Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit BRP en het Besluit BSN
27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
Nr. 132 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 maart 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
de brief van 18 december 2018 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit
BRP en het Besluit BSN (Kamerstuk 27 859, nr. 130).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 januari 2019 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 28 maart 2019 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Inleiding
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft in haar vergadering van 24 januari
2019 enkele vragen gesteld over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie
personen en het Besluit BSN. Dit ontwerpbesluit is door mij bij brief van 18 december
2018 aan de Kamer aangeboden ter uitvoering van de voorhangprocedure in artikel 3.3,
vierde lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP). Deze procedure heeft betrekking
op de in het ontwerpbesluit opgenomen aanwijzing van werkzaamheden die worden verricht
door gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Het
betreft de werkzaamheden die verband houden met het uitvoeren van jeugdreclassering.
Deze werkzaamheden worden in het voorliggende ontwerpbesluit aangewezen als werkzaamheden
met een gewichtig maatschappelijk belang ten behoeve waarvan gegevens uit de basisregistratie
personen (BRP) kunnen worden verstrekt. De leden van de D66-fractie hebben hierover
enkele vragen gesteld. Daarnaast hebben deze leden ook vragen gesteld over de in het
ontwerpbesluit opgenomen bepalingen met betrekking tot het in de BRP registreren van
personen van wie het Nederlanderschap is ingetrokken. Hoewel deze vragen niet zien
op het onderwerp van de voorhangprocedure ga ik in deze reactie ook op die vragen
in.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie en reactie van de Staatssecretaris
De leden van de D66-fractie lezen dat het in de praktijk noodzakelijk is voor de gecertificeerde
instellingen om gegevens uit de BRP te krijgen om zo de jeugdreclassering goed uit
te kunnen voeren. Zij vragen waaruit die noodzaak blijkt en hoe deze instellingen
dit nu doen.
In paragraaf 2.2.2 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit is uiteengezet
dat gecertificeerde instellingen, om hun werkzaamheden te kunnen uitvoeren, gegevens
nodig hebben betreffende meerdere personen. Zo bepaalt artikel 4.2.3 van het Besluit
Jeugdwet dat zij binnen 5 dagen nadat zij zijn belast met de uitvoering van de jeugdreclassering
contact leggen met de jeugdige en zijn gezaghebbende ouders. De gecertificeerde instelling
bepaalt of en, zo ja, welke jeugdhulp is aangewezen in het kader van de uitvoering
van de jeugdreclassering en overlegt hierover met het college van de daarvoor verantwoordelijke
gemeente. De gecertificeerde instelling heeft daarvoor gegevens uit de basisregistratie
personen nodig. In de praktijk blijkt het verkrijgen van de noodzakelijke gegevens
over de jeugdige en zijn omgeving (gezaghebbende ouders of andere gezagsdrager), broers
en zussen, het gezag, de gezinssituatie (bijvoorbeeld andere inwonende kinderen en
de gezagsrelatie daarmee) en de woonplaats van de betrokkenen een omslachtige aangelegenheid
die ook de nodige tijd kost. Die gegevens dienen nu telkens gevraagd te worden bij
een of meer betrokken gemeenten. In de praktijk blijkt voorts dat er relatief veel
verhuizingen plaatsvinden gedurende de uitvoering van de strafrechtelijke maatregel.
Hoewel geen exacte cijfers bekend zijn, laten de door de instellingen bij Jeugdzorg
Nederland aangedragen voorbeelden zien dat het om een significante hoeveelheid gaat.
Dit brengt veel administratieve handelingen met zich mee en komt een goede uitvoering
van de jeugdreclassering niet ten goede. Systematische verstrekking van deze gegevens
uit de BRP is dan ook noodzakelijk en gerechtvaardigd. Zoals vermeld in de nota van
toelichting werd de jeugdreclassering voorheen op grond van de Wet op de jeugdzorg
uitgevoerd door de Bureaus Jeugdzorg, die als overheidsorgaan de noodzakelijke gegevens
al systematisch verstrekt kregen uit de BRP. Als gevolg van de overheveling van deze
taak naar de gecertificeerde instellingen, die geen overheidsorgaan zijn, is de systematische
verstrekking van deze gegevens uit de BRP ten behoeve van deze werkzaamheden komen
te vervallen. De hiervoor beschreven negatieve gevolgen van deze overheveling worden
opgeheven door de in dit ontwerpbesluit voorgestelde aanwijzing van de gecertificeerde
instellingen als derde in de zin van artikel 3.3 van de Wet BRP. Het Adviescollege
Toetsing Regeldruk (ATR) spreekt in zijn advies op dit ontwerpbesluit van een «reparatiewijziging».
Deze leden wilden tevens weten of de gecertificeerde instellingen toegang krijgen
tot de gehele BRP, of zij hun gebruik moeten verantwoorden en aan welke randvoorwaarden
het gebruik van de BRP is verbonden.
De aansluiting van de gecertificeerde instellingen voor systematische verstrekking
van gegevens uit de basisregistratie personen, is aan dezelfde voorwaarden verbonden
die gelden voor iedere gebruiker (overheidsorgaan of derde) aan wie op systematische
wijze gegevens worden verstrekt. In de Wet BRP en de onderliggende regelgeving is
bepaald dat voor een autorisatie eerst een aanvraag moet worden gedaan, waarin exact
wordt aangegeven welke gegevens voor welk doel worden gevraagd. Tevens wordt nagegaan
op welke wijze de gegevens dienen te worden verstrekt. Dit proces wordt begeleid door
het Ministerie van BZK en is er geheel op gericht om de verstrekking te beperken tot
die gegevens die in het licht van het doel noodzakelijk zijn. Uiteindelijk leidt dit
tot een autorisatiebesluit, waaraan nog nadere voorschriften en beperkingen kunnen
worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.
Deze autorisatiebesluiten worden gepubliceerd, zodat voor eenieder inzichtelijk is
welke gegevensverstrekkingen uit de BRP plaatsvinden.
De leden van de D66-fractie hebben voorts enkele vragen gesteld in verband met de
wijziging van het Besluit BRP met het oog op het registreren van personen aan wie
het Nederlanderschap is ontnomen. Zij vragen of de werking van deze wijziging wordt
geëvalueerd. Tevens vragen zij zich af of, nadat dit besluit in werking is getreden,
wordt getoetst of daadwerkelijk alle overheidsinstanties deze personen als niet-Nederlander
registreren en ook bijvoorbeeld het verstrekken van een paspoort in de praktijk niet
meer mogelijk is.
Hierover kan worden opgemerkt dat vanaf het moment dat de intrekking van het Nederlanderschap
van een persoon in de BRP is geregistreerd, alle overheidsorganen die gebruik maken
van de BRP en voor verstrekking van dit gegeven zijn geautoriseerd, dit gegeven kunnen
raadplegen. Op welke wijze zij dit gegeven in hun eigen registratie verwerken en gebruiken
bij de uitvoering van hun taken, is de verantwoordelijkheid van de betrokken instanties
zelf conform de regelgeving waarin hun taken zijn beschreven. Voor zover het gaat
om het genoemde voorbeeld van het verstrekken van een paspoort kan ik melden dat verschillende
voorzieningen bestaan die ertoe dienen uitgevende instanties op de hoogte te stellen
van het intrekken van de Nederlandse nationaliteit voor zover dat gegeven van belang
is voor de uitvoering van de Paspoortwet. Naast raadpleging van de BRP in het kader
van een aanvraag bij gemeenten of in het buitenland kan worden gewezen op het basisregister
reisdocumenten, waarin paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten worden geregistreerd
die vanwege het verlies van het Nederlanderschap van rechtswege zijn vervallen.
Overigens wordt de werking van de BRP op dit moment geëvalueerd in het kader van de
beleidsdoorlichting van artikel 6.5 van de begroting van het Ministerie van BZK. Ik
heb bij brief van 21 december 2018, in antwoord op vragen van uw Kamer over deze beleidsdoorlichting,
gemeld dat daarbij zeker aandacht zal worden besteed aan de mate waarin andere ministeries
en uitvoeringsorganisaties gebruik maken van de BRP.1
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier