Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over het bericht ‘VLC heeft ruimtegebrek én leegstand’
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «VLC heeft ruimtegebrek én leegstand» (ingezonden 13 februari 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 25 maart
            2019).
         
Vraag 1
            
Bent u bekent met het bericht «VLC heeft ruimtegebrek én leegstand»?1 2
Antwoord 1
            
Ja, dat bericht ken ik.
Vraag 2
            
Kunt u toelichten op welke wijze in de bekostiging van passend onderwijs rekening
               gehouden wordt met het gegeven dat reguliere scholen voor het verzorgen van onderwijs
               aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte meer huisvestingscapaciteit nodig
               hebben? Hoe verhoudt de modelverordening van de VNG zich tot de berekening van de
               uitkering voor onderwijshuisvesting op grond van het Gemeentefonds?
            
Antwoord 2
            
In de bekostiging van passend onderwijs is geen rekening gehouden met huisvesting,
               kosten voor huisvesting maken geen deel uit van de onderwijsbekostiging. De aanwending
               van de middelen uit het gemeentefonds is een verantwoordelijkheid van de gemeenten.
               Er is geen sprake van genormeerde budgetten in het gemeentefonds voor bepaalde taakgebieden.
               Gemeenten kunnen hier dus keuzes maken. De VNG-modelverordening bevat onder andere
               normbedragen voor bouwkosten van scholen. De bouwkosten zijn opgebouwd uit verschillende
               componenten die specifiek per school en locatie kunnen zijn, zoals door praktijkruimten
               en de lengte van eventueel benodigde heipalen. De bijdrage via het gemeente fonds
               voor de onderwijshuisvesting en de normbedragen in de VNG-modelverordening zijn dus
               twee verschillende grootheden.
            
Vraag 3
            
In hoeverre onderschrijft u de stelling dat de huisvesting in de Wet passend onderwijs
               een vergeten hoofdstuk is en dat de wetgever wel extra handjes heeft geregeld, maar
               geen extra ruimte? Deelt u de mening dat passend onderwijs betrokken zou moeten worden
               bij de ontwikkeling van het beleid inzake onderwijshuisvesting, mede in het licht
               dat de VNG de onderwijshuisvesting wil verbinden met het sociaal domein?3
Antwoord 3
            
Ik deel de mening dat huisvesting in de Wet passend onderwijs een vergeten hoofdstuk
               is niet. Zoals de VNG zelf in de ledenbrief «De Lat omhoog» van 21 september 2015
               schrijft:
            
«Onderwijshuisvesting staat niet op zichzelf maar maakt onderdeel uit van de infrastructuur
               van het sociale domein. Gemeenten willen kinderen en jongeren in hun gemeenten optimale
               ontwikkelingskansen bieden en sociale stijging bevorderen. Dat vraagt om schoolgebouwen
               in buurt, wijk en regio
            
die ook onderdak bieden aan andere disciplines, om integraal beleid in het sociale
               domein en om verbinding van onderwijshuisvesting met ontwikkelingen op beleidsvelden
               als jeugdhulp, participatie, maatschappelijke ondersteuning en passend onderwijs.
               Daarbij ligt de focus op sterke clusters van voorzieningen voor kinderen en jongeren,
               denk aan integrale kindcentra, multifunctionele combinaties
            
met voorzieningen voor cultuur en sport, samenwerking tussen scholen en jeugdprofessionals
               rond de ondersteuning van kwetsbare jongeren op school, in het gezin en bij de overstap
               naar de arbeidsmarkt.» Dit biedt mijns inziens voldoende aanknopingspunten om het
               gesprek over passende huisvesting aan te gaan.
            
Vraag 4
            
Deelt u de opvatting dat de extra huisvestingsbehoefte als gevolg van passend onderwijs
               niet ten koste mag gaan van het reguliere onderwijs en dat creatieve oplossingen van
               scholen de verantwoordelijkheid van de overheid voor het bieden van toereikende huisvesting
               niet wegnemen?
            
Antwoord 4
            
In de door u aangedragen casus gaat het om een reguliere school voor voortgezet onderwijs.
               Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ter beschikking stellen van middelen voor
               de onderwijshuisvesting, binnen de door hen vastgestelde financiële kaders. Zij maken
               momenteel jaarlijks een afweging over de aangevraagde huisvestingvoorzieningen. Gemeenten
               maken daarbij zelf afwegingen over de omvang van het totaal beschikbaar te stellen
               budget en over de prioritering van de aangevraagde voorzieningen. Per gemeente kunnen
               die afwegingen anders uitvallen.
            
Vraag 5
            
In hoeverre kunnen scholen in het kader van de zorgplicht een beroep doen op een gebrek
               aan plaatsruimte als gevolg van ontoereikende huisvesting? Bent u ook van mening dat
               het onwenselijk is dat scholen zich om deze reden op het vrijwaren van zorgplicht
               moeten beroepen?
            
Antwoord 5
            
In de Wet op het voortgezet onderwijs is in artikel 27, lid 2 onder d, geregeld dat
               de zorgplicht niet van toepassing is als er op de school waar de leerling is aangemeld
               geen plaatsruimte beschikbaar is. Zie verder het antwoord op vraag 4.
            
Vraag 6
            
Herkent u de opmerking van de gemeente Barneveld dat dit bij meer scholen speelt.
               Met hoeveel situaties bent u bekend waar dit probleem speelt en bent u bereid in contact
               te treden met betrokkenen om oplossingen te verkennen.
            
Antwoord 6
            
Ik krijg wel signalen dat dit in sommige gemeenten speelt. Ik krijg echter ook signalen
               over gemeenten die dit heel goed hebben opgepakt. Ik heb geen zicht op aantallen en
               daarbij is het niet aan mij om oplossingen te verkennen. Zie verder het antwoord op
               vraag 4.
            
Vraag 7
            
Wat is het resultaat van het overleg met de VNG over deze problematiek? Kunt u aangeven
               binnen welke termijn een oplossing voor deze problematiek verwacht mag worden?
            
Antwoord 7
            
In het voortgezet algemeen overleg passend onderwijs op 12 februari jl. heb ik toegezegd
               in overleg te treden met de VNG. In de voortgangsrapportage passend onderwijs die
               voor de zomervakantie naar uw Kamer gestuurd wordt, zal ik u over de uitkomsten van
               dit overleg informeren.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.