Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken en Van den Hul over het bericht dat een uitgezette asielzoeker in Bahrein levenslang kreeg
Vragen van de leden Kuiken en Van den Hul (beiden PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een uitgezette asielzoeker in Bahrein levenslang kreeg (ingezonden 7 maart 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 maart
2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Uitgezette asielzoeker kreeg levenslang in Bahrein»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de mensenrechtensituatie in Bahrein sedert enkele jaren verslechterd
is, zoals onder andere ook uit rapporten van Amnesty International en Human Rights
Watch blijkt? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor het asielbeleid ten aanzien van
asielzoekers uit Bahrein? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Antwoord 2
Zoals ik uw Kamer op 22 januari 2019 op de vragen van de leden Jasper van Dijk en
Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1269) heb geantwoord geldt voor Bahrein dat uit verschillende bronnen blijkt dat de mensenrechtensituatie
in de laatste jaren verslechterd is. Dit geldt met name voor kritische geluiden vanuit
de oppositie op het bewind, mensenrechtenactivisten en journalisten en de vrijheid
van meningsuiting, vereniging en vergadering.
Deze ontwikkelingen worden door de IND betrokken bij de beoordeling van een individueel
asielverzoek. Wanneer een asielzoeker aannemelijk maakt dat, gelet op zijn of haar
individuele verhaal, tegen de achtergrond van de algemene situatie in Bahrein een
gegronde vrees voor vervolging bestaat of bij terugkeer een reëel risico bestaat op
een vernederende of onmenselijke behandeling dan wordt asiel verleend
Vraag 3
Deelt u de mening dat indien een asielzoeker uit een land komt met een slechte mensenrechtensituatie
en er een gerede kans is dat hij gemarteld wordt en geen eerlijk proces krijgt, uitzetting
van zo’n asielzoeker niet aan de orde mag zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja, dit vormt zelfs de basis van het asielsysteem. Wanneer de IND op grond van een
asielrelaas, tegen de achtergrond van hetgeen bekend is over een herkomstland, oordeelt
dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op een onmenselijke
of vernederende behandeling bij terugkeer, wordt een verblijfsvergunning asiel verleend.
Uitzetting is dan niet aan de orde. Slechts bij een zeer beperkt aantal herkomstlanden
wordt bij voorbaat, dus onafhankelijk van het individueel relaas, zo een reëel risico
aangenomen. Dit is thans bijvoorbeeld het geval voor Jemen.
Vraag 4
Is deze concrete zaak voor u aanleiding om het beleid ten aanzien van asielzoekers
uit Bahrein aan te passen en op grond van het principe van non-refoulement geen asielzoekers
die in Bahrein gevaar lopen meer uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Had u met de kennis van nu over de levenslange veroordeling en de berichten van marteling
en een oneerlijk proces in dit concrete geval gebruik gemaakt van uw discretionaire
bevoegdheid? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 wordt, in die gevallen waarin de IND oordeelt
dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op een onmenselijke
of vernederende behandeling bij terugkeer, een verblijfsvergunning asiel verleend.
Dit betekent dat gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid dan niet aan de orde
is. De wetgever heeft ook uitdrukkelijk bepaald dat de discretionaire bevoegdheid
niet is bedoeld voor situaties waarin sprake is van recht op asielbescherming, want
dan is er immers een ander wettelijk kader (gebaseerd op internationale verplichtingen)
waarlangs de aanvraag wordt beoordeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.