Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hul, Ploumen, Karabulut, Van Ojik en Sjoerdsma over de krimpende bewegingsruimte, democratische vrijheden en veiligheid van mensenrechtenorganisaties en -verdedigers in Israël
Vragen van de leden Van den Hul en Ploumen (beiden PvdA), Karabulut (SP), Van Ojik (GroenLinks) en Sjoerdsma (D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de krimpende bewegingsruimte, democratische vrijheden en veiligheid van mensenrechtenorganisaties en -verdedigers in Israël (ingezonden 1 maart 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en Minister Kaag (Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 26 maart 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de brief die zeven VN-mensenrechtenrapporteurs aan de Israëlische
premier Netanyahu hebben verzonden, nadat de VN-Ambassadeur van Israël de directeur
van mensenrechtenorganisatie B’Tselem in de VN-Veiligheidsraad voor «collaborateur»
had uitgemaakt?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen van deze gezaghebbende groep VN-rapporteurs dat dergelijke verwensingen
een sfeer van intimidatie kunnen creëren, die kan leiden tot fysiek geweld?
Antwoord 2
Het kabinet deelt de zorg dat de betreffende opmerkingen kunnen bijdragen aan een
klimaat waarin personen en organisaties met een afwijkende mening worden geconfronteerd
met vormen van intimidatie. Vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties moeten
vrij kunnen spreken in de VN Veiligheidsraad, zonder dat hier negatieve consequenties
aan verbonden worden in de VN Veiligheidsraad of daarbuiten. Ongeacht waar zij vandaan
komen of waar zij voor staan. Het respecteren van de procedures van de VN Veiligheidsraad
is van groot belang voor het voeren van een open debat. Nederland heeft daarom in
de zitting bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de Israëlische Permanente Vertegenwoordiger
de directeur van B’Tselem aansprak. Daarnaast heeft Nederland samen met het Verenigd
Koninkrijk, Frankrijk en Zweden de bezwaren formeel kenbaar gemaakt in een brief aan
de voorzitter.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke maatregelen door de VN zijn genomen in vervolg op de brief van
7 november 2018 waarmee Nederland, Frankrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk protest
hebben aangetekend tegen de uitlatingen van de Israëlische VN-Ambassadeur en de voorzitter
van de VN-Veiligheidsraad hebben gevraagd herhaling te voorkomen?2
Antwoord 3
De VN, dan wel de voorzitter van de VN Veiligheidsraad, heeft geen concrete maatregelen
genomen naar aanleiding van de brief. De brief vroeg de voorzitter van de VN Veiligheidsraad,
evenals opeenvolgende voorzitters, zeker te stellen dat dit incident geen precedent
zet en dat alle sprekers in de VN Veiligheidsraad in één van de zes officiële VN-talen
spreken. De brief heeft een sterk signaal afgegeven. Sindsdien hebben dergelijke incidenten
zich niet voorgedaan.
Vraag 4
Heeft u ook bilateraal bij de Israëlische regering geprotesteerd over het optreden
van de Israëlische VN-Ambassadeur? Zo ja, heeft u daarbij aangegeven dat B’Tselem
al vele jaren een belangrijke partnerorganisatie voor Nederland is? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Nederland heeft de betreffende kwestie in bilaterale contacten met de Israëlische
autoriteiten opgebracht en aangegeven dat B’Tselem een gewaardeerde partnerorganisatie
is.
Vraag 5
Heeft u kennisgenomen van het recente rapport «Fake Justice» van B’Tselem?3 Deelt u de mening dat het legitiem is dat B’Tselem onderzoek doet naar de rol en
betrokkenheid van het Israëlische Hooggerechtshof bij vernielingen van Palestijnse
huizen en onteigeningen van Palestijns land op de bezette Westelijke Jordaanoever,
dat geen deel uitmaakt van Israël?
Heeft u kennisgenomen van de kritiek van ngo Monitor en CIDI op het rapport «Fake
Justice», waarin deze organisaties de financiering door Nederland van B’Tselem ter
discussie stellen en beweren dat Nederland de conclusies van het rapport vooraf zou
hebben bepaald en B’Tselem niet onafhankelijk zou opereren? Zo ja, wat is daarop uw
reactie?4
Bent u op de hoogte van de fototentoonstelling van Breaking the Silence5 in het Europees parlement en de eis van de Israëlische regering6 dat de EU die tentoonstelling moet verhinderen? Wilt u, ook op EU-niveau, bevorderen
dat Breaking the Silence, tenminste in Europa, het recht op vrije meningsuiting ongehinderd
kan blijven uitoefenen?
Antwoord 5
Het kabinet heeft kennisgenomen van het betreffende rapport en de daaropvolgende kritiek.
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van 14 maart jl. op de schriftelijke vragen
die hierover zijn gesteld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1869 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1870)
De fototentoonstelling van Breaking the Silence in het Europees parlement heeft inmiddels
plaatsgevonden. Vrijheid van meningsuiting is een prioriteit van het Nederlandse en
EU mensenrechtenbeleid. De EU en het kabinet zullen zich – binnen Europa en daarbuiten
– daarvoor blijven inzetten.
Vraag 6
Is het u bekend dat de Israëlische regering met wetgeving en druk tracht te voorkomen
dat leden van Breaking the Silence op scholen in Israël voorlichting geven?7 Hoe beoordeelt u dat?
Antwoord 6
Op 16 juli 2018 werd in Israël een wet aangenomen die de Israëlische Minister van
Onderwijs in staat stelt om te voorkomen dat organisaties van buiten het onderwijssysteem
opereren in een onderwijsinstelling, indien hun activiteit in tegenspraak is met de
doelstellingen van het staatsonderwijssysteem, of wanneer de organisatie proactief
buiten Israël gerechtelijke procedures voert tegen IDF-soldaten of de staat Israël.
Tot op heden wordt deze wet niet toegepast. Omdat de genoemde criteria volgens Breaking
the Silence niet op hen van toepassing zijn lijkt het onwaarschijnlijk dat de organisatie
– op basis van voornoemde wet – de toegang tot scholen zal worden ontzegd. Breaking
the Silence geeft dan ook nog steeds lezingen op scholen. Wel bestaat het risico dat
negatieve publiciteit rond de organisatie een nadelige uitwerking heeft op de bereidheid
van scholen om Breaking the Silence te ontvangen.
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van het bericht «State calls for deportation of Human Rights
Watch rep.»?8
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8 en 9
Deelt u de zorg dat van het uitzetten door Israël van de directeur van Human Rights
Watch voor Israël en Palestina, Omar Shakir, een schadelijke precedentwerking uit
zou gaan voor al het mensenrechtenwerk in Israël en Palestina? Zo nee, waarom niet?
Steunt u onverminderd het EU-standpunt dat de Israëlische regering het besluit om
Omar Shakir uit te zetten ongedaan moet maken?9 Welke stappen gaat u bilateraal en in EU-verband zetten om te voorkomen dat Shakir,
een vooraanstaande mensenrechtenverdediger in Israël en Palestina, door Israël wordt
uitgezet?
Deelt u de zorgen dat de bewegingsruimte, democratische vrijheden en veiligheid van
mensenrechtenorganisaties en -verdedigers in Israël sinds de motie-Sjoerdsma van 9 juni
201610 verder onder druk zijn komen te staan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen
gaat u bilateraal en in EU-verband zetten om effectiever op te komen voor de bewegingsruimte,
vrijheden en veiligheid van mensenrechtenorganisaties en -verdedigers in Israël?
Antwoord 8 en 9
Het kabinet is, samen met de EU, bezorgd over de toenemende druk op mensenrechtenorganisaties
en -verdedigers in Israël, mede veroorzaakt door wetsvoorstellen die de ruimte van
maatschappelijke organisaties beperken. Dit geldt overigens ook voor de Palestijnse
Gebieden, waar de Palestijnse Autoriteit en Hamas de vrijheden van maatschappelijke
organisaties inperken.
De negatieve publiciteit rond maatschappelijke organisaties in het publieke debat,
en uitspraken door Israëlische bewindspersonen die medewerkers van dergelijke organisaties
als landverraders bestempelen, zijn zorgelijk. Hiermee wordt bijgedragen aan een klimaat
waarin medewerkers van mensenrechtenorganisaties regelmatig onder druk worden gezet
en organisaties te maken hebben met cyber-aanvallen. De organisaties zijn veel geld
en capaciteit kwijt aan maatregelen ten behoeve van de fysieke en cyber-veiligheid
en aan het weerleggen van beschuldigingen.
Nederland heeft deze zorgen ook nadrukkelijk aan de orde gesteld in de Mensenrechtenraad
tijdens de Universal Periodic Review van Israël vorig jaar en in bilaterale contacten met de Israëlische autoriteiten.
De EU en het kabinet achten het werk van maatschappelijke organisaties van groot belang
voor de bevordering van een open, vrije en inclusieve samenleving. Het kabinet zal
– waar mogelijk in EU-verband – de intensieve aandacht voor mensenrechtenonderwerpen
in de dialoog met de Israëlische als Palestijnse autoriteiten voortzetten. De steun
aan Israëlische en Palestijnse maatschappelijke organisaties blijft een prioriteit
voor het kabinet.
Nederland en de EU volgen de zaak van Omar Shakir dan ook nauwgezet, onder meer door
middel van het bijwonen van hoorzittingen van de zaak samen met leden van de EU delegatie
en vertegenwoordigers van andere EU lidstaten. In een verklaring heeft de EU, mede
namens Nederland, zich publiekelijk uitgesproken tegen het uitzettingsbevel van Omar
Shakir11. Het kabinet steunt mensenrechtenverdedigers wereldwijd en zou de uitzetting van
Omar Shakir betreuren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.