Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 117 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2019)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 19 maart 2019
De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die
zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover
gestelde vragen. Deze vragen worden hierna beantwoord in de volgorde van het door
de commissie uitgebrachte verslag.
1. Informatieverstrekking BFT aan AFM in het kader van de Wta
De leden van de VVD-fractie zijn een groot voorstander van betere informatie-uitwisseling
tussen het BFT en de AFM. Deze leden vernemen echter dat de problemen met informatie-uitwisseling
tussen overheidsorganisaties over dit onderwerp veel breder leven. Daarnaast zouden financiële instellingen
de effectiviteit aanzienlijk kunnen vergroten als zij onderling meer gegevens konden
uitwisselen. Kan de regering toelichten hoe het genoemde geheimhoudingsregime van
de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) is ingericht,
hoe de AVG daarop van invloed is en in hoeverre daar in nationale wetgeving generieke
ontheffingen van kunnen worden verleend? De leden van de VVD-fractie zijn van mening
dat de betrokken overheidsinstanties in ieder geval vrijelijk informatie met elkaar
zouden moeten kunnen uitwisselen.
Het wettelijk kader voor het delen van gegevens die verkregen zijn in het kader van
de verplichtingen ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is neergelegd
in de Europese anti-witwasregelgeving. De daar neergelegde regels vormen een bijzonder
regime ten opzichte van de Algemene verordening gegevensbescherming.
De Europese regelgeving is vertaald in de Wwft. Uitgangspunt in de Wwft is dat de
toezichthouders op grond van die wet informatie die zij in het kader van de uitvoering
van hun taak verkrijgen geheim houden. In afwijking daarvan kunnen de toezichthouders
onderling informatie uitwisselen en kunnen zij informatie uitwisselen met buitenlandse
toezichthoudende instanties. Deze uitwisselingsmogelijkheden tussen publieke instanties
worden uitgebreid met de implementatie van de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn1. De wijzigingen in de richtlijn maken het mogelijk om ook informatie uit te wisselen
met opsporingsinstanties en met prudentiële toezichthouders op banken en andere financiële
instellingen. Een concept van de implementatiewet is van 11 december 2018 tot en met
15 januari 2019 openbaar geconsulteerd. De regering streeft er naar het wetsvoorstel
voor de zomer bij uw Kamer in te dienen.
Voor meldingsplichtige instellingen en personen die daar werkzaam zijn, geldt een
geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie die zij bij het uitvoeren van de
verplichtingen in de Wwft verkrijgen. Hierop zijn twee uitzonderingen. Ten eerste
betreft dit het delen van informatie binnen een groep waartoe de instelling behoort.
Ten tweede kan een mededeling aan een andere instelling worden gedaan als het een
cliënt van beide betrokken instellingen betreft en het gaat om een transactie tussen
die instellingen waarbij een vermoeden van witwassen bestaat. Zoals ik in mijn Agenda
financiële sector2 heb aangekondigd, ben ik bezig met een onderzoek naar de mogelijkheden voor gegevensdeling
door instellingen om het cliëntenonderzoek effectiever te maken. Hierbij betrek ik
de sector, de toezichthouders en de Autoriteit Persoonsgegevens. Ik streef er naar
uw Kamer voor de zomer over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de wijziging die mogelijk maakt dat het BFT
informatie verstrekt aan de AFM. Deze leden vragen naar de waarborgen rond deze informatieverstrekking.
Hoe wordt voorkomen dat gegevens worden gedeeld die buiten de reikwijdte van dit wetsvoorstel
vallen?
Op grond van de Wwft is geheimhouding het uitgangspunt voor het BFT. De uitwisseling
met de AFM inzake het toezicht op accountantsorganisaties vormt hier een uitzondering
op. Het BFT heeft ter voorbereiding hiervan de effecten beoordeeld en maatregelen
getroffen. Zo zal bij het verstrekken van informatie sprake zijn van dataminimalisatie.
Het BFT zal bij een verzoek van de AFM om informatie over een accountantsorganisatie
via een categorisering aangeven in hoeverre de betrokken organisatie voldoet aan de
verplichtingen in de Wwft. Voor het geval er een noodzaak bestaat tot het verstrekken
van meer informatie, sluiten de AFM en het BFT een samenwerkingsovereenkomst. Beide
organisaties kennen interne procedures voor de naleving daarvan en beschikken over
beveiligde omgevingen voor het delen van informatie. Daarnaast moeten beide organisaties
datalekken melden.
De leden van de SP-fractie vragen of de privacy van gewone klanten genoeg gewaarborgd
wordt, en wie er in de praktijk zal toetsen of de gedeelde gegevens tussen AFM en
BFT doelmatig zijn. Deze leden vragen of het samenwerkingsprotocol tussen BFT en AFM
openbaar zal worden gemaakt.
Het verstrekken van informatie door het BFT ziet op de accountantsorganisaties als
onderwerp van het toezicht van de AFM. Zoals in het antwoord op voorgaande vraag aangegeven,
is dataminimalisatie het uitgangspunt bij de verstrekking van informatie. Door middel
van een samenwerkingsovereenkomst en interne procedures wordt gewaarborgd dat de informatiedeling
tot het noodzakelijke beperkt is en binnen de kaders van de wet blijft.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe deze wetswijziging van invloed zal
zijn op de controles op (systeem)banken door accountants. Deze leden zien vaak bij
witwaspraktijken dat de ene afdeling van een bank niet weet wat de andere afdeling
doet, waardoor het stelsel niet adequaat is maar geen enkele persoon daarvoor verantwoordelijk
kan worden gehouden, en deze leden vragen om toelichting over hoe deze wetswijziging
eraan zal bijdragen dat externe accountants de complexiteit van dit soort organisaties
beter kunnen doorgronden.
Deze wetswijziging moet bijdragen aan het vervullen van de toezichttaak van de AFM
op accountantsorganisaties in het kader van de Wet toezicht accountantsorganisaties.
De wijziging draagt in het bijzonder bij aan de beoordeling van de AFM of een accountantsorganisatie
de integriteitsvoorschriften in de Wet toezicht accountantsorganisaties naleeft. De
wijziging is niet van invloed op de uitoefening van de taak door accountantsorganisaties.
2. Wijziging van de Wet op het accountantsberoep
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit deze paragraaf en uit de artikelsgewijze
toelichting dat er «in beginsel» geen ministeriële verantwoordelijkheid bestaat voor
autonome taken van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Zij vragen
daarop een toelichting. De Minister van Financiën heeft onveranderd de mogelijkheid
besluiten te vernietigen en het komt deze leden voor dat hij daarop ook door het parlement
kan worden aangesproken.
In de memorie van toelichting is beoogd te verduidelijken dat de NBA haar taken en
bevoegdheden die in de wet aan haar zijn opgedragen op onafhankelijke wijze en onder
eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Daarom kan de Minister van Financiën hiervoor
niet direct worden aangesproken. Voor zover in de wet taken en bevoegdheden aan de Minister van
Financiën zijn opgedragen, kan de Minister, zoals deze leden terecht stellen, door
het parlement worden aangesproken voor de uitoefening daarvan. Een voorbeeld is de
mogelijkheid om besluiten van de NBA te vernietigen.
De leden van de VVD-fractie merken terzijde op dat de afkorting Wab op korte termijn
ook gebruikt zal gaan worden voor de Wet arbeidsmarkt in balans. Zij geven de regering
in overweging een van beide afkortingen te wijzigen. De Wet op het accountantsberoep
zou dan bijvoorbeeld kunnen worden aangeduid met Wacco.
Afkortingen waarmee wetten worden aangehaald, ontstaan veelal in de praktijk van mensen
die met die wet werken. Ze zijn doorgaans niet vastgelegd en kunnen dan ook niet gewijzigd
worden, zoals deze leden verzoeken. Overigens verwacht ik niet dat verwarring zal
ontstaan als de gebruikers van de Wet arbeidsmarkt in balans de afkorting «Wab» zullen
blijven hanteren, omdat beide wetten heel verschillende onderwerpen hebben.
3. Consultatie
De leden van de D66-fractie lezen dat er zes reacties zijn geweest naar aanleiding
van de internetconsultatie. Beschouwt de regering de internetconsultatieronde daarmee
als succesvol? Ziet de regering mogelijkheden om, conform het rapport van de Commissie-Remkes,
de dialoog met burgers via de internetconsultatie te verbeteren en de bekendheid van
internetconsultaties te vergroten?
Het aantal reacties naar aanleiding van een internetconsultatie zal in de regel verband
houden met de inhoud van het geconsulteerde voorontwerp. De in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen wijzigingen zijn niet ingrijpend
en brengen bovendien beperkte administratieve lasten en nalevingskosten met zich.
Gelet hierop is te begrijpen dat er niet meer dan zes reacties zijn ontvangen. Het
aantal reacties zegt hier dan ook weinig over hoe succesvol de internetconsultatie
is geweest.
De regering vindt een open en transparant proces voor de totstandkoming van wet- en
regelgeving met participatie van belanghebbenden van groot belang voor de kwaliteit
van wetgeving. Internetconsultatie is hierbij een belangrijk instrument en maakt daarom
vast onderdeel uit van het kabinetsbeleid ten aanzien van de voorbereiding van wet-
en regelgeving, zoals opgenomen in het Draaiboek voor de regelgeving. De kabinetsreactie op het rapport van de Staatscommissie herziening parlementair stelsel is voorzien
voor dit voorjaar.
De leden van de SP-fractie vragen wat de strekking was van de niet-openbare reactie
van de particulier op dit wetsvoorstel, en in hoeverre dit invloed heeft gehad op
de wet.
De niet openbare reactie betrof een opmerking over het maken van kopieën van identiteitsbewijzen
in het kader van de Wwft. De opmerking had geen relatie met onderdelen van het geconsulteerde
wetsvoorstel en is derhalve niet van invloed geweest op het bij uw Kamer ingediende
wetsvoorstel.
De regering hoopt hiermee de vragen en opmerkingen in het verslag afdoende te hebben
beantwoord.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën