Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Özütok over het bericht ‘Burgemeesters onbekend met regels demonstraties'
Vragen van het lid Özütok (GroenLinks) aan de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Burgemeesters onbekend met met regels demonstraties» (ingezonden 30 januari 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
            namens de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 21 maart 2019) zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1603.
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Burgemeesters onbekend met regels demonstraties»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat het recht van demonstratie een belangrijk recht is in onze democratische
               rechtsstaat?
            
Antwoord 2
            
Ja.
Vraag 3
            
Herkent u het beeld uit de reconstructie dat verschillende betogingen van «Kick out
               Zwarte Piet» onterecht werden verboden of afgebroken? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 4
            
Wat vindt u ervan dat soms onterecht een algeheel demonstratieverbod werd afgekondigd
               terwijl er nog onvoldoende grond was om dit af te kondigen?
            
Antwoord 3 en 4
            
Het in goede banen leiden van demonstraties, onder meer door het stellen van beperkingen
               of in het uiterste geval het verbieden of beëindigen daarvan, is op grond van de Wet
               openbare manifestaties (Wom) een bevoegdheid van het lokale gezag (de burgemeester),
               al naar gelang zijn inschatting van de plaatselijke omstandigheden. De burgemeester
               legt over zijn beslissing verantwoording af aan de gemeenteraad en eventueel aan de
               rechter.
            
Het is mijn taak noch verantwoordelijkheid om een oordeel te geven over de wijze waarop
               burgemeesters omgaan met betogingen van de actiegroep Kick out Zwarte Piet (KOZP),
               maar in algemene zin wil ik daarover wel het volgende opmerken. Niet alleen gemeenten
               die de landelijke Sinterklaasintocht organiseren, maar ook verschillende gemeenten
               met plaatselijke intochten, staan voor de uitdaging om recht te doen aan de traditie
               van een kinderfeest, terwijl ook rekening moet worden gehouden met (de dynamiek van)
               uiteenlopende meningen en de veiligheid van alle betrokkenen. Het respecteren en beschermen
               van de demonstratievrijheid dient daarbij voorop te staan, ook als het faciliteren
               van een demonstratie heftige of zelfs gewelddadige tegenreacties oproept. Daarbij
               geldt dat het verbieden of beëindigen van zo’n demonstratie – een uiterst middel –
               altijd goed zal moeten worden gemotiveerd. Het lokale gezag moet zich zoveel als redelijkerwijs
               mogelijk inspannen om dergelijke (risicovolle) demonstraties doorgang te laten vinden.
               Pas als aannemelijk is dat een reëel gevaar bestaat voor wanordelijkheden die ook
               door de inzet van politie niet afdoende in de hand kunnen worden gehouden, kan er
               grond zijn om een vreedzame demonstratie te beperken of in het uiterste geval te verbieden
               of te beëindigen. De enkele vrees voor (gewelddadige) tegenreacties is voor dergelijke
               verregaande maatregelen onvoldoende, nog daargelaten dat daarmee voor de toekomst
               het verkeerde signaal zou worden afgegeven dat alleen al het dreigen met gewelddadige
               tegenacties loont.
            
Mij is gebleken dat in een groot aantal gemeenten over de gebeurtenissen rondom de
               Sinterklaasintocht in de gemeenteraad een debat heeft plaatsgehad en (desgevraagd)
               door de burgemeester informatie is verschaft. In dat kader is ook door gemeenten aangekondigd
               dat het verloop van de Sinterklaasintocht en de gekozen aanpak geëvalueerd zullen
               worden met alle betrokken partijen. Verder is mij uit de berichtgeving in de media
               gebleken dat KOZP tegen het handelen van verschillende burgemeesters juridische stappen
               heeft ondernomen. Ik vind het belangrijk dat dit proces van evaluatie en verantwoording
               via de daarvoor geëigende kanalen de komende tijd zijn (verdere) beloop krijgt. Indien
               aan de orde kunnen daaruit ook lessen worden getrokken voor de toekomst.
            
Vraag 5
            
Hoe beoordeelt u het feit dat demonstranten soms het voorschrift krijgen opgelegd
               om zelf voor beveiliging te zorgen? Deelt u de mening dat de veiligheid van demonstranten
               door de overheid moet worden gewaarborgd?
            
Antwoord 5
            
Tot op zekere hoogte hebben de organisatoren van een demonstratie een eigen verantwoordelijkheid
               voor het ordelijk verloop ervan. Met name bij grootschalige demonstraties is het op
               zichzelf niet onredelijk als de gemeente aan de organisatoren vraagt om, bij voorkeur
               in samenwerking met de autoriteiten, maatregelen te treffen ter verzekering van een
               ordelijk en vreedzaam verloop van de demonstratie. Als organisatoren vrijwillig meewerken aan het ordelijk verloop van een demonstratie, bijvoorbeeld door de inzet
               van verkeersregelaars of een eigen ordedienst, kan dit ertoe leiden dat de burgemeester
               minder of minder ver gaande beperkingen hoeft op te leggen. Dit is in het belang van
               zowel de burgemeester als de organisatoren en de demonstranten zelf. Een verplichting voor organisatoren om zelf voor (gecertificeerde) beveiliging te zorgen en de financiële
               drempel die daarmee wordt opgeworpen, is in het algemeen moeilijk te rijmen met de
               grondwettelijk en verdragsrechtelijk beschermde demonstratievrijheid. Bovendien rust
               op de burgemeester een positieve verplichting om noodzakelijke en passende maatregelen
               te nemen – bijvoorbeeld politiebescherming – om een vreedzame betoging doorgang te
               laten vinden. Zie ook het antwoord op de vragen 3 en 4.
            
Vraag 6
            
Acht u de kennis van het demonstratierecht bij burgemeesters voldoende? Zo ja, waarom
               wordt dan toch regelmatig het demonstratierecht onvoldoende gewaarborgd? Zo nee, hoe
               komt dit?
            
Antwoord 6
            
Het in goede banen leiden van demonstraties op grond van de Wom behoort al enkele
               decennia tot één van de kerntaken van gemeenten, waardoor gemeenten en hun burgemeesters
               inmiddels de nodige ervaring en expertise hebben opgedaan met de toepassing van deze
               wet. Het in goede banen leiden van demonstraties is uiteindelijk maatwerk en een inschatting
               van de burgemeester als het lokale gezag, die nauw samenhangt met zijn kennis van
               de plaatselijke situatie en openbare orde. Het is van alle tijden dat demonstraties
               het lokale gezag soms voor lastige vraagstukken en beslissingen stellen. Gemeenten
               en politie moeten demonstraties met de kennis en de middelen die hun ter beschikking
               staan zoveel als redelijkerwijs mogelijk faciliteren en beschermen, ook tegen (mogelijke)
               reacties van soms kwaadwillende tegendemonstranten. Mij is niet bekend dat bij deze
               professionele organisaties, die reeds lang met de Wom werken, de (juridische) expertise
               structureel niet op orde zou zijn. Er vindt ook met enige regelmaat overleg plaats
               of er wordt contact gelegd tussen de verschillende gemeenten of politie-eenheden om
               bijvoorbeeld te overleggen over ervaringen met een specifieke groep demonstranten,
               of een specifiek type demonstratie. Medio november 2018 heb ik aan alle gemeenten
               in Nederland toegezonden de handreiking demonstratierecht «Demonstreren bijkans heilig»,
               opgesteld door de gemeente Amsterdam in samenwerking met de politie en het Openbaar
               Ministerie. De praktijk leert immers dat andere gemeenten met vergelijkbare vragen
               en dilemma’s te maken hebben rondom demonstraties. De handreiking kan hen houvast
               en inspiratie bieden. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 13 juli 2018 (Kamerstukken
               II 2017/18,
               	34 324, nr. 3) heb uiteengezet, kunnen gemeenten ook gebruikmaken van het meest recente rapport
               van de Nationale ombudsman over het demonstratierecht «Demonstreren, een schurend
               grondrecht». Specifiek voor de landelijke Sinterklaasintocht geldt nog dat het Ministerie
               van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de recente intochtsteden Maassluis (2016), Dokkum
               (2017) en Zaanstad (2018) ondersteuning heeft geboden, in het bijzonder voor het ontwikkelen
               en uitvoeren van dialooginitiatieven.
            
Voor het zomerreces zal ik in samenwerking met een groot aantal partijen, waaronder
               de Nationale ombudsman en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, een bijeenkomst
               organiseren over het demonstratierecht. De gebeurtenissen tijdens de Sinterklaasintocht(en)
               2018 en het delen van ervaringen en kennis over dit onderwerp zullen voor deze bijeenkomst
               een belangrijk thema vormen.
            
Vraag 7
            
Hadden burgemeesters de beschikking over voldoende politie-ondersteuning om de demonstraties
               en tegendemonstraties in goede banen te laten leiden? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
De inzet van politie tijdens demonstraties wordt bepaald door het lokaal gezag. In
               het algemeen kan worden gesteld dat de inzet van politie en de tolerantiegrenzen bij
               Sinterklaasintochten onderwerp van gesprek zijn geweest in de driehoeken (burgemeester,
               officier van justitie en politiechef). Zoals ik hiervoor al aangaf, wordt hierover
               lokaal reeds verantwoording afgelegd. Dit proces moet zijn beloop krijgen.
            
Vraag 8
            
Wat gaat u er aan doen om te voorkomen dat in de toekomst het demonstratierecht ten
               onrechte wordt ingeperkt?
            
Vraag 9
            
Denkt u dat het verspreiden van het handboek voldoende is om de kennis van het demonstratierecht
               op orde te brengen? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat gaat u nog meer doen?
            
Antwoord 8 en 9
            
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 10
            
Kunt u een overzicht geven van de strafrechtelijke opvolging van het verstoren van
               demonstraties tijdens de sinterklaasperiode 2018?
            
Antwoord 10
            
Het Openbaar Ministerie (OM) houdt hiervan niet een specifieke registratie bij. Het
               kan gaan om een veelheid aan misdrijven en overtredingen. Een geheel overzicht is
               dan ook niet te geven.
            
Wel kan worden gemeld dat het OM voornemens is om 16 personen te vervolgen voor het
               plegen van openlijk geweld tijdens de intocht in Eindhoven (eieren en blikjes naar
               demonstranten gooien en proberen door de linie te breken op weg naar de demonstranten).
               Voor wat betreft de landelijke intocht in Zaanstad wordt 1 persoon vervolgd wegens
               bedreiging van Sinterklaas in de periode voorafgaand aan de intocht.
            
Vraag 11
            
Deelt u de zorg over de conclusie uit het onderzoek van het College voor de Rechten
               van de Mens van 15 november 2018 waaruit naar voren komt dat er een grote groep mensen
               is die de steun voor het demonstratierecht afhankelijk stelt van de vorm en/of de
               inhoud? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 12
            
Wat gaat u doen om het draagvlak voor het recht om te demonstreren, ongeacht de inhoud
               van de demonstratie, in de samenleving te vergroten?
            
Antwoord 11 en 12
            
Ik deel de zorg van het College voor de Rechten van de Mens dat een grote groep mensen
               de steun voor het demonstratierecht afhankelijk stelt van de vorm of inhoud. Nederland
               is een democratische rechtsstaat waarin een grote diversiteit bestaat aan levensbeschouwingen,
               opvattingen, leefstijlen en waardepatronen. Individuele burgers en de samenleving
               als geheel hebben er belang bij dat burgers de vrijheid hebben om hun eigen waarden
               en opvattingen te ontwikkelen en uit te dragen. Het is van groot belang om te respecteren
               dat niet iedereen dezelfde mening heeft en om andersdenkenden dezelfde ruimte te geven
               als gelijkgestemden. Ik verwijs in dit verband graag naar de nota Grondrechten in
               een pluriforme samenleving, die nog steeds relevant is (Kamerstukken II 2003/04, 29 614, nr. 2).
            
Een debat over maatschappelijke vraagstukken en tradities leidt er soms toe dat de
               emoties hoog oplopen, zoals in het debat over Zwarte Piet. Ik betreur het ten zeerste
               dat anti-Zwarte Piet-demonstraties de afgelopen jaren tot de nodige, soms gewelddadige,
               tegenreacties hebben geleid en dat burgemeesters zich om die reden in een aantal gevallen
               genoodzaakt hebben gezien om demonstraties van anti-Zwarte Piet-demonstranten te verbieden.
               Ook en juist in die gevallen moet de focus gericht blijven op het beschermen van het
               fundamentele recht om te demonstreren. Ik zal mij (blijven) inzetten om burgemeesters
               te ondersteunen bij het beschermen van dit recht, onder meer door hierover het gesprek
               te blijven aangaan met alle betrokkenen, voor het onderwerp (extra) aandacht te vragen
               en door het delen van kennis en goede praktijkvoorbeelden.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.