Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het artikel 'Ook afname weidevogels op biologische boerenbedrijven mogelijk gevolg van aanwezige pesticiden'
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het artikel «Ook afname weidevogels op biologische boerenbedrijven mogelijk gevolg van aanwezige pesticiden» (ingezonden 28 februari 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 26 maart
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Ook afname weidevogels op biologische boerenbedrijven
mogelijk gevolg van aanwezige pesticiden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de EU en Nederland vrijwel geen wetgeving hanteren die maximale pesticidengehalten
in mest voorschrijft?
Antwoord 2
Er is inderdaad geen specifieke wetgeving voor gehalten gewasbeschermingsmiddelen
en biociden in dierlijke mest. Er is wel wetgeving die voorkomt dat dierlijke mest
verontreinigd wordt. Zo wordt bij de toelating van een gewasbeschermingsmiddel onder
andere rekening gehouden met blootstelling van de bodem en daarin levende organismen.
Deze directe blootstelling is hoger dan een indirecte blootstelling van de bodem aan
residuen die via het eten van diervoeder uiteindelijk in dierlijke mest terecht komen.
De risicobeoordeling dekt dat dus al af. Ook biociden die gebruikt worden in de veehouderij,
bijvoorbeeld in stallen, kunnen na toepassing direct in de dierlijke mest terecht
komen. Deze blootstellingsroute is daarom ook specifiek onderdeel van de beoordeling
voor de toelating van dergelijke biociden.
Voor producten die rechtstreeks als organische meststof worden gebruikt zijn er bovendien
eisen voor organische microverbindingen. Deze staan benoemd in tabel 4 van de bijlage
II van het Uitvoeringsbesluit meststoffen. Het betreft met name producten die als
residu van gewasbeschermingsmiddelen kunnen voorkomen.
Voor veevoeder zijn maximale residunormen voor gewasbeschermingsmiddelen opgenomen
in Verordening (EG) nr. 396/2005 en in Richtlijn 2002/32/EG. Op deze wijze wordt voorkomen
dat dieren, dierlijke producten en dierlijke mest worden verontreinigd. Tot slot wordt
bij de toelating van anti-parasitaire middelen in de veehouderij de verontreiniging
naar de dierlijke mest in de beoordeling meegenomen.
Vraag 3
Klopt het dat in bijna alle mest van Nederlandse veehouderijbedrijven pesticiden in
ecologisch relevante concentraties teruggevonden kunnen worden? Zo ja, welke invloed
heeft dit op de omgeving? Zo nee, hoe verhoudt uw antwoord zich tot het onderzoek
dat wordt aangehaald in het artikel?
Antwoord 3
Er is thans geen onderzoek beschikbaar dat hierop wijst. Uit het aangehaalde artikel
begrijp ik dat er een onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Gelderland
en dat het onderzoeksrapport op 12 april a.s. gepubliceerd zal worden. Ik zal dit
rapport uiteraard met belangstelling lezen.
Vraag 4
Klopt het dat voor veel pesticiden de werking van het totaal aan stoffen, hun synergistische
interacties en hun cumulatieve effecten op het ecosysteem onbekend zijn? Zo ja, op
welke manier kan het voor veehouderijbedrijven inzichtelijk worden gemaakt wat voor
schade pesticiden toebrengen aan de grond en omgeving?
Antwoord 4
Bij de toelating van een gewasbeschermingsmiddel worden bovenstaande elementen voor
de betreffende stof in het middel (of een aantal stoffen in geval van een op het etiket
voorgeschreven tankmix) meegenomen in de risicobeoordeling. In het huidige toelatingsbeleid,
waar de risicobeoordeling per aanvraag gebeurt (per middel of tankmix) zijn veiligheidsfactoren
ingebouwd die rekening houden met de mogelijkheid dat cumulatieve effecten kunnen
optreden. EFSA zal in 2019 een richtsnoer afronden om gecombineerde blootstelling
aan verschillende stoffen te kunnen beoordelen. Ook werkt EFSA aan de risicobeoordeling
van cumulatieve blootstelling van stoffen via residuen in voedsel. waarvan rapporten
medio 2019 beschikbaar komen. Het RIVM levert hier een bijdrage aan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat bestrijdingsmiddelen schadelijk kunnen zijn voor het hele ecosysteem
van landbouwbedrijven, met een grote impact op weidevogels en insecten? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Ik maak mij zorgen over de afname van weidevogels en insecten. Er zijn vele internationale
studies die een mix aan mogelijke oorzaken hiervoor benoemen zoals de afname van leefgebied,
maar ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Toegelaten gewasbeschermingsmiddelen
zijn uitgebreid beoordeeld op risico’s voor mens, dier en milieu, waaronder vogels
en insecten. Eens in de 10 jaar worden herbeoordelingen uitgevoerd, waarbij nieuwe
wetenschappelijke inzichten tot strengere eisen voor het gebruik van middelen kunnen
leiden. Dat neemt niet weg dat ik de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen
wil verminderen. In de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, die ik binnenkort naar
uw Kamer zal sturen, zal ik hier nader op ingaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.