Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Gijs van Dijk en Kerstens over schrijnende werkwijze van de sociale dienst Laborijn
Vragen van de leden Gijs vanDijk en Kerstens (beiden PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over schrijnende werkwijze van de sociale dienst Laborijn (ingezonden 20 februari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
21 maart 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Schrijnende werkwijze» sociale dienst: «Mensen met
een uitkering zijn doodsbang»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4
Bent u bekend met de tientallen klachten over de Achterhoekse sociale dienst Laborijn?
Wat vindt u ervan dat Laborijn extreem ver gaat in het controleren van uitkeringsgerechtigden?
Bent u ook van mening dat het totaal overbodig is om te kijken in een koelkast of
te weten hoe lang iemand doucht?
Vindt u verder ook dat uitkeringsgerechtigden in een afhankelijke positie zitten en
het voor hen daardoor minder eenvoudig is om kritisch hierover te zijn? Kunt u zich
voorstellen dat veel mensen doodsbang zijn? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen
om hier een einde aan te maken?
Vindt u niet dat de sociale dienst meer van vertrouwen en minder van wantrouwen zou
moeten uitgaan als ook meer naast de uitkeringsgerechtigde dan tegenover hem of haar
zou moeten staan?
Antwoord 2, 3, 4
Handhaving is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale
zekerheid. Het uitgangspunt is helder: mensen die recht hebben op een uitkering krijgen
die ook. Tegelijkertijd moeten alle inwoners erop kunnen vertrouwen dat er geen misbruik
van de sociale zekerheid wordt gemaakt.
Binnen haar gedecentraliseerde context, is het primair aan het college van B&W om
zorg te dragen voor een juiste uitvoering van de Participatiewet en om daarover verantwoording
af te leggen aan de gemeenteraad, en is het primair aan de gemeenteraad om de uitvoering
door het college te controleren en het college daarover ter verantwoording te roepen.
Bezien vanuit de landelijke regelgeving, met een duidelijk kader inzake verplichtingen
die bijstandsgerechtigden moeten naleven, is handhaving door het college van belang.
Uiteraard geldt ook met betrekking tot handhaving dat de rechtszekerheid van een individu
moet worden gewaarborgd en dat het college per individueel geval moet beoordelen of
de inzet van (handhavings-)instrumenten voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De door het
college genomen handhavingsbeslissingen zijn vatbaar voor bezwaar en beroep. Ik ben
mij ervan bewust dat bijstandsgerechtigden zich in een afhankelijkheidsrelatie met
de (inter)gemeentelijke uitvoerder van de bijstand bevinden en dat dat een kwetsbare
positie kan zijn. Medewerkers van gemeenten worden getraind om binnen dat kwetsbare
kader respectvol met mensen om te gaan, zowel bij het stimuleren van het vinden van
werk als bij de handhaving van naleving van de verplichtingen. Ik vind dat belangrijk.
Vraag 5
Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak van de advocaat van meerdere Laborijn-cliënten
dat de werkwijze «extreem kostbaar [is] en leidt ... tot nodeloos inzetten van overbodige
formatie»?
Antwoord 5
De doelmatigheid van de gemeentelijke uitvoering – waaronder handhaving – behoort
tot de autonome bevoegdheid van het lokale bestuur. Vanuit het Rijk worden geen oordelen
gevormd over lokale keuzen dienaangaande; de uitspraak van bedoelde advocaat brengt
daarin geen verandering.
Vraag 6
Bent u van plan contact te zoeken met zowel de betrokken gemeenten als de instantie
in kwestie om de geschetste werkwijze te bespreken? Zo nee, waarom niet en wanneer
gaat u dan wel ingrijpen? Zo ja, hoe gaat u monitoren of en hoe hier verandering in
wordt gebracht?
Antwoord 6
In het kader van de gedecentraliseerde uitvoering en de ministeriële systeemverantwoordelijkheid,
is het belangrijk te onderkennen dat het systeem van de horizontale verantwoording,
in al zijn facetten, de ruimte dient te krijgen zich te bewijzen en dat de rijksoverheid
de uitkomsten hiervan in de specifieke situatie aanvaardt. Alleen indien zich signalen
aandienen dat bij de uitvoering van de Participatiewet mogelijk sprake is van een
of meer ernstige tekortkomingen met betrekking tot de rechtmatigheid kan een interbestuurlijke
interventie aan de orde zijn. Dit is in het onderhavige geval evenwel niet aan de
orde.
Ik kan uw Kamer melden dat de voorzitter van het dagelijks bestuur van Laborijn mij
uit eigen beweging heeft geïnformeerd dat het dagelijks bestuur een onafhankelijk
onderzoek door een extern bureau heeft aangekondigd. Het doel van het onderzoek, aldus
genoemde voorzitter, is om te toetsen of er structureel sprake is van onjuiste bejegening
van klanten, waarin onvoldoende aandacht zou zijn voor de menselijke maat, en waarbij
wordt ingegaan op de reeds geuite klachten en onderzocht wordt of Laborijn nog andere
signalen mist. Er zal ook een toets plaatsvinden of de klachtenprocedure van Laborijn
van voldoende kwaliteit is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.