Initiatiefnota : Initiatiefnota
35 164 Initiatiefnota van de leden Yesilgöz-Zegerius en Segers over een effectievere aanpak van antisemitisme
Nr. 2 INITIATIEFNOTA
Een effectievere aanpak van antisemitisme
1. Aanleiding
Ouders die eerst de beveiliging moeten regelen, voordat ze na kunnen denken over de
ballonnen en de taartjes voor de bat mitswa van hun dochtertje. Kinderen die onder
zware beveiliging naar school moeten. Niet vrij en veilig over straat kunnen met een
keppeltje in een stad als Amsterdam. Als hardwerkende ondernemer voor een derde keer
in een korte tijd je koosjere restaurant vernield zien worden. Dit zijn geen losstaande
incidenten, maar de dagelijkse werkelijkheid voor veel Nederlandse en andere Europese
Joden. Antisemitisme, haat tegen joden, is nog altijd aanwezig in onze samenleving
en op ons continent. En er zijn signalen dat het probleem groeit. Van online intimidatie
en bedreigingen tot schrijnende, hartbrekende misdaden, zoals de brute moord op de
Franse Mireille Knol. Een oudere dame die de Tweede Wereldoorlog overleefde en na
jaren te zijn gepest vorig jaar door haar islamitische buurman met messteken om het
leven werd gebracht en verbrand.
In veel Europese landen zien we dat het aantal gewelddadige anti-Joodse incidenten
al enige jaren verontrustend hoog is en stijgt. En helaas heeft de geschiedenis ons
geleerd dat dit geweld symbool staat voor iets veel diepers. Dat het vaak slechts
een topje van de ijsberg is. Antisemitisme zit verscholen in kwaadaardige vooroordelen
en eeuwenoude stereotypen, die onze samenleving binnensijpelen. Joden worden dan ook
vaak «de kanarie in de kolenmijn» genoemd: als het antisemitisme de kop op steekt,
blijft het niet alleen bij Jodenhaat, maar wordt het een totale vergiftiging voor
de hele samenleving, en zal de ene na de volgende minderheid of groep volgen. Juist
omdat de geschiedenis ons leert wat er kan gebeuren als je het kwaad ongemoeid laat,
is het zaak dat we ons verzetten tegen antisemitische uitingen, dat we voorkomen dat
het gebagatelliseerd wordt of, misschien wel nog erger, als salonfähig wordt beschouwd.
Onze democratische rechtsstaat staat of valt met de vrijheid en veiligheid van minderheden
en niet in de laatste plaats met die van een van de kleinste minderheden onder ons:
de Joodse minderheid die al zoveel vaker en zoveel langer gediscrimineerd en vervolgd
is geweest.
De initiatiefnemers waren onafhankelijk van elkaar al jaren betrokken bij dit onderwerp.
Nadat het Joodse restaurant HaCarmel in Amsterdam voor de derde keer belaagd werd,
besloten zij de handen ineen te slaan om zo samen een keiharde vuist tegen antisemitisme
te maken. Na een ingrijpend en indrukwekkend gesprek met Joodse jongeren in HaCarmel,
een expertmeeting in de Tweede Kamer1, vele losse gesprekken met leden van de Joodse gemeenschap en een literatuurstudie,
is de voorliggende initiatiefnota tot stand gekomen.
2. Doel en strekking
Het doel van deze nota is drieledig. Ten eerste willen de initiatiefnemers de urgentie
en de noodzaak voor een effectieve aanpak van antisemitisme onder de aandacht brengen.
Vervolgens willen de initiatiefnemers benadrukken dat antisemitisme een probleem van
ons allen is, niet alleen van de Joodse gemeenschap. De impact van een met haat en
vooroordelen doordrenkte ideologie is vele malen groter, het bedreigt de vrijheid
en veiligheid van de hele samenleving. Willen we dat het niet nog meer wortelt in
ons land, dan zullen we met elkaar ons tegen Jodenhaat moeten uitspreken en blijven
uitspreken. En ten slotte stellen de initiatiefnemers concrete acties voor om antisemitisme
ook nog effectiever aan te pakken.
De initiatiefnemers zien de verantwoordelijkheid van de samenleving om antisemitisme
geen voedingsbodem te geven ook niet los van het beladen verleden in Nederland. In
Nederland is gedurende de Tweede Wereldoorlog een bijzonder rijk Joods leven kapot
gemaakt. Het overgrote deel van de Joden is niet teruggekomen nadat ze naar vernietigingskampen
zijn afgevoerd. Als van de kleine minderheid die hiervan is overgebleven, mensen van
de jongere generatie nu zeggen dat hun toekomst niet hier ligt, dat ze het gevoel
hebben hier niet als Jood door het leven te kunnen, dan faalt onze samenleving. Als
er in onze samenleving geen plek is voor de Joodse gemeenschap, dan is deze samenleving
stuk.
