Schriftelijke vragen : De betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de vergelijkingen tussen rechtsstelsels en het World Justice Project
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de vergelijkingen tussen rechtsstelsels en het World Justice Project (ingezonden 21 maart 2019).
Vraag 1
Kent u het artikel «Is de Nederlandse rechtspraak wel zo goed als de Minister beweert?
Een zoektocht leidt tot ontluisterende bevindingen»?1
Vraag 2
Hoe vindt u bij nader inzien zelf dat u deze Kamervragen heeft beantwoord? Vindt u
deze op alle punten inhoudelijk correct en volledig recht doen aan de werkelijkheid?2
Vraag 3
Snapt u dat de methodologie van een dergelijk onderzoek en de betrouwbaarheid van
de resultaten van deze internationale vergelijking belangrijker worden, vanwege het
feit dat door u en anderen kennelijk veel waarde aan deze resultaten wordt ontleend
doordat steeds wordt aangevoerd dat de Nederlandse rechtspraak wereldwijd tot de top
behoort, met name wanneer kritiek klinkt op het beleid en de zorgen die er zijn, bijvoorbeeld
over de bezuinigingen, de werkdruk en de toegankelijkheid? Bent u van plan de resultaten
van deze internationale vergelijking te blijven gebruiken en noemen? Zo ja, waarom?
Vraag 4
Klopt het dat Nederland alleen in 2009, 2013, 2016 en 2018 is onderzocht dat sommige
landen in tussenliggende jaren worden bevraagd en weer andere landen eens in de vijf
jaar? Klopt het eveneens dat de methodes in de verschillende landen zeer verschillend
zijn, bijvoorbeeld doordat in het ene land op straat mensen vragen worden gesteld
en in het andere land gewerkt wordt met digitale vragenlijsten? In hoeverre maakt
dit alles een internationale vergelijking zinvol?
Vraag 5
Vindt u dat op basis van een vragenlijst aan willekeurig geselecteerde mensen, met
vragen die niet expliciet over de rechtspraak gaan, zinvolle uitspraken kunnen worden
gedaan over de kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak?
Vraag 6
Wat is uw reactie op de kritiek van deskundigen dat vragenlijsten van 46 pagina’s,
die ongeveer 40 minuten kosten om te worden ingevuld, nauwelijks worden ingevuld door
respondenten?
Vraag 7
Waarom antwoordde u stellig dat het bedrijf YouGov het onderzoek in Nederland heeft
uitgevoerd terwijl YouGov dit zelf ontkent en verwijst naar Lightspeed, maar Lightspeed
zelf van niks weet en YouGov uiteindelijk niet toestaat dat het eenvoudige antwoord
gegeven mag worden op de vraag wie dit onderzoek heeft uitgevoerd? Hoe is het nu mogelijk
dat onduidelijkheid blijft bestaan over de vraag wie dit onderzoek in Nederland heeft
uitgevoerd? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Waarom blijft dit schimmig?
Vraag 8
Klopt het dat het World Justice Project onder meer wordt gefinancierd door de gemeente
Den Haag? Waarom heeft u dat niet gemeld in antwoord op de eerdere vraag: «Zijn er
ook financiële bijdragen vanuit Nederland voor het WJP-onderzoek? Zo ja, wie financiert
dit en om welke bedragen gaat het?»3 Wat was onduidelijk aan deze gestelde vraag?
Vraag 9
Blijft u bij uw eerdere antwoorden dat YouGov dit onderzoek in Nederland tweejaarlijks
uitvoert onder een groep representatieve inwoners? Vindt u nu, bij nader inzien, nog
steeds dat het World Justice Project een van de indicatoren is die erop wijst dat
de Nederlandse rechtsstaat in vergelijking met andere rechtsstelsels goed scoort en
dat u geen aanleiding heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid en objectiviteit van
het onderzoek?
Vraag 10
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Michiel van Nispen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.