Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller en Van der Linde over het bericht dat een Russische bank miljarden witwaste, ook via Nederlandse banken
Vragen van de leden Sneller (D66) en Van der Linde (VVD) aan de Minister van Financiën over het bericht dat een Russische bank miljarden witwaste, ook via Nederlandse banken (ingezonden 11 maart 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 2 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten dat een Russische bank miljarden witwaste, ook via
Nederlandse banken1, en met het bericht dat het OM en de FIOD kijken of een strafrechtelijk onderzoek
wordt gestart tegen Nederlandse banken die het witwassen van geld van de Troika Laundromat
hebben gefaciliteerd?2 Wat is uw reactie op deze berichten?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze berichten. Het OM en de FIOD hebben aangegeven dat zij
kijken naar dergelijke signalen van mogelijke witwasstromen. Het witwassen van middelen
verkregen uit criminele activiteiten is buitengewoon ernstig. Banken hebben een belangrijke
maatschappelijke rol om witwassen te voorkomen door middel van hun poortwachtersfunctie.
Uit recente witwaszaken blijkt wederom het grote belang van adequate vervulling van
de poortwachtersfunctie door banken.
Vraag 2, 3
Bent u van mening dat de Nederlandse toezichthouder adequaat heeft gehandeld?
Bent u van mening dat de desbetreffende Nederlandse banken hun poortwachtersfunctie
hier correct hebben uitgevoerd?
Antwoord 2, 3
Informatie over individuele instellingen is toezichtsvertrouwelijk. DNB kan deze informatie
daarom niet delen, ook niet met uw Kamer of met mij. In algemene zin geldt het volgende.
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) legt verplichtingen
op aan instellingen om te voorkomen dat het financiële stelsel gebruikt wordt voor
witwassen en terrorismefinanciering. DNB oefent op een risico gebaseerde wijze toezicht
uit op de naleving van de wettelijke verplichtingen van de onder haar toezicht staande
instellingen. Indien DNB overtredingen van wet- en regelgeving constateert, kan DNB
met inachtneming van haar handhavingsbeleid, maatregelen opleggen en kan zij herstel
en verbetering afdwingen. Bij feiten die door DNB zijn geconstateerd na 25 juli 2018
maakt DNB in beginsel sancties openbaar.
DNB heeft in haar brief van 24 september jl.3 aangegeven dat zij nog te vaak ziet dat binnen de bankensector de poortwachtersfunctie
onvoldoende op orde is. DNB houdt daarop toezicht, wanneer DNB tekortkomingen constateert
treedt zij handhavend op om eraan bij te dragen dat de sector zijn poortwachtersfunctie
adequaat zal invullen.
Vraag 4
Wat is uw appreciatie van het optreden van de Litouwse toezichthouder? Bent u van
mening dat er effectief is samengewerkt tussen verschillende nationale toezichthouders?
Tot welke resultaten heeft dat geleid? Bent u van mening dat een gezamenlijke of overkoepelende
Europese toezichthouder effectiever had kunnen optreden?
Antwoord 4
Op basis van de berichtgeving kan ik niet beoordelen of de samenwerking tussen verschillende
nationale toezichthouders effectief is geweest en tot welke resultaten dat heeft geleid.
Over verdere informatie omtrent het optreden van de Litouwse toezichthouder beschik
ik niet. De berichtgeving over mogelijke witwasstromen in de media benadrukt hoe belangrijk
het is om mondiaal en in EU-verband nauw samen te werken ter voorkoming en bestrijding
van witwaspraktijken. Het (voorlopige) akkoord4 op sterkere Europese samenwerking5 is een goede opmaat naar een meer geharmoniseerde Europese toezichtaanpak ten aanzien
van het voorkomen van betrokkenheid van financiële instellingen bij witwassen en terrorismefinanciering.
Op Europees niveau moet op termijn worden geborgd dat het toezicht in de hele Unie
van hoge kwaliteit is. Het is niet wenselijk dat er grote verschillen bestaan binnen
Europa in de mate waarin lidstaten het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen
en de financiering van terrorisme weten te voorkomen. Dit pleit voor een geharmoniseerde
aanpak binnen Europa. Ik werk samen met DNB en de AFM aan een Nederlandse inzet op
dit punt voor langere termijn en zal uw Kamer daar voor de zomer over informeren.
Vraag 5
Ziet u mogelijkheden om verantwoordelijke individuen die betrokken zijn bij deze witwastransacties
aan Europese sancties te onderwerpen? Wat is in dit kader de stand van zaken rondom
invoering van Europese Magnitsky-wetgeving?
Antwoord 5
Internationale sancties zijn primair een middel ten dienste van buitenlandbeleid,
met tot doel gedrag en beleidsverandering te bewerkstelligen. Gelet op voorgaande
zijn internationale sancties niet het geijkte middel om witwassen te voorkomen of
te bestrijden. Voor het aanpakken van individuen die zich schuldig maken aan (het
faciliteren van) witwassen zijn voldoende bestuursrechtelijke en strafrechtelijke
instrumenten voorhanden.
Nederland blijft zich conform de motie Omtzigt c.s.6 volop inzetten om zo spoedig mogelijk te komen tot een EU-mensenrechtensanctieregime
(EU Global Human Rights Sanctions Regime) waarmee wereldwijd kan worden ingezet op
het instellen van persoonsgerichte sancties tegen mensenrechtenschenders. Over de
invulling van een dergelijk sanctieregime wordt momenteel in EU-verband gesproken.
Mijn collega van Buitenlandse Zaken zal uw Kamer periodiek over de stand van zaken
blijven informeren.
Vraag 6
In hoeverre is er aanleiding om te veronderstellen dat de verantwoordelijke individuen
gerelateerd kunnen worden aan Russische politici, zoals het artikel suggereert?
Antwoord 6
Over de vraag of en in hoeverre individuen gerelateerd kunnen worden aan Russische
politici kan ik niet speculeren. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de uitkomst
van eventuele onderzoeken van bevoegde autoriteiten in binnen- en buitenland.
Vraag 7
Deelt u de verbazing dat al in 2010 naar buiten is gekomen dat ING is gebruikt om
1,7 miljard euro wit te wassen en hier vervolgens niet op is geacteerd?7
Antwoord 7
Uit openbare berichtgeving8 hieromtrent maak ik op dat ING in 2009 bij de Belgische toezichthouder heeft aangegeven
dat zogeheten correspondentrekeningen bij ING in België mogelijk werden misbruikt
om wit te wassen. Het zou daarbij gaan om rekeningen op naam van Ukio Bank, die werden
gebruikt om internationale betalingen te doen. Het is aan de Belgische autoriteiten
om te beslissen of in een individuele zaak kan worden geacteerd. Ik kan niet treden
in de oordeelsvorming van de Belgische autoriteiten.
Vraag 8
Klopt het dat Nederland na de lobby van Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten tegen
een actualisatie van de Europese zwarte lijst heeft gestemd met landen met een hoog
risico voor witwassen en terrorismefinanciering en zo ja, wat was hiervan de reden?9 Is het kabinet van mening dat een dergelijke zwarte lijst bijdraagt aan voorkomen
van witwassen en financiering van terrorisme via Europese banken? Klopt het dat Saoedi-Arabië
en de Verenigde Staten hebben gelobbyd tegen de zwarte lijst of tegen hun positie
op die lijst? Klopt het dat de kroonprins van Saoedi-Arabië een brief hiertoe heeft
gestuurd? Is het kabinet bereid om deze brief openbaar te maken? Klopt het dat Saoedi-Arabië
met economische sancties heeft gedreigd? Is het kabinet van mening dat Saoedi-Arabië
thuishoort op een dergelijke lijst? Heeft het kabinet specifiek bezwaren tegen het
opnemen van één van de andere nieuwe landen die de Europese Commissie aan de lijst
wilde toevoegen? Wat betekent de afwijzing van de zwarte lijst voor het voorkomen
van toekomstige witwasstromen uit de landen die op de concept lijst staan?
Antwoord 8
Op grond van artikel 9 van de Europese anti-witwasrichtlijn is de Europese Commissie
bevoegd bij gedelegeerde handeling derde landen te identificeren die in hun nationale
AML/CFT10-regelgeving strategische tekortkomingen vertonen die een aanzienlijke bedreiging
vormen voor het financiële stelsel van de Unie (hierna: derde landen met een hoog
risico). Om uitvoering te geven aan deze gedelegeerde handeling is een methode opgesteld
waarin onder andere is opgenomen dat derde landen tijdig betrokken worden indien de
Commissie voornemens is hen op de lijst te plaatsen.11
Op 7 maart jl. heeft de Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad)
unaniem bezwaar gemaakt tegen het voorstel van de Europese Commissie om 23 landen
te identificeren als derde landen met een hoog risico.12 De reden hiervoor is dat de Commissie bij het opstellen van deze lijst zich niet
aan de vastgestelde methode heeft gehouden. Het door de Commissie gevolgde proces
was niet transparant naar de landen die de Commissie voornemens was op de lijst te
plaatsen. Die landen zijn pas een week van tevoren op de hoogte gesteld en er is geen
gelegenheid geboden om nadere informatie of verduidelijking aan te leveren. Ook bestaat
er onduidelijkheid over de criteria en informatie die Commissie heeft gebruikt om
tot haar oordeel te komen. Zo baseert de Commissie zich voornamelijk op informatie
uit FATF13-rapporten, maar komt zij tot andere conclusies. Deze onduidelijkheid heeft de Commissie
niet weg kunnen nemen. Tenslotte is er ook geen helder proces gedefinieerd over hoe
landen die op de lijst staan, weer van de lijst af kunnen komen.
Ter vergelijking, in het FATF-proces om tot een lijst van hoog risico landen te komen,
krijgen de betreffende landen een jaar de tijd om geconstateerde strategische tekortkomingen
te verhelpen voordat zij op de lijst worden geplaatst. Daarnaast is er een duidelijk
actieplan dat een land moet doorlopen om van de lijst af te komen en vindt er meerdere
keren per jaar overleg plaats met het betreffende land over de gemaakte voortgang.
De bovenstaande zorgen rondom het door de Commissie gevolgde proces waarmee de lijst
tot stand is gekomen, zijn de reden waarom door alle lidstaten bezwaar is gemaakt.
Het bezwaar richt zich enkel op het door de Commissie gevolgde proces, en niet op
specifieke landen op de lijst.
Het opstellen van een Europese lijst van derde landen met een hoog risico draagt bij
aan het voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme, mits onderbouwd door
een zorgvuldig proces. Plaatsing op de EU-lijst verplicht Europese financiële instellingen
tot verscherpt cliëntenonderzoek en verscherpte transactiemonitoring op cliënten die
wonen, gevestigd zijn, of een zetel hebben in deze landen. Het is daarbij van belang
dat dit proces landen motiveert en helpt in het aanbrengen van verbeteringen in hun
systeem om witwassen en financiering van terrorisme tegen te gaan. Het opstellen van
een lijst mag niet een doel op zich zijn. Derde landen moeten in de toekomst beter
worden betrokken bij het proces, met duidelijke criteria voor plaatsing op de lijst
en verwijdering, en de gelegenheid worden geboden om gehoord te worden. Met het verwerpen
van het voorstel van Commissie blijft de al bestaande lijst gelden. Hierop staan als
hoog risico derde landen genoemd; Afghanistan, Bosnië en Herzegovina, Guyana, Irak,
Laos, Syrië, Uganda, Vanuatu, Jemen, Ethiopië, Sri Lanka, Trinidad en Tobago, Tunesië,
Pakistan, Iran, en Noord-Korea.
Nederland is benaderd door landen die de Commissie voornemens was te identificeren
als derde landen met een hoog risico. Deze landen hebben hun posities ten aanzien
van de hoog risico lijst kenbaar gemaakt via diplomatieke kanalen. Communicatie tussen
landen via diplomatieke kanalen is vertrouwelijk van aard, het kabinet respecteert
deze vertrouwelijkheid. Nederland is het gesprek aangegaan met deze landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.