Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over ziekmakende giftige dampen in varkensstallen en het aanhoudende gedogen daarvan
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over ziekmakende giftige dampen in varkensstallen en het aanhoudende gedogen daarvan (ingezonden 19 december 2018).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 26 maart
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1237.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat in het Varkensbesluit van 1997 al is bepaald dat varkensstallen
zo moeten zijn ingericht dat de varkens toegang hebben tot een schone en comfortabele
ruimte?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u voorts bevestigen dat in de Wet dieren van 2011 is bepaald dat gehouden dieren
moeten worden gevrijwaard van fysiek en fysiologisch ongerief en dat het in principe
verboden is de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen?
Antwoord 2
In de Wet Dieren is in artikel 1.3 bepaald dat bij het stellen van regels of het nemen
van daarop gebaseerde besluiten rekening wordt gehouden met de gevolgen die deze regels
of besluiten hebben voor de intrinsieke waarde van het dier. Daartoe wordt gerekend
dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd, hetgeen onder meer
inhoudt de vrijwaring vanfysiek en fysiologisch ongerief voor zover dat redelijkerwijs
kan worden verlangd. Het is daarnaast op grond van artikel 2,1 van de Wet dieren verboden
om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig
doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid
of het welzijn van het dier te benadelen.
Vraag 3
Kunt u voorts bevestigen dat in de nadere regelgeving onder de Wet dieren, in het
Besluit houders van dieren van 2014, een verbod is opgenomen om dieren te houden in
stallen waarin de lucht zo vervuild is dat zij er ziek van worden?
Antwoord 3
In het besluit houders van dieren is opgenomen dat de luchtcirculatie, het stofgehalte
van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties
in de omgeving van het dier niet schadelijk zijn voor het dier.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat zowel het Varkensbesluit als de Wet dieren als het Besluit houders
van dieren in elk geval tot halverwege 2018 nooit is gehandhaafd als het gaat om de
lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven?
Antwoord 4
De NVWA controleerde ook voor medio 2018 tijdens inspecties bij varkenshouderijen
of het klimaat in de stal schadelijk is voor de dieren. In die gevallen waar duidelijk
sprake was van een schadelijk klimaat werd ook handhavend opgetreden.
Vraag 5
Indien u niet wilt bevestigen dat de dierenwelzijnswetten nooit zijn gehandhaafd als
het gaat om de lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven, kunt u dan
de informatie over concrete gevallen van handhaving en sanctionering van de afgelopen
decennia naar de Kamer sturen zodat de Kamer kan controleren of uw bewering dat er
wel is gehandhaafd wel klopt?
Antwoord 5
In mijn antwoord op uw vraag 4 heb ik aangegeven dat er ook vóór halverwege 2018 is
gehandhaafd als het gaat om de lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven.
Voor meer informatie over de handhaving op het klimaat in varkensstallen in 2018 verwijs
ik naar de op 28 februari jl. door de NVWA gepubliceerde factsheet over de inspectieresultaten
klimaat in varkensstallen.1
Vraag 6
Vindt u het zelf prettig om ammoniakdampen in te ademen?
Antwoord 6
Nee.
Vraag 7
Erkent u dat alleen al op basis van gezond verstand er al die jaren al ernstig rekening
moest worden gehouden met de waarschijnlijkheid dat varkens die hun hele leven in
gesloten stallen moeten doorbrengen, slechts via een rooster gescheiden van hun eigen
uitwerpselen, te lijden hebben van de ammoniak in de lucht waarin ze 24 uur per dag
moeten leven?
Antwoord 7
Ik ben me ervan bewust dat er meer aandacht moet komen voor de omstandigheden waarin
de varkens gehouden worden. Dit is ook een van de maatregelen die in het Hoofdlijnenakkoord
voor de sanering en verduurzaming van de varkenshouderij zijn afgesproken (Kamerstuk
28 973, nr. 200). Deze aanpak is gericht op het ontwikkelen van brongerichte emissiebeperkende maatregelen,
waarbij de mest frequent uit de stallen wordt afgevoerd en bewerkt, en verbeterde
ventilatiesystemen in varkensstallen. Hierdoor verminderen schadelijke emissies in
stallen en verbetert de kwaliteit van het stalklimaat.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat ammoniak voor varkens een van de schadelijkste gassen is in
de stallucht?
Antwoord 8
Ammoniak is boven een bepaalde concentratie schadelijk voor de gezondheid. De mate
van schadelijkheid is naast de concentratie ook afhankelijk van de blootstellingsduur.
De relatie tussen blootstelling aan ammoniak en ontstaan van gezondheidsproblemen
is moeilijk vast te stellen, omdat vaak meerdere stalfactoren tegelijkertijd van invloed
zijn op de gezondheid van de dieren.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat het reukorgaan, net als bij een hond, het belangrijkste zintuig
is van varkens en dat varkens hun soortgenoten onderscheiden op geur?
Antwoord 9
Varkens herkennen elkaar onderling door een combinatie van geluid, zicht en geur.
Vraag 10, 11 en 12
Realiseert u zich dat aantasting van de neus en reuk betekent dat de dieren de mogelijkheid
tot deze cruciale herkenning wordt ontnomen?
Hoe denkt u dat varkens zich voelen in een hok vol andere varkens als zij die niet
(goed) meer kunnen herkennen?
Kunt u bevestigen dat aantasting van de neus en reuk en daarmee het wegvallen van
herkenning tot gevolg heeft dat de dieren minder sociaal gedrag kunnen vertonen en
agressiever zijn naar elkaar, wat er weer toe leidt dat zij elkaar verwonden?
Antwoord 10, 11 en 12
Er zijn geen aanwijzingen dat dieren elkaar minder goed herkennen in varkensstallen.
Dieren herkennen elkaar op basis van geluid, zicht en geur. Wel is het zo dat Wageningen
Livestock Research aangeeft dat een verminderd stalklimaat kan leiden tot frustratie
en prikkelbaarheid van de dieren.
Vraag 13
Zijn er medewerkers op het ministerie (geweest) die aandacht hebben gevraagd voor
de waarschijnlijkheid dat de lucht in varkensstallen een bron van leed vormt voor
de dieren? Zo ja, vanaf wanneer, hoe vaak is dat gebeurd en wat is er met de respectieve
signaleringen van (diverse) ambtenaren die aandacht vroegen voor dit specifieke dierenwelzijnsprobleem
gebeurd?
Antwoord 13
De luchtkwaliteit in de varkensstallen is al geruime tijd een punt van aandacht binnen
mijn ministerie.
In de plannen voor verduurzaming van de varkenshouderij is luchtkwaliteit in de stal
ook een belangrijk aandachtspunt. Eén van de maatregelen in het Hoofdlijnenakkoord
voor de sanering en verduurzaming van de varkenshouderij (Kamerstuk 28 973, nr. 200) is gericht op het ontwikkelen van brongerichte emissiebeperkende maatregelen, waarbij
de mest frequent uit de stallen wordt afgevoerd en bewerkt, en verbeterde ventilatiesystemen
in varkensstallen. Hierdoor verminderen schadelijke emissies in stallen en verbetert
de kwaliteit van het stalklimaat.
Vraag 14 en 15
Kunt u bevestigen dat er al jaren wetenschappelijke kennis beschikbaar is over de
schadelijke effecten van het inademen van lucht met een hoog ammoniakgehalte bij zowel
dieren als mensen?
Welke onderzoeken en rapporten (inzake de schadelijke effecten van het inademen van
lucht met een hoog ammoniakgehalte bij zowel mensen als dieren) zijn sinds wanneer
bekend op het ministerie en wat is er met die onderzoeken en rapporten gebeurd?
Antwoord 14 en 15
Het is bekend dat hoge gehaltes ammoniak niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid
van de luchtwegen van mens en dier.
Er is veel onderzoek beschikbaar over de schadelijkheid van ammoniak voor mens en
dier. Dit heeft er onder andere toe geleid dat WUR in 2015 onderzoek heeft gedaan
naar indicatoren die gebruikt kunnen worden door de varkenshouders en handhavers om
inzicht te krijgen in situaties waarbij het stalklimaat onvoldoende gewaarborgd is
en er mogelijk sprake is van verminderd dierenwelzijn en verminderde diergezondheid.
Het onderzoek heeft vijf indicatoren opgeleverd. Dit zijn de omgevingsindicatoren
concentraties koolstofdioxide en ammoniak en de volgende dierindicatoren: mate van
roodheid en/of bevuiling van de ogen; mate van oorbijten; mate van staartbijten; mate
van bevuiling van de dieren. De NVWA gebruikt deze vijf indicatoren om het stalklimaat
te beoordelen.
Vraag 16
Kunt u bevestigen dat mensen ademhalingsproblemen ervaren bij een ammoniakgehalte
van 6 parts per million (ppm) en dat biggen ammoniakconcentraties onder de 10 ppm
al detecteren en vermijden?
Antwoord 16
De onderbouwing van deze data zijn mij niet bekend.
Vraag 17
Welke waarde kent u toe aan de duidelijke voorkeur van (deze) dieren om geen lucht
met (deze gehaltes aan) ammoniak erin in te hoeven ademen?
Antwoord 17
Ik vind het belangrijk dat de dieren kunnen leven in een omgeving die niet schadelijk
is.
Vraag 18
Erkent u de voorkeur voor niet-vervuilde lucht als behorend tot de natuurlijke behoeften
van het dier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Ik vind het belangrijk dat er sprake is van een goed stalklimaat en een goede luchtkwaliteit.
Het is daarom belangrijk om in te zetten op brongerichte maatregelen. Zie verder mijn
antwoord op vraag 7.
Vraag 19 en 20
Kunt u bevestigen dat ammoniakconcentraties van meer dan 20 ppm tot beschadigingen
aan de luchtwegen kunnen leiden bij varkens én mensen?
Kunt u bevestigen dat veel varkens als gevolg van de ammoniakdampen in de stal waarin
zij opgesloten zitten lijden aan chronisch hoesten, ernstige benauwdheid, longontstekingen
en pijnlijke borstontstekingen?
Antwoord 19 en 20
Het is bekend dat hoge gehaltes ammoniak niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid
van de luchtwegen van mens en dier. Een combinatie van factoren kan leiden tot respiratiestoornissen
in de varkens. Dit uit zich bijvoorbeeld in longafwijkingen (long- en borstvliesontstekingen)
bij vleesvarkens.
Vraag 21
Kunt u bevestigen dat volgens de Arbo-wet de ammoniakconcentraties in stallen niet
hoger mag zijn dan 10 ppm?
Antwoord 21
Volgens bijlage XIII bij de Arbeidsomstandighedenregeling mag de ammoniakconcentratie
waaraan een werknemer blootstaat niet hoger zijn dan 14 mg/m3 (voor een gemiddelde blootstelling over 8 uur); dit komt overeen met 20 ppm. Bij
een korte blootstellingsduur (15 min) mag de ammoniakconcentratie niet hoger zijn
dan 36 mg/m3 (50 ppm).
Vraag 22
Hoe verhoudt deze wettelijke Arbo-norm voor de lucht in stallen zich tot het gedogen
van ammoniakconcentraties die veel hoger liggen?
Antwoord 22
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn antwoord op de vragen 14 en 15.
Vraag 23
Onderschrijft u de bevindingen van het Klimaatplatform Varkens van de Wageningen Universiteit,
dat op basis van metingen en berekeningen in 2013 concludeerde dat de ammoniakconcentratie
in stallen op 50 tot 70 ppm kan liggen?
Antwoord 23
Ik heb geen reden om aan de uitkomsten van de bevindingen van het Klimaatplatform
te twijfelen. Ik heb daarom ook door de WUR onderzoek laten doen naar indicatoren
om het stalklimaat en de effecten daarvan op het dier zichtbaar te maken en een effectievere
invulling te kunnen geven aan de handhaving op de luchtkwaliteit.
Vraag 24
Kunt u bevestigen dat het dierenwelzijnspanel van de European Food Safety Authority
(EFSA), in een zogenaamd «technical report» waaraan de Wageningen Universiteit heeft
meegeschreven, in 2011 heeft gesteld dat het ammoniakgehalte in een varkensstal in
elk geval niet boven de 20 ppm zou moeten komen?
Antwoord 24
Ja dat is mij bekend. Een varkensstal goed ventileren is van belang voor de gezondheid
en het welzijn van de varkens. Ventileren van stallen is een balans tussen het omlaag
brengen van de ammoniakgehaltes en de luchtsnelheid in de stal. Als er teveel geventileerd
wordt kan er tocht ontstaan en de temperatuur in de stal dalen, wat een negatieve
invloed kan hebben op de diergezondheid van de dieren.
Vraag 25
Kunt u bevestigen dat Duitsland wettelijk heeft vastgelegd dat de ammoniakconcentraties
in varkensstallen niet hoger mag zijn dan 20 ppm wettelijk en dat ook in Frankrijk
bij inspecties in varkensstallen deze grenswaarde als maximale bovengrens wordt gehanteerd?
Antwoord 25
In Duitsland is vastgelegd dat de ammoniakconcentratie in varkensstallen structureel
niet hoger mag zijn dan 20 ppm. In Frankrijk is geen waarde voor de ammoniakconcentratie
in varkensstallen in regelgeving opgenomen.
Vraag 26
Kunt u bevestigen dat het Klimaatplatform Varkens van de Wageningen Universiteit in
2013 al waarschuwde dat de ammoniakconcentratie in varkensstallen hooguit 20 ppm mag
zijn? Sinds wanneer was deze bevinding bekend op het ministerie? Werd de bevinding
gesignaleerd door het team dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Wat is er met de bevinding
gebeurd op het ministerie?
Antwoord 26
Het ging hierbij om een advies van het Klimaatplatform Varkens richting varkenshouders
in 2013. In 2015 heeft mijn ministerie opdracht gegeven aan de WUR om onderzoek te
doen naar indicatoren voor de handhaving van het stalklimaat. Zie ook vraag 17.
Vraag 27
Kunt u bevestigen dat die bovengrens van 20 ppm in Nederland nog altijd niet wettelijk
is vastgelegd?
Antwoord 27
In de regelgeving is de bovengrens van 20 ppm ammoniak niet opgenomen.
Vraag 28
Erkent u dat Nederland op dit punt dus niet «voorop loopt» in Europa als het gaat
om het dierenwelzijn in de veehouderij, zoals wel vaak wordt beweerd?
Antwoord 28
Nederland heeft ervoor gekozen om op basis van beschikbaar onderzoek de stap te zetten
naar het laten opstellen van praktische handvatten voor het toezicht op de luchtkwaliteit
in stallen. Zoals ook aangegeven bij mijn antwoord op vraag 13 is de luchtkwaliteit
in varkenstallen al geruime tijd een punt van aandacht binnen mijn ministerie. Ik
heb geen inzicht hoe aan deze opgave invulling is gegeven in andere landen.
Vraag 29
Kunt u toelichten waarom u er niet voor heeft gekozen om in elk geval een wettelijke
bovengrens vast te leggen voor de toegestane ammoniakconcentraties in varkensstallen,
maar in plaats daarvan opdracht heeft gegeven aan Wageningen Livestock Research om
een onderzoek te doen naar «signaalindicatoren» voor een ontoereikend stalklimaat?
Antwoord 29
Met het onderzoek zijn signaal indicatoren tot stand gekomen die de NVWA handvatten
biedt voor een integrale beoordeling van het stalklimaat waarin verschillende aspecten,
waaronder ammoniak, worden meegenomen. Daarmee wordt invulling gegeven aan het toezicht
op stalklimaat. In Europese regelgeving is geen wettelijke bovengrens vastgelegd.
Vraag 30
Hoeveel geld heeft het ministerie betaald aan Wageningen Livestock Research voor dit
pilotproject voor de ontwikkeling van «indicatoren op basis waarvan bedrijven kunnen
worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen» en
hoeveel tijd heeft het onderzoek in beslag genomen?
Antwoord 30
Dit onderzoek heeft € 73.300 (inclusief btw) gekost. Het onderzoek liep van 2015 tot
april 2017.
Vraag 31
Hoe verantwoordt u de jarenlange vertraging en het opnieuw uitgeven van belastinggeld
aan een onderzoek door Wageningen Universiteit, terwijl diezelfde universiteit in
een samenwerkingsverband voor EFSA al in 2011 tot de conclusie was gekomen dat je
20 ppm als maximale bovengrens moet stellen voor de lucht in varkensstallen?
Antwoord 31
Om de uitkomsten van een rapport om te zetten in beleid en uitvoering is tijd nodig
en extra onderzoek. In het rapport van de EFSA is als conclusie opgenomen dat ammoniak
waarden van meer dan 20 ppm nadelige gevolgen kunnen hebben op de fysiologie en het
gedrag van varkens. Op basis daarvan is in het rapport de aanbeveling opgenomen om
de ammoniak waarde niet hoger te laten zijn dan 20 ppm. Dit is niet overgenomen in
Europese regelgeving. Zie verder mijn antwoord bij vraag 28.
Vraag 32, 33 en 34
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ondanks dit
nieuwe onderzoek, weer zes jaar later, in ieder geval tot juli 2018 nog altijd geen
sancties heeft opgelegd bij geconstateerde overtredingen met betrekking tot de slechte
luchtkwaliteit in varkensstallen? En hoe is dit na juli 2018?
Kunt u bevestigen dat bij de inspecties die de NVWA aan het begin van dit jaar heeft
uitgevoerd met de «checklist stalklimaat biggen», bij zo’n 70% van de inspecties ammoniakconcentraties
in hokken zijn gemeten die (ver) boven de 20 ppm lagen?
Mogen we aannemen dat op dit moment in tot wel 70% van de hokken in Nederland varkens
leven in een ammoniakconcentratie hoger dan de maximale waarde van 20 ppm? Zo nee,
kunt u het uitsluiten?
Antwoord 32, 33 en 34
In de eerste helft van 2018 heeft de NVWA 59 keer het klimaat beoordeeld aan de hand
van de checklist stalklimaat. Dit betrof 53 bedrijven. Bij 18 van de 32 inspecties
op locaties met biggen is bij één of meerdere hokken een ammoniakwaarde boven de 20
ppm gemeten. Bij 18 van de 27 inspecties op locaties met vleesvarkens is bij één of
meerdere hokken een ammoniakwaarde boven de 20 ppm gemeten. Dit betekent dat bij 36
van de 59 ingevulde checklijsten, bij één of meerdere hokken een ammoniakwaarde boven
de 20 ppm is gemeten. Zoals ook uitgelegd in antwoord op de vragen 27 en 31 handhaaft
de NVWA op basis van een combinatie van indicatoren en niet op basis van uitsluitend
ammoniakwaardes. Naast een aantal omgevingskenmerken worden ook dierkenmerken meegewogen.
Op 4 bedrijven is op basis van de uitgevoerde inspecties de luchtkwaliteit in de stal
als niet akkoord beoordeeld. In één geval is hiervoor een schriftelijke waarschuwing
gegeven. De overige drie inspecties zijn afgedaan met een mondelinge waarschuwing,
waarbij in één geval de tekortkoming ter plekke is hersteld.
Vraag 35
Kunt u bevestigen dat de ammoniakconcentraties in stallen vooral tijdens koude dagen
zomaar kan oplopen, omdat veel boeren het ventilatieniveau terugdraaien om de stal
warm te houden?
Antwoord 35
De NVWA voert geen specifiek onderzoek uit naar het ventilatieniveau. Dat wil zeggen,
dit wordt niet geregistreerd tijdens een inspectie. Inspecteurs geven wel aan dat
zij op koudere dagen vaker een minimale ventilatie aantreffen in de stal en dat dit
de oorzaak zou kunnen zijn voor een hogere ammoniakconcentratie. Het stalklimaat is
een balans tussen het omlaag brengen van de ammoniakgehaltes en de luchtsnelheid in
de stal. Als er teveel geventileerd wordt op koude dagen kan er tocht ontstaan en
de temperatuur in de stal dalen, wat een negatieve invloed kan hebben op de diergezondheid
van de dieren.
Vraag 36
Kunt u bevestigen dat uit een onderzoek van EFSA blijkt dat zelfs een korte periode
van blootstelling aan ammoniakconcentraties boven de 35 ppm al leidt tot ontstekingsreacties
in de luchtwegen bij varkens, waarbij bacteriën tevens moeilijker uit de longen kunnen
worden afgevoerd, wat in combinatie met fijnstof bij een hoge ammoniakconcentratie
zorgt voor verdere ontstekingsreacties?
Antwoord 36
Ja.
Vraag 37
Kunt u bevestigen dat ammoniak niet alleen de weerstand tegen bacteriën, maar ook
tegen virussen beïnvloedt?
Antwoord 37
Het is bekend dat klimaatfactoren een risicofactor kunnen zijn bij het ontstaan van
bepaalde ziekten. Er is geen eenduidige relatie maar correlaties zijn vastgesteld.
Vraag 38
Kunt u bevestigen dat varkens al relatief kleine longen hebben, maar in de veehouderij
de afgelopen 30 jaar dusdanig zijn gefokt op groeisnelheid dat de groei van spiermassa
ten koste is gegaan van de longinhoud? Kunt u bevestigen dat hun longinhoud daardoor
met 3% is verminderd, waardoor het «moderne» varken nog gevoeliger is geworden voor
schadelijke gassen in de lucht van de stal waar zij hun hele leven in worden opgesloten?
Antwoord 38
Dat kan ik niet bevestigen. Belangrijk is dat het stalklimaat van voldoende kwaliteit
is om longproblemen te voorkomen en dat het welzijn van de varkens niet wordt aangetast.
Vraag 39
Erkent u, op basis van deze naar aanleiding van een WOB-verzoek verkregen inspectieresultaten,
dat de door de EFSA voorgestelde bovengrens voor de luchtkwaliteit in stallen, en
daarmee de wettelijke bepaling dat de omgeving niet schadelijk mag zijn voor dieren,
stelselmatig wordt overschreden?
Antwoord 39
Zie mijn antwoorden op de vragen 27 en 31.
Vraag 40
Hoeveel inspecties hebben er in de periode juli tot november 2018 plaatsgevonden aan
de hand van de «checklist stalklimaat biggen»?
Antwoord 40
Er hebben geen inspecties plaatsgevonden aan de hand van de «checklist stalklimaat
biggen» in de periode juli tot november 2018. De metingen waarop het onderzoek van
WUR is gebaseerd, zijn uitgevoerd in het koelere deel van het jaar (winter en voorjaar).
Voor de inspecties in 2018 is gekozen om ze in eenzelfde periode uit te voeren, omdat
de door de WUR benoemde signaalindicatoren in ieder geval voor deze periode valide
zijn.
Vraag 41
In hoeveel procent van de hokken en in hoeveel procent van de bedrijven zijn er ammoniakwaardes
boven de 20 ppm aangetroffen? Hoeveel boetes en waarschuwingen zijn hierbij uitgedeeld?
Antwoord 41
Zie mijn antwoord op de vragen 32, 33 en 34.
Vraag 42
Bent u bereid ervoor te zorgen dat geen enkel varken in de Nederlandse veehouderij
nog wordt blootgesteld aan schadelijke ammoniakconcentraties van meer dan 20 ppm en
om effectief op te treden als dat wel gebeurt, zoals sluiting van het bedrijf? Zo
ja, hoe en op welke termijn mogen de dieren op de bescherming rekenen van de Minister
die verantwoordelijk is voor hun wettelijke bescherming?
Antwoord 42
De vijf signaal indicatoren voor de controle op stalklimaat zijn inmiddels onderdeel
van reguliere welzijnsinspecties van de NVWA bij varkenshouders. Als inspecteurs tijdens
hun welzijnsinspecties bij varkenshouders twijfels hebben over het stalklimaat kunnen
zij op basis van de checklist controleren of het stalklimaat in orde is. Bij overtredingen
wordt, afhankelijk van de ernst van de overtreding, waarschuwend of bestraffend opgetreden.
Zie verder mijn antwoord op de vragen 13, 14 en 15.
Vraag 43 en 44
Herkent u de volgende tekst: «De Nederlandse wet hanteert voor de wettelijke borging
van dierenwelzijn in toenemende mate zogenaamde «open normen». Dat houdt in dat veelal
in abstracte termen het doel wordt aangegeven waaraan de dierhouder moet voldoen.
Zo mag het stalklimaat niet schadelijk zijn voor het dier. Dit geeft de veehouder
de vrijheid om zelf de weg te kiezen waarlangs hij dit doel bereikt en creëert ruimte
voor vernieuwingen. Voor de toezichthouder (NVWA) is het handhaven echter lastiger»?
Onderschrijft u de analyse van de dierenwelzijnsonderzoekers van de Wageningen Universiteit
dat de open normen in de Nederlandse dierenwelzijnsregels vrijheid geven aan de veehouder
en het lastiger maken voor de toezichthouder om te handhaven?
Antwoord 43 en 44
Open normen bieden de houder van dieren de ruimte om zelf invulling te geven aan de
wijze waarop hij kan voldoen aan de gestelde eisen. Momenteel loopt er een onderzoek
naar aanleiding van de motie Lodders en Geurts (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 23) over onder andere het in kaart brengen hoe de taakverdeling tussen beleid en handhaving
is vormgegeven bij het maken van beleid en het uitwerken van beleidsregels en het
interpreteren van (Europese) normen. Hierbij wordt specifiek gekeken naar open normen.
Uw Kamer zal over de uitkomsten geïnformeerd worden.
Vraag 45
Klopt het dat het doel van dit pilotproject «Klimaat in Varkensstallen», waar uw ministerie
opdracht toe gaf, bestond uit «het ontwikkelen van indicatoren op basis waarvan bedrijven
kunnen worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen,
niet om daarmee van die open norm weer een gesloten norm te maken, maar om de inspecteur
een instrument in handen te geven dat vervolgonderzoek kan rechtvaardigen»?
Antwoord 45
Ja.
Vraag 46
Erkent u hiermee dat de NVWA op basis van de open norm dat het stalklimaat niet schadelijk
mag zijn voor het dier tot nu toe geen instrument in handen heeft gehad op basis waarvan
zij deze regel zou kunnen handhaven?
Antwoord 46
Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 4 en 5 handhaafde de NVWA ook vóór 2018
de open norm dat het stalklimaat niet schadelijk mag zijn voor het dier. Met de indicatoren
die zijn ontwikkeld op basis van het WUR onderzoek heeft de NVWA specifiekere handvatten
gekregen om dit te doen.
Vraag 47
Voor welke open normen in de Wet dieren en het Besluit houders van dieren heeft de
NVWA nog meer geen instrument in handen om daadwerkelijk te kunnen handhaven?
Antwoord 47
De NVWA houdt op alle relevante aspecten van de Wet dieren en het besluit houders
van dieren toezicht en als dat ten aanzien van specifieke normen nodig is kan een
nadere invulling plaats vinden zoals dat is gebeurd voor de indicatoren voor stalklimaat.
Vraag 48
Kunt u bevestigen dat het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoeksprogrammering (Buro)
van de NVWA in 2015 in het rapport «Risicobeoordeling roodvleesketen» ook al concludeerde
dat «het open karakter van diverse voorschriften in de vigerende dierenwelzijnswetgeving»
de vaststelling van de naleving ervan «bemoeilijkt» en daarmee «effectief toezicht
op en handhaving van» deze regelgeving «belemmert»?
Antwoord 48
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 43 en 44.
Vraag 49
Op welke wijze gaat u de conclusie van Buro en de constatering van de onderzoekers
van de Wageningen Universiteit dat open normen vooral vrijheid geven aan de veehouder,
terwijl het voor de toezichthouder lastiger is om te handhaven, betrekken bij de evaluatie
van de Wet dieren?
Antwoord 49
Zie mijn antwoord op vraag 48. Verder zal ik dit punt ook betrekken bij de evaluatie
van de Wet Dieren.
Vraag 50
Kunt u de planning voor de beloofde evaluatie van de Wet dieren schetsen en de Kamer
de opzet voor de evaluatie toesturen?
Antwoord 50
De evaluatie van de Wet Dieren zal op korte termijn starten en ik verwacht dat ik
de uitkomsten en aanbevelingen van de evaluatie in het eerste kwartaal van 2020 aan
de Kamer kan sturen. De evaluatie zal de Wet Dieren en de, voor dierenwelzijn relevante,
onderliggende besluiten en regelingen betreffen.
De evaluatie zal worden uitgevoerd door een extern bureau dat onder andere verschillende
belanghebbenden zal spreken om input te krijgen. Over de opzet van de evaluatie zal
ik uw Kamer in de voortgangsbrief dierenwelzijn nader informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.