Met deze nota wordt specifiek aandacht gevraagd voor een effectievere aanpak van antisemitisme.
Echter, het is nadrukkelijk niet de bedoeling van de initiatiefnemers om andere vormen
van discriminatie, racisme of uitsluiting daarmee minder relevant te maken. Alle vormen
van discriminatie, racisme en uitsluiting zijn verwerpelijk en dienen altijd aangepakt
te worden. Er is hier geen rangorde. Het is wel zo dat men soms voorbij kan gaan aan
een specifiek probleem en de daarbij behorende specifieke aanpak, als alles op één
hoop wordt gelegd en er altijd sprake is van een integrale aanpak. Gezien de onevenredige
druk op de Joodse gemeenschap en de historie van de Joodse gemeenschap in Nederland
achten de initiatiefnemers het op dit moment gerechtvaardigd en zelfs urgent om deze
nota, gericht op antisemitisme en de aanpak ervan, voor te leggen. Dat laat onverlet
dat we te allen tijde moeten blijven strijden tegen elke vorm van discriminatie, racisme
en uitsluiting.
3. Urgentie
3.1 Antisemitisme in Nederland
De Joodse gemeenschap in Nederland is klein. Zoals Esther Voet, hoofdredacteur van
het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) het stelt: «Je krijgt met de Nederlandse Joden
de Arena niet vol». Naar schatting leven in ons land circa 40.000 tot 50.000 Joden.
Dit aantal is gebaseerd op onderzoek in opdracht van het Joods Maatschappelijk Werk
(JMW). Voor de oorlog leefden in Nederland 140.000 Joden. Gedurende de oorlog werden
107.000 Joden uit Nederland gedeporteerd naar vernietigingskampen, zoals Auschwitz.
Van hen keerden slechts 5.500 terug. Meer dan honderdduizend Nederlandse Joden zijn
omgebracht tijdens de Sjoa.
Hoewel Joden dus slechts een klein onderdeel van de Nederlandse bevolking uitmaken,
zijn zij onevenredig vaak slachtoffer van discriminatie. Uit onderzoek2 van het Openbaar Ministerie blijkt dat antisemitische incidenten 41 procent vormen
van alle discriminatiezaken. Van deze 41 procent is het merendeel (32 procent) voetbalgerelateerd.
Het hoge aandeel antisemitische feiten is een grote stijging ten opzichte van 2016,
toen vormden antisemitische incidenten 22 procent» (ook wel CODIS-feiten genoemd).
Dit zijn zaken die niet specifiek vanwege discriminatie worden vervolgd, zoals vernieling
of geweld, waarbij discriminatie wel een rol speelde. De aanval op restaurant HaCarmel
is zo’n geval. In totaal waren er in 2017 187 CODIS-feiten, behorend bij 154 verschillende
zaken. Antisemitische incidenten vormden in dat jaar tien procent van het totaal.
Ten aanzien van de omvang van antisemitisme in Nederland, lijken de meeste onderzoeken
te wijzen op een vrij constant niveau. De incidentencijfers van de politie3, van het Monitorenonderzoek van het Verwey-Jonker Instituut en de Anne Frank Stichting4 en van het CIDI5 laten zien dat het aantal antisemitische incidenten vanaf 2015 stabiel was en zelfs
licht daalde. Dit hing ook samen met de afschrikkende maatregelen die de gemeenschap
treft: de inschakeling van beveiligers, camera’s en andere beveiligingsmaatregelen
doet het aantal incidenten dalen maar verandert niets aan het feit dat Jodenhaat nog
volop aanwezig is. Het verplaatst zich slechts naar de onderwereld, of bijvoorbeeld
het internet. Uit de recent verschenen Monitor antisemitische incidenten van het CIDI,
blijkt een fikse stijging van het aantal antisemitische incidenten in 20186. Dit is zorgwekkende trendbreuk ten opzichte van de afgelopen jaren. Ook is door
de jaren heen een vaste trend te zien dat ontwikkelingen in Israël leiden tot een
significante toename van het aantal antisemitische incidenten in Nederland. Daarbij
is ook een toename van online bedreigingen en discriminatie waar te nemen.
Uit een recent onderzoek7 onder 557 Joden in Nederland van het tv-programma Een Vandaag, in samenwerking met
het Centraal Joods Overleg (CJO) en het JMW, bleek dat bijna de helft van de ondervraagden
(47 procent) zich niet vrij voelt om in ons land openlijk joods te zijn. Bijna de
helft van de Nederlandse Joden voelt zich dus niet vrij om zichzelf te zijn. Daar
komt bij dat uit onderzoek8 van het Europees Agentschap voor de Fundamentele Rechten (FRA) blijkt dat Nederland
als een van de twaalf deelnemende landen aan het onderzoek het hoogste aandeel ondervraagden
(43 procent) kent dat minstens af en toe Joodse evenementen of plaatsen vermijdt vanwege
veiligheidsoverwegingen. Tevens scoort Nederland hoog met het vermijden van symbolen
waarmee iemand als Joods gezien kan worden (33 procent tegen een EU-gemiddelde van
28 procent). In lijn met deze bevindingen, is het relatief grote aandeel Nederlandse
respondenten dat weinig vertrouwen heeft in het optreden van de overheid ten aanzien
van antisemitisme. Bijna 80 procent van de Nederlandse respondenten beschouwt de aanpak
van antisemitisme door de overheid en getroffen veiligheidsmaatregelen als inefficiënt
en onvoldoende.
3.2 Antisemitisme in Europa
Antisemitisme stopt niet bij de landsgrenzen. Uit onderzoek van het EU-agentschap
voor de Fundamentele Rechten is gebleken dat bijna negen van de tien Europese Joden
aangeven dat antisemitisme is toegenomen. Bijna een derde van de ondervraagden geeft
aan in het afgelopen jaar minstens een keer lastig gevallen te zijn. Echter, slechts
een op de vijf van hen gaat vervolgens ook naar de politie. Bijna alle ondervraagden
(89 procent) geven daarnaast aan dat antisemitisme het meest problematisch is in de
sociale media. Tevens geeft een overgroot deel (70 procent) aan dat pogingen van de
nationale regeringen om antisemitisme te bestrijden in hun ogen niet effectief zijn.
Op nationaal niveau kennen zowel Frankrijk als Duitsland een zorgwekkende toename
in het aantal antisemitische misdrijven. Frankrijk kende een stijging van 74 procent
in 2018 ten opzichte van 2017. Waar er in 2017 311 geregistreerde misdrijven waren,
werden er in 2018 maar liefst 541 antisemitische misdrijven geregistreerd9. In Duitsland is het aantal misdrijven met 60 procent gestegen. De Duitse politie
registreerde in 2018 62 antisemitische geweldsmisdrijven, vergeleken met 37 in 201710.
4. Definitie en bronnen antisemitisme
Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van antisemitisme. In deze initiatiefnota
hanteren wij de werkdefinitie van het European Forum on Antisemitism:
Antisemitisme is een bepaald beeld van joden, dat zich kan uiten als haat tegen joden.
Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme worden gericht tegen joden of niet-
joden en/ of hun bezittingen, tegen instellingen van de joodse gemeenschap en religieuze
voorzieningen.
Wanneer men spreekt over antisemitisme, wordt vaak meteen het verband gelegd met de
herinnering aan de Shoah en het regime van de nazi’s dat tussen 1933 en 1945 verantwoordelijk
was voor de gruwelijkheden en moord op miljoenen Joden in Europa. Maar het antisemitisme
is veel ouder dan de Tweede Oorlog en is daarna ook niet verdwenen.
Antisemitisme heeft in Europa meerdere gedaantes aangenomen. Bekende verschijningsvormen
zijn het christelijk antisemitisme, dat Joden portretteerde als «godsmoordenaars»
en eeuwenlang heeft geleid tot antisemitische wetgeving en bloedige slachtingen tijdens
onder meer de kruistochten. Later zou antisemitisme zich ook op andere manieren manifesteren,
met name gebaseerd op stereotypen. Bekende verschijningsvormen van het klassieke antisemitisme
zijn de assumptie van Joodse wereldheerschappij, ontrouw aan de natie en uiteindelijk
ook een biologische verschijningsvorm: rassentheorie.11 Tegenwoordig is er ook een «nieuwe» vorm. Daarbij staan Israël en «de zionisten»
centraal als belichaming van het kwaad. In het discours van moderne antisemieten vallen
«Joden» en «Israël» doorgaans volledig samen en gaat woede over de bezetting van Palestina
min of meer organisch over in woede over de tentakels van het wereldjodendom.12 Deze ontwikkeling is vlak na de Tweede Wereldoorlog begonnen en heeft de afgelopen
decennia steeds meer vorm gekregen.
Om zonder vervolging te vrezen hun gang te kunnen gaan, gebruiken veel antisemieten
antizionisme als vermomming voor hun Jodenhaat. Daarmee willen de initiatiefnemers
niet zeggen dat iedereen die zich antizionist noemt in werkelijkheid Joden haat. Wel
kan, vrij naar onder andere wijlen Evelien Gans, worden gesteld dat antizionisme overgaat
in Jodenhaat «wanneer het zich bedient van identieke mechanismen», zoals «stereotypering
en demonisering van Israël als zogenaamde collective Jew».13
Wie maakt zich hier schuldig aan?
Zowel het klassiek antisemitisme als het nieuwe zijn beide helaas levendig zichtbaar
in onze samenleving. Tot enkele jaren geleden waren de verschijningsvormen meer voorspelbaar.
Zodra het onrustig werd in Palestijnse gebieden, zag men op verschillende plekken
in Europa onder moslimjongeren oplaaiende incidenten. En een stabiele maar relatief
kleine groep neonazi’s met swastikasymboliek en hooligans die het gemunt hadden op
Joden. Inmiddels zien we dat antisemitisme zich ook steeds vaker op andere plekken
manifesteert, zoals online, en het steeds meer salonfähig begint te worden. Antisemitisme
is een veelkoppig monster. En al is antisemitisme in alle lagen van de bevolking terug
te vinden, zijn er drie groepen die hier specifiek genoemd moeten worden. Antisemitisme
komt in onze tijd immers met name voor in extreemlinkse en extreemrechtse kringen
en delen van de moslimgemeenschap.14
Extreemlinks
Extreemlinks heeft van oudsher diepgewortelde antisemitische sentimenten in zich.
Dit begon onder meer met de revolutionaire arbeidersbeweging, waar met vlagen anti-Joodse
stereotypes gebruikt werden. Het meest voorkomende cliché is dat van de «Joodse kapitalist»,
een beeld dat werd versterkt door de communistische beweging. Joden werden in communistische
kringen vereenzelvigd met kapitalisten. Om het proletariaat voor zich te winnen werd
gesproken van «Beursjoden» of «Joods financieel kapitaal». Omgekeerd bestempelden
nationaalsocialisten Joden als «Joodse bolsjewisten». Later zouden Joden, gelijktijdig
met de opkomst van de dekolonisatiebeweging, ook steeds vaker worden vereenzelvigd
met imperialisten. Ook in moderne linkse bewegingen blijft antisemitisme een groot
probleem. Dat bewijst ook de huidige crisis bij Labour, de Britse arbeiderspartij15.
Extreemrechts
Ook extreemrechts is van oudsher doordrenkt van antisemitisme. Daar waar we het eerst
tegenkwamen bij een relatief kleine groep nazi’s, zien we nu dat ook in deze hoek
sprake is van hervonden zelfvertrouwen bij een bredere groep. Extreemrechts onderzoeker
Willem Wagenaar ziet een stijging van het aantal incidenten en wijst op dit zelfvertrouwen.
Zo gaat een klassieke neonazigroep als de Nederlandse Volks-Unie de straat op met
antisemitische leuzen, waar nauwelijks commotie over ontstaat. Ook de NCTV en de AIVD
constateren dat het aantal xenofobe uitingen toeneemt. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten
zien eveneens een potentiële «niet-gewelddadige» dreiging tegen de democratische rechtsorde
die uitgaat van met name de alt-right beweging. Volgens de AIVD wil deze beweging
de geesten rijp maken voor een maatschappij waarin racisme normaal is en waar alleen
de grondrechten van witte burgers zijn gewaarborgd. De inlichtingendiensten constateren
dat de alt-right beweging in Nederland groeit. Met de oprichting van Erkenband, een
xenofobe en nationalistische groepering, krijgt het steeds meer voet aan de grond,
met name online. Volgens de AIVD een opvallende beweging, waarmee voor het eerst in
decennia een extreemrechtse groepering actief is waarvan een groot aantal sympathisanten
hoger opgeleid is. Over de verschijningsvormen hiervan op social media, komen de initiatiefnemers
verder in de nota op terug.
Delen van de moslimgemeenschap
Ook binnen delen van de moslimgemeenschap zien we dat antisemitisme geaccepteerd wordt.
Veelal gevoed door Jodenhaat uit het land van herkomst, via televisie en social media.
Uit het rapport «Antisemitisme onder jongeren in Nederland» blijkt dat een antisemitische
houding onder moslimjongeren vooral gevoed wordt door een anti-Israël sentiment en
theologische factoren. De mate waarin islamitische jongeren religie belangrijk vinden
en zich identificeren als moslim, lijkt de kans te vergroten dat jongeren negatief
zijn over Joden in Israël, de staat Israël en zionisten. Ook internet en mediagebruik,
en gesprekken met ouders en vrienden, versterken antisemitische houdingen. Het onderzoek
toont ook aan dat traditionele verklaringen voor antisemitisme, zoals sociale problematiek,
inkomen, educatie niet of nauwelijks lijken te helpen bij de verklaring van een anti-Joodse
houding bij moslimjongeren. Ook uit onderzoek van het Pew Research Center16 blijkt dat het antisemitisme in de islamitische wereld geworteld is. Zo heeft volgens
dit onderzoek 44 procent van de Turken en 78 procent van de Marokkanen een «zeer ongunstig»
beeld van Joden. Tevens wordt uit een vergelijkende studie17 van socioloog Ruud Koopmans duidelijk dat dit beeld van weerstand jegens Joden ook
in Europa leeft. Koopmans toont aan dat in Frankrijk zeven procent van de christenen
en 43 procent van de moslims Joden wantrouwt. In België is dit respectievelijk zeven
en 56 procent, in Duitsland tien en 28 procent en in Nederland acht procent van de
christenen en 40 procent van moslims. Hier is ook een verband te leggen tussen religieus
fundamentalisme en antisemitisme. Dat geldt voor zowel christenen als voor moslims.
Maar zoals hoogleraar Europese Studies Paul Scheffer18 het vorig jaar stelde: «het grote verschil is dat het fundamentalisme in onze tijd
veel vaker voorkomt onder moslims dan onder christenen». «Deze geloofsstroming blijkt
een voorname rol te spelen bij de vorming van vijandbeelden die een open samenleving
onder druk zetten», aldus Scheffer.
Waar groepen elkaar vinden
Daarbij komt dat het huidige antisemitisme veel minder eenduidig is. Groepen vinden
elkaar in Jodenhaat, zoals in 2012 toen extreemrechts en extreemlinks samen tegen
Israël protesteerden en «Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas» scandeerden19. Ook bij de Gele Hesjes, de in Frankrijk ontstane anti-establishmentbeweging bestaande
uit linkse en rechtse elementen, is al meerdere malen een verontrustend hoge mate
van antisemitische incidenten geconstateerd.20
Binnen het sterk gepolariseerde links-rechtsdiscours kan aan beide zijden antisemitisme
ontstaan, zonder dat dit in eigen kring gediskwalificeerd wordt. Ter linkerzijde is
de grens tussen antizionisme en antisemitisme soms flinterdun. Ter rechterzijde kan
een overtuigde antisemiet tegelijkertijd solidair zijn met Israël en wordt hij niet
veroordeeld door de voltallige Joodse gemeenschap. Ook zien we islamisten zich bij
deze bewegingen aansluiten, zoals onlangs de antisemiet Abou JahJah die zich solidair
verklaarde met de gele hesjes na een belaging van de Joodse Franse filosoof Alain
Finkielkraut.
5. Voorstellen
De initiatiefnemers beogen met deze nota de nodige stappen te zetten in een effectieve
aanpak van antisemitisme. Dit doen de initiatiefnemers door hier aandacht voor te
vragen binnen het onderwijs (1), jongeren (2), inburgering (3) het veiligheidsdomein
(4), het overheidsbeleid (5), internet (6), veilig sportklimaat (7) en beogen daarbij
ook meer onderzoek in te zetten naar aard, omvang en effectieve aanpak (8).
5.1 Onderwijs
Leerstof
Op de vraag wat de overheid kan doen tegen oprukkend antisemitisme geeft de Liberaal
Joodse Gemeenschap Amsterdam aan: «onderwijs, onderwijs, onderwijs». Op lange termijn
zijn voorlichting en onderwijs het beste antwoord op de vraag hoe antisemitisme kan
worden tegengegaan. Dat is de beste manier om jongeren, en natuurlijk ook volwassenen,
op andere gedachten te brengen en hen in te laten zien dat iedereen het recht heeft
om in vrijheid zichzelf te kunnen zijn. De initiatiefnemers ondersteunen deze gedachte
dan ook van harte.
Hoe is het nu?
De Tweede Wereldoorlog en de Holocaust zijn momenteel kerndoelen in het cluster «mens
en maatschappij». Alle scholen zijn verplicht om hierin les te geven, de invulling
kunnen zij zelf bepalen in het kader van de vrijheid van onderwijs. Scholen zijn hierdoor
ook niet verplicht een minimum aantal uur aan een vak of onderwerp te besteden. Daarnaast
is in de Wet op het primair onderwijs vastgesteld dat het onderwijs er mede op is
gericht «dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving, het bevorderen van
actief burgerschap en sociale integratie en het kennis hebben van en kennismaken met
verschillende achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten» (art. 8, derde lid,
onder b, WPO).
Het verplichte geschiedenisonderwijs is ingedeeld in tien tijdvakken (waar «de tijd
van de Wereldoorlogen 1900–1950» er een van is). Leerlingen moeten daarbij in elk
geval de relatie leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20ste eeuw, waaronder expliciet genoemd de Wereldoorlogen en de Holocaust, en hedendaagse
ontwikkelingen (kerndoel 37).
Buiten de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog om zijn er geen kerndoelen die scholen
verplichten om aandacht te besteden aan de Joodse cultuur.
Promovendus Marc van Berkel constateerde in een onderzoek21 dat Nederlandse geschiedenisschoolboeken ernstige hiaten kennen. In veel boeken staat,
volgens de onderzoeker, niet hoe het kan dat meer dan 100.000 Joodse Nederlanders
tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord. De Duitsers worden vooral geschetst
als de groep boosdoeners, maar over de medeplichtigheid van Nederlandse politie en andere autoriteiten
valt minder te lezen. Van Berkel stelt dat daarmee de mythe in stand gehouden wordt
van een klein en neutraal Nederland dat slachtoffer werd van de bezetting, waartegen
veel verzet kwam en waar de Nederlandse bevolking het slachtoffer werd. Dat er 102.000
Joodse Nederlanders werden vermoord, zou nauwelijks een rol spelen.
Hoe kan het beter?
De initiatiefnemers gaan ervan uit dat de aandacht voor de Tweede Wereldoorlog, de
Holocaust en antisemitisme ook na de curriculumherziening geborgd zullen zijn in het
curriculum. De initiatiefnemers willen wel benadrukken dat het van groot belang is
dat aandacht voor de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland niet alleen
negatief ingestoken wordt, door enkel aandacht te hebben voor de Holocaust en antisemitisme.
Hierdoor ontstaat namelijk structureel het beeld van de Jood als slachtoffer. Een
reëel en vollediger beeld is van belang, waarin nadrukkelijk ook aandacht is voor
een meer en betere kennis over Joden, hun eeuwenlange geschiedenis in Nederland, hun
diversiteit en vitaliteit. Om de heer Wallet, universitair docent politieke geschiedenis
aan de Vrije Universiteit, tijdens zijn inbreng in de Tweede Kamer bij het rondetafelgesprek,
te citeren: «Wie joden louter tot slachtoffer maakt, geeft antisemieten ruim baan».
Docenten
De initiatiefnemers zijn thans van mening dat er ook aandacht moet zijn voor de docenten.
Zij zijn degenen die, soms gepolariseerde, vraagstukken moeten benoemen en de discussie
in goede banen moeten leiden. Zij kunnen te maken hebben met leerlingen met antisemitische
ideeën en/of complottheorieën over zionisten. Juist dan is het van belang om wel het
gesprek aan te gaan en onze jongeren kennis bij te brengen over de Nederlandse geschiedenis,
de positie van Joden hierin en hedendaags antisemitisme.
Het onderwijs over de Jodenvervolging is verplichte lesstof, maar we horen ook regelmatig
dat het een gevoelig thema is voor docenten. In 2015 heeft het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) een onderzoek22 laten uitvoeren naar hoe er wordt omgegaan in het primair onderwijs en voortgezet
onderwijs met gevoelige maatschappelijke onderwerpen. Uit dit onderzoek blijkt dat
6% van de (geschiedenis)leraren in het voortgezet onderwijs antisemitisme nooit bespreken.
Bij de Holocaust is dat 12%. Dit ondanks de wettelijke verplichting. Hetzelfde onderzoek
geeft ook aan dat Holocaust en antisemitisme met name in de geschiedenisles worden
behandeld, waar het door ruim 50% van de docenten vaak aan de orde wordt gesteld.
Daar waar nodig, is extra ondersteuning richting de docenten door bijvoorbeeld een
aanscherping van de docentenopleiding op dit terrein, wat de initiatiefnemers betreft
wenselijk. Ook is het belangrijk om docenten tijdens de lessen te ondersteunen.
Zo geeft uit het eerder genoemde onderzoek van OCW zo’n 20 procent van de docenten
aan graag externe ondersteuning te willen tijdens de les en een grote meerderheid
van de docenten vindt gastdocenten nuttig.
Veilig schoolklimaat
School moet een veilige en uitdagende omgeving zijn om kennis op te doen, om te leren
omgaan met mensen die anders dan jij zijn en om een handelingsrepertoire op te bouwen.
Op het moment dat er leerlingen op school zitten met gevaarlijke antisemitische ideeën
(of erger) en een docent constateert dat er een onveilige situatie ontstaat, is het
ook van belang dat er snel en sterk wordt opgetreden door het inschakelen van professionele
instanties om deze jongeren aan te pakken. Soms ben je immers het niveau van een goed
gesprek voorbij en is de eerste focus het beschermen van (potentiële) slachtoffers
en het aanpakken van daders. De initiatiefnemers stellen voor dat in geval van een
racistisch of antisemitisch incident er altijd een huisbezoek plaatsvindt waarbij
gesproken wordt met de ouders. Ook is het van belang dat de wijkagent geïnformeerd
wordt, zodat bij onveranderd gedrag snel geschakeld kan worden.
5.2 Jongeren
De gedachte dat iemand je iets aan wil doen, puur om je afkomst of om wie je bent,
is voor de meeste Nederlanders gelukkig een heel vreemd idee. De Joodse jongeren die
de initiatiefnemers spraken is dit idee helaas niet zo vreemd. Zij zijn gewend dat
ze naar school moeten met beveiliging voor de deur. Of zijn gewend dat ze tijdens
hun studie continu negatief worden aangesproken en uitgesloten, puur om het feit dat
ze Joods zijn. Ook hebben ze geleerd dat het beter is feestjes te melden bij de autoriteiten,
zodat het dreigingsniveau in de gaten gehouden kan worden. Nederlandse Joodse jongeren
geven aan dat zij zich afvragen of zij wel een toekomst hebben in ons land. Zoals
rabbijn Tamarah Benima ook onlangs in de Volkskrant23 stelde: «Er is geen perspectief. De vraag: Moeten we al vluchten? Waar gaan we dan
heen?» is nooit ver weg onder joden. In Nederland, in Engeland, in Frankrijk». Dit
is uiterst pijnlijk, niet alleen voor de Joodse gemeenschap in Nederland, maar voor
alle Nederlanders. We hebben met elkaar gefaald als we de Joodse gemeenschap in ons
land, of beter gezegd; wat er van over is gebleven na de Tweede Wereldoorlog, niet
een veilig bestaan kunnen bieden. Immers, een Nederlandse samenleving zonder een vitale
Joodse gemeenschap, is ondenkbaar. Een dialoog met Joodse jongeren biedt niet alleen
verhelderende inzichten, het zorgt er ook voor dat zij gehoord worden. Daarom zou
er systematisch contact moeten zijn tussen de jongeren en de betrokken bewindspersonen.
Waarbij de Kamer geïnformeerd wordt over de aanbevelingen van de jongeren en de acties
die het kabinet op basis daarvan onderneemt.
De initiatiefnemers stellen voor dat er een dergelijk structureel overleg opgezet
wordt.
Daarnaast is het van belang om te weten hoe antisemitisme onder jongeren zich uit
en hoe het beleefd wordt. Het laatste onderzoek24 dat daarover beschikbaar is, dateert van 2015. De initiatiefnemers stellen een nieuw,
geactualiseerd onderzoek voor, waarbij de Kamer wordt betrokken bij de opzet van dit
onderzoek.
5.3 Inburgering
Het is van belang dat nieuwkomers al snel leren wat onze Nederlandse normen en waarden
zijn, wat onze geschiedenis is en wat ons met elkaar bindt. In de herziening van het
inburgeringsexamen Kennis van de Nederlandse Maatschappij zou ook expliciet aandacht
voor antisemitisme en de Tweede Wereldoorlog moeten zijn. In de nieuwe opzet van de
inburgering moet ook expliciet meer aandacht besteed worden aan het belang van culturele
inburgering. Daarbij gaat het om het belang van de waarden van de democratische rechtsstaat
zoals ieders gelijkheid voor de wet, vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid,
persvrijheid, politieke vrijheid en ook om het uitgangspunt dat er in onze samenleving
geen plaats mag zijn voor antisemitisme. Nieuwkomers komen vaak uit landen waarin
de fundamentele vrijheden van de democratische rechtsstaat allesbehalve vanzelfsprekend
zijn. Des te belangrijker dat zij, als ze worden voorbereid op de participatieverklaring
waarmee zij de democratische rechtsstaat omarmen, duidelijk gemaakt krijgen dat in
dit land de vrijheid en veiligheid van elke minderheid heilig zijn en zeker die van
de Joodse minderheid.
5.4 Veiligheid
Structurele beveiliging
Sinds de aanslag in Brussel in 2014 draagt de overheid zorg voor beveiliging bij Joodse
objecten. Bij Leven en Welzijn (BLEW), het adviesorgaan ter bescherming van de Joodse
gemeenschap in Nederland, signaleert25 onder meer dat het aantal waargenomen voorbereidende handelingen bij Joodse instellingen,
de nadruk van verschillende jihadistische organisaties op het aanvallen van joden,
de wereldwijde stijging van antisemitische incidenten, leidt tot bedreigingen jegens
joden over de gehele wereld.
Volgens de analyse van BLEW lag het dreigingsniveau in 2013 op 76,5, in 2014 op 73,5,
in 2015 op 72,8, in 2016 op 60,5 en in 2017 dus op 61,5. Dat het dreigingsniveau van
de Joodse gemeenschap de afgelopen twee jaar significant lager geweest dan de jaren
daarvoor, komt volgens BLEW in grote mate door de aanwezigheid van de lokale politiek
en de Koninklijke Marechaussee voor Joodse objecten. Sinds 2017 trekt de gemeente
Amsterdam ook geld uit voor een bijdrage in de beveiliging van Joodse ondernemers.
Het is pijnlijk dat dit nodig is, maar de initiatiefnemers zijn van mening dat structurele
dreiging, structurele beveiliging verdient.
Het is van belang dat de Minister van Justitie en Veiligheid in contact is en blijft
met gemeentebesturen waar een relatief grote Joodse gemeenschap leeft om er ook zorg
voor te dragen dat zo lang het nodig is, de beveiliging geborgd is.
Politieregistratie
Toen in maart van dit jaar het Joodse restaurant HaCarmel voor de derde keer belaagd
werd, gaf de politie de volgende ochtend aan dat zij naar aanleiding van forensisch
onderzoek geen aanwijzingen had gevonden dat er een anti-Joods motief achter de aanval
zat.
Naar aanleiding hiervan werden er Kamervragen26 gesteld. Hoe kan de politie zo snel concluderen dat de dader geen antisemitisch motief
had? Het was hetzelfde restaurant dat voor de derde keer belaagd werd? En de dader
was nog niet opgepakt?
De Minister gaf op de vragen het antwoord dat de politie slechts forensisch onderzoek
had gedaan en geen aanwijzing had gevonden dat er een anti-Joods motief achter de
belaging zat. Deze gang van zaken bevreemdt de initiatiefnemers enigszins. Er is wat
de initiatiefnemers betreft behoefte aan een helder handelingsperspectief bij dergelijke
cases. Dit helpt niet alleen bij een effectieve opsporing, het zal de slachtoffers
(in brede zin) ook meer vertrouwen geven in de autoriteiten.
Daarnaast is het van belang om te kijken hoe antisemitisme door de politie wordt opgepakt.
De strafrechtelijk relevante term is discriminatie, dat in artikel 90quater van het
Wetboek van Strafrecht wordt gedefinieerd als «elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting,
beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning,
het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op
andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast».
Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie om te oordelen of de zaak al dan niet
discriminatie betreft of een discriminatoir aspect bevat.
Landelijk worden door de politie mogelijke discriminatiezaken en delicten met een
mogelijk discriminatoir motief bijgehouden.
De initiatiefnemers pleiten hier ook voor extra aandacht voor het tijdig herkennen
en erkennen van antisemitisme bij incidenten. Het moet glashelder zijn wanneer een
incident als antisemitisch bestempeld wordt. Daarnaast bevelen de initiatiefnemers
aan om in kaart te brengen op welke locaties deze incidenten zich voordoen. Het kabinet
verwijst naar het Nationaal Actieprogramma Discriminatie als het gaat om de aanpak
van antisemitisme. Echter, antisemitisme als zodanig komt in dit document niet voor.
De initiatiefnemers stellen een Actieplan Aanpak Antisemitisme voor, waarbij aandacht
is voor aard en omvang, preventie en repressie.
Aangiftebereidheid
De initiatiefnemers hebben met een groot aantal verschillende leden van de Joodse
gemeenschap gesproken. De meeste mensen geven aan dat ze niet het gevoel hebben dat
aangifte doen iets oplevert. Er is sprake van «meldingsmoeheid». Dit blijkt ook uit
het Europese antisemitisme onderzoek dat hier eerder werd aangehaald. Veel Europese
Joden geven aan geen aangifte te doen van Jodenhaat omdat ze er geen vertrouwen in
hebben dat daar iets mee wordt gedaan.
De indieners zijn van mening dat hier specifiek aandacht aan besteed moet worden.
Pas als mensen aangifte doen of een melding maken van antisemitisme, kan er actief
werk gemaakt worden van het opsporen en berechten van de daders. Daarbij kan het verhogen
van de aangiftebereidheid ook bijdragen aan betere documentatie van incidenten en
het opvolgen ervan. Het verhogen van de aangiftebereidheid krijgt wat de initiatiefnemers
betreft specifieke aandacht in het Actieplan Aanpak Antisemitisