Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over het bericht dat de minister gerommel met zorggeld in de doofpot stopt
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de Minister gerommel met zorggeld in de doofpot stopt (ingezonden 25 februari 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 19 maart
2019).
Vraag 1 en 2
Herinnert u zich dat u in de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen over een
artikel dat 369.344 euro voor een rapport van honderd pagina’s in een la ligt, aangaf
dat geld afkomstig uit collectieve middelen zorgvuldig moeten worden besteed, maar
dat u niet wilt oordelen over het bedrag dat een instelling heeft uitgegeven aan onderzoek?
Waarom wilt u geen moreel oordeel geven over het feit dat tonnen aan zorggeld werd
uitgegeven aan een rapport, waarvan de meerwaarde niet blijkt?1
2
Vindt u niet dat juist voor het vergroten van het vertrouwen van zorgverleners en
cliënten in hun bestuurders, dat een Minister zich in stevige termen zal moeten uitspreken
over dergelijke zaken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 1 en 2
Zoals aangegeven in mijn eerdere beantwoording moet er altijd zorgvuldig met zorggeld
worden omgegaan. Het is primair de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders zelf om
hun middelen doelmatig te besteden en hierover verantwoording af te leggen aan hun
raad van toezicht en andere belanghebbenden zoals patiënten en medewerkers. Alleen
zo behoud je als bestuurder het vertrouwen van je medemerkers en cliënten.
Zoals ik heb aangegeven in mijn eerdere antwoorden, kan ik vanuit mijn positie niet
oordelen over de meerwaarde en de doelmatigheid van het genoemde onderzoek. Dat is
aan de raad van toezicht. Naar aanleiding van de berichtgeving en de daaropvolgende
vragen van uw Kamer heb ik het CIBG laten nagaan of in dit geval de WNT-regels zijn
overtreden. Dat bleek niet het geval.
Vraag 3 t/m 6
Denkt u ook niet dat geldsmijterij, zoals we dat in deze casus hebben gezien, uitspraken
over de hoogte van de zorgkosten minder geloofwaardig maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe kan het dat op verschillende plekken in de zorg, met name bij de grotere instellingen,
nog steeds een cultuur heerst van «pakken wat je pakken kan»? Hoe verhoudt dit zich
tot goed bestuur in uw ogen? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Vindt u het wenselijk dat er stichtingen worden opgetuigd om de Wet normering topinkomens
(WNT) te ontduiken? Bent u bereid om de wet op dit punt aan te passen? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Bent u bereid om naar andere bestuurders en commissarissen in de zorg duidelijk te
maken dat dergelijke constructies fout zijn en niet dienen voor te komen? Welke stappen
gaat u zetten om deze foute bestuurscultuur aan te pakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3 t/m 6
Zoals aangegeven moet er altijd zorgvuldig worden omgegaan met zorggeld. Ik vind het
onwenselijk dat er constructies worden opgetuigd die enkel zijn bedoeld om wet- en
regelgeving te omzeilen. Dat soort werkwijzen ondermijnen het vertrouwen in de zorg.
In mijn beleidsreactie op het onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
naar Zorgroep Alliade3 heb ik aangegeven dat ik het externe toezicht op dergelijke constructies in de zorg
wil versterken. Bestuurders en interne toezichthouders moeten aanspreekbaar zijn op
de integriteit en professionaliteit van hun bedrijfsvoering. Rond de zomer kom ik
met concrete voorstellen daartoe. Daarnaast bereid ik, samen met de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, een wetsvoorstel voor dat ontwijking van de WNT tegen
gaat door onderaannemers in de zorg onder de werkingssfeer van de WNT te brengen.
Op 21 januari 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken rondom
dit wetsvoorstel.4
Vraag 7 en 8
Vindt u dat met de zinsnede «Overigens gaat het volgens Espria en de stichting om
een lager bedrag dan in het artikel wordt genoemd» in antwoord op vraag 3, voldaan
wordt aan het zorgvuldig informeren van de Kamer? Ligt het niet voor de hand om dan
aan te geven hoe hoog het bedrag wél is en hoe het verschil verklaard kan worden?5
Is het gebruikelijk dat in de beantwoording van Kamervragen, het ministerie de uitleg
van een organisatie die onder vuur ligt (in dit geval Espria) één op één wordt doorgegeven?
Waarom wilt u zelf niet weten hoe het echt is gegaan en waarom doet u geen onderzoek
naar de daadwerkelijke gang van zaken? Kunt u uw antwoord toelichten?6
Antwoord 7 en 8
Naar aanleiding van het artikel van Follow the Money heeft mijn ministerie Espria
en de Stichting Onderzoek Systeemvraagstukken Zorgstelsel gevraagd om een reactie.
Het is niet ongebruikelijk als er vragen over een organisatie worden gesteld ook de
betreffende organisatie om een reactie te vragen. In mijn antwoorden heb ik duidelijk
aangegeven welke uitspraken voor rekening komen van Espria en waar het gaat om mijn
eigen opvattingen. Daarnaast heb ik het CIBG gevraagd om na te gaan of er mogelijk
sprake is van een overtreding van de WNT. Dit bleek niet het geval. Er was voor mij
dus geen reden om zelf een onderzoek in te stellen.
Vraag 9
Vindt u net als PvdA-prominent Noten dat de raad van commissarissen van Espria alles
bij elkaar goed heeft gehandeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Ik kan vanuit mijn positie niet oordelen over het functioneren van individuele leden
van een raad van commissarissen. Wel vind ik het belangrijk dat een raad van commissarissen
zichzelf kritisch en toetsbaar opstelt naar andere belanghebbenden binnen de organisatie,
zoals cliënten en medewerkers.
Vraag 10
Herinnert u zich dat uw antwoord aangaf dat zowel Espria en de stichting hebben aangegeven
dat het onderzoeksrapport een rol speelt bij strategische discussies? Kunt u aangeven
welke strategische discussies dit betreft en wat concreet dit onderzoeksrapport heeft
opgeleverd aan de zorgsector?7
Antwoord 10
Zoals ook aangegeven in mijn eerdere antwoorden ben ik niet op de hoogte welke strategische
discussies het hier betreft en welke rol het onderzoeksrapport hierin heeft gespeeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.