alleen worden er avond-,
nacht- en weekenddiensten gewerkt, ook de aard van het werk geeft meer psychosociale
arbeidsbelasting voor het personeel.
Voor de werkdruk in zorg en welzijn baseren we ons op de werknemersenquêtes zoals deze periodiek in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt,
Zorg en Welzijn (AZW programma) worden uitgevoerd, voor het laatst in 2017 (een nieuwe
versie volgt komend najaar). Daaruit blijkt dat de werkdruk door de werknemers in
de jeugdzorg als te hoog of veel te hoog wordt ervaren (62% versus 50% zorg- breed).
Gegevens over andere sectoren zitten daar niet in. In het laatst beschikbare TNO/CBS-rapport
«Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2017» (dit voorjaar volgt een nieuwe rapportage)
is een vergelijking tussen sectoren gemaakt. De zorg scoort hier op een vierpuntsschaal
voor «kwantitatieve taakeisen («werkdruk»)» met 2,46 boven het landelijk gemiddelde
van 2,38 (1 = nooit; 4 = altijd). Bij emotioneel zwaar werk ligt de zorg met 2,09
boven het gemiddelde van 1,70. De werkgeversenquête is in 2018 voor het laatst gehouden.
Van de werkgevers in de Jeugdzorg geeft 48% aan dat de werkdruk is toegenomen ten
opzichte van het voorgaande jaar, tegenover 63% zorg- breed. Kijken we naar de werknemerstevredenheid
dan is blijkens de werknemersenquête 2017 in de jeugdzorg 69% van de werknemers alles
bijeengenomen tevreden met zijn/haar werk tegen 66% zorgbreed.
Vraag 6
Bent u bereid om met werkgevers en werknemers te kijken wat er mogelijk is om aan
de voorwaarden uit vraag twee te voldoen?
Antwoord 6
VWS is samen met JenV en met betrokken sectorpartijen – ieder vanuit zijn eigen primaire
verantwoordelijkheid – in gesprek over te nemen maatregelen om de knelpunten op de
arbeidsmarkt voor jeugdprofessionals aan te pakken. In de Voortgangsrapportage «Zorg
voor de Jeugd» die voor de zomer 2019 naar de Tweede Kamer gaat zal ik u berichten
over de voortgang.
Vraag 7
Wat gaat u nog meer ondernemen om de sector aantrekkelijk te houden om in te blijven
werken?
Antwoord 7
Ons doel is om het werken in de jeugdsector merkbaar beter te maken. Hiervoor is het
essentieel dat we voldoende professionals hebben, die goed zijn toegerust voor en
tevreden zijn met het belangrijke werk dat zij doen. Met de aanvullende acties voor
de jeugdsector sluiten we aan op het programma «Werken in de Zorg». In dit programma
werkt VWS samen met alle veldpartijen uit zorg en welzijn aan het terugdringen van
de personeelstekorten. Dit doet VWS via de actielijnen: meer kiezen voor de zorg,
beter leren in de zorg en anders werken in de zorg.
Ook het terugdringen van administratieve lasten is een belangrijk speerpunt. Hierbij
is van belang dat de Eerste Kamer op 22 januari 2019 heeft ingestemd met het wetsvoorstel
administratieve lasten en gemeentelijke samenwerking. Deze wet maakt het mogelijk
informatiestandaarden af te dwingen voor de gegevensuitwisseling tussen gemeenten
en zorgaanbieders. Binnen één jaar moeten de administratieve lasten voor professionals
en zorgaanbieders in de jeugdsector merkbaar verminderd zijn. Dat heb ik afgesproken
met de VNG en acht koepels van zorgaanbieders en zorgprofessionals. Ik heb Rita Verdonk
benoemd als speciaal adviseur regeldruk en zij is begin dit jaar aan de slag gegaan.
Zij organiseert met werkgevers en werknemers verschillende schrapsessies bij jeugdzorg
organisaties.
Vraag 8
Herinnert u zich dat u op twitter, maar ook in diverse interviews3, heeft gesteld dat het Ministerie VWS in 2019, 1,7 miljard beschikbaar stelt voor
loonontwikkeling in de zorg? is dat bedrag ook bedoeld voor de jeugdzorg? Zo ja, hoe
waarborgt u dat dit bedrag bij de jeugdzorgorganisaties en uiteindelijk bij de professionals
belandt?
Antwoord 8
In artikel 2.12 van de Jeugdwet is geregeld dat gemeenten bij hun inkoop rekening
houden met de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de jeugdhulp. Daarbij
dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de
toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Dit artikel waarborgt dat gemeenten passende tarieven
betalen.
De loon- en prijsbijstelling van € 1,7 miljard die in 2019 door het Ministerie van
VWS wordt uitgekeerd in de zorg heeft betrekking op het budgettair kader zorg (BKZ).
Het gemeentelijk jeugdhulpbudget is voor een deel afkomstig uit het BKZ en voor dat
deel ontvangen gemeenten dan ook loon- en prijsbijstelling vanuit VWS (onderdeel van
de € 1,7 miljard). Voor het overige deel van het gemeentelijke jeugdhulpbudget (voormalig
begrotingsgefinancierd) voegt het Ministerie van Financiën loon- en prijsbijstelling
toe. Hiermee worden gemeenten in staat gesteld om stijgende loonkosten van jeugdhulpaanbieders
te bekostigen, en daarmee passende tarieven te blijven betalen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.