Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over het rapport 'Circulaire economie in kaart' van het Planbureau voor de Leefomgeving
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het rapport «Circulaire economie in kaart» van het Planbureau voor de Leefomgeving (ingezonden 5 maart 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 2 april 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Circulaire economie in kaart» van het Planbureau
voor de Leefomgeving?1
2
Antwoord 1
Het PBL-rapport «Circulaire Economie in kaart» is mij bekend.
Vraag 2, 3
Deelt u de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat Nederland nog
niet voldoende doet om in 2050 een circulaire economie te bereiken? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Wat vindt u ervan dat de meeste innovatieve initiatieven zich richten op recycling
en dat innovaties hoger op de R(ecycling)-ladder, zoals hergebruik en diensten, veel
minder vaak voorkomen, terwijl juist bij deze innovaties het grondstoffenverbruik
sterker vermindert? Bent u van plan uw beleid aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u op dit gebied dan nemen?
Antwoord 2, 3
Ik deel de conclusie van het PBL dat de Nederlandse economie zoals die nu is niet
vanzelf leidt tot een circulaire economie. We staan aan het begin van de transitie.
Het PBL-rapport «Circulaire economie in kaart» geeft aanknopingspunten hoe de overheid,
samen met maatschappelijke partijen, een circulaire economie in 2050 kan bereiken.
Tevens analyseert PBL welke belemmeringen er nu zijn en welke mogelijkheden kunnen
worden benut om de circulaire economie te versnellen. Een scherpere focus op refuse,
reduce, reuse, repair (de «hogere R-strategieën op de ladder» naast recycling) is
hierbij volgens het PBL geboden om het grondstoffengebruik in Nederland te verminderen.
Het PBL doet onder meer aanbevelingen aan de overheid om barrières weg te nemen op
financieel vlak, op wetgevingsgebied en op het vlak van vergunningverlening en hiertoe
samen te werken met alle overheden.
In mijn brief van 13 februari 2019 (2019D06163) met antwoorden op vragen van de heer Ziengs naar aanleiding van berichten in de
media over hetzelfde PBL-rapport, ben ik al ingegaan op het wegnemen van belemmeringen
voor de kringloopeconomie.
Ik heb uw Kamer op 8 februari 2019 (TK 32 852 nr. 76) het Uitvoeringsprogramma circulaire economie doen toekomen waarin de acties uit
de kabinetsreactie van
29 juni 2018 over de transitie-agenda’s circulaire economie en dwarsdoorsnijdende
thema´s worden geconcretiseerd.
In dit Uitvoeringsprogramma komt een brede verscheidenheid aan soorten circulaire
activiteiten aan de orde. Er is aandacht voor circulair ontwerpen, marktprikkels en
deeleconomie. Het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving en het ondersteunen
van bedrijven bij doorbraakprojecten op het terrein van circulaire economie zijn ook
onderdeel van dit uitvoeringsprogramma.
Het in februari van dit jaar geopende «Versnellingshuis» zie ik als belangrijk instrument
om nieuwe vormen van circulariteit te faciliteren en op te schalen.
Voor de zomer van 2020 zal er, ook naar aanleiding van de in de tussentijd te verschijnen
voortgangsrapportage van PBL, een actualisering van dit Uitvoeringsprogramma aan de
Kamer worden aangeboden waarin nieuwe inzichten meegenomen kunnen worden.
Vraag 4
Neemt u het advies van het PBL over, om uw beleid voor circulair ontwerpen uit te
breiden en niet alleen uit te gaan van design-for-recycling maar ook van design-for-repair?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik deel het belang van het uitbreiden van ecodesign tot ontwerp voor recycling en
reparatie. Zo ondersteun ik het programma CIRCO dat Nederlandse bedrijven helpt bij
het toepassen van circulair ontwerpen, waarbij verduurzaming van het eigen product
in een circulair businessmodel centraal staat. Het voornemen is het programma CIRCO
de komende jaren op te schalen met het doel circulair ontwerpen bij een groot deel
van het Nederlandse bedrijfsleven tot een gangbare praktijk te maken. Van belang is
dat productbeleid wel grensoverschrijdend wordt aangepakt aangezien veel van de producten
waar het om gaat internationaal worden verhandeld.
Het bevorderen van repareerbaarheid maakt al onderdeel uit van het Europese pakket
voor circulaire economie (2015). Ik wijs u op het fiche Mededeling Ecodesign werkplan
2016–2019 (bijlage bij brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, 20 januari 2017,
Kamerstuk 34 663, nr. 8).
Inmiddels zijn de eerste Europese normen van kracht geworden waarin sprake is van
duurzaamheid, repareerbaarheid, herbruikbaarheid, opwaardeerbaarheid en fabriceerbaarheid
van en gebruik van kritische grondstoffen in producten, onderdelen en materialen die
ingezet worden in onder andere de maakindustrie en bouwsector en die gebruikt worden
voor consumentengoederen, zoals EN 45559 (Methods for providing information relating
to material efficiency aspects of energy-related products) https://www.nen.nl/Nieuws/Nieuws/Eerste-Europese-normen-voor-circulaire…
Vraag 5, 6
Wat vindt u ervan dat er relatief weinig reparatiebedrijven voor consumentenelektronica
zijn, terwijl dergelijke bedrijven op vergelijkbare wijze als autoreparatiebedrijven
kunnen zorgen voor een veel langere levensduur van producten? Welke rol voor de overheid
ziet u hier?
Deelt u de conclusie van het PBL dat initiatieven die circulair handelen combineren
met lokale en sociale doelen, kunnen helpen om draagvlak en betrokkenheid van burgers
en bedrijven te vergroten? Welke concrete maatregelen gaat u nemen om dit te stimuleren?
Antwoord 5, 6
Reparatie- en onderdelenbedrijven gericht op consumentenproducten zijn in de laatste
decennia helaas schaars geworden. Loonkosten, maar ook regelgeving ten aanzien van
elektrische apparaten kunnen hier belemmerend werken. Repair Cafés (die zijn vrijgesteld
van certificering omdat zij geen artikelen repareren bestemd voor verkoop) vervullen
hier een maatschappelijke behoefte.
Ik stimuleer met het bovengenoemde Uitvoeringsprogramma het tot stand komen van circulaire
ambachtscentra waar vakkennis, ambachten en het techniekonderwijs samen zorgen voor
stimulering van de circulaire economie. Reparatie ten behoeve van levensduurverlenging
van producten speelt daarbij een belangrijke rol.
Er wordt op lokaal niveau al veel werk gemaakt van circulaire economie, zowel door
gemeenten als door bedrijven en andere instellingen. Naar verwachting ontstaat daardoor
ook werkgelegenheid voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.
Het doel is om in 2030 in Nederland een landelijk dekkend netwerk van circulaire ambachtscentra
te hebben, bij voorkeur op locaties waar combinaties van milieustraten, kringloop-
en weggeefwinkels en ambachtslocaties geconcentreerd zijn. Bij deze ambachtslocaties
is men bedreven in levensduurverlenging van producten door onder meer reparatie, het
opknappen en uit oude producten nieuwe producten maken. Voorbeelden van dergelijke
centra zijn de Tilburgse kringloopwinkel La Poubelle, de recycleboulevard in Leeuwarden
en het Upcycle centrum in Almere.
Vraag 7, 8, 9
Bent u bekend met het «Repair Café»? Erkent u dat initiatieven zoals Repair Cafés
bovenstaande aanknopingspunten bij uitstek in praktijk brengen, dat wil zeggen dat
zij het stimuleren van hergebruik en reparatie combineren met lokale en sociale doelen?
Erkent u de rol van Stichting Repair Café als de organisatie die het Repair Café-concept
landelijk verspreidt en ondersteunt? Deelt u de mening dat deze stichting een belangrijke
partner van de overheid kan zijn bij het vormgeven van de circulaire economie?
Bent u bereid om meer te investeren in initiatieven als «Repair Café», zodat Nederland
alsnog het doel «Nederland circulair in 2050» kan halen?
Antwoord 7, 8, 9
Ik ken en stimuleer initiatieven en icoonprojecten om onder meer reparatie en hergebruik
van goederen en materialen te stimuleren. Daarbij zijn niet alleen Repair Cafés maar
ook kringloopwinkels en andere lokale en sociale bedrijven en instellingen, bijvoorbeeld
uit het beroepsonderwijs, onze partners.
Ik ondersteun de stichting Repair Café in het opbouwen van de zogeheten RepairMonitor,
op basis waarvan inzicht wordt verkregen in de mate waarin huishoudelijke apparaten
repareerbaar zijn door niet-professionele centra of personen. Het doel is te komen
tot een monitor waarmee een groot volume aan data over (particuliere) reparaties zal
ontstaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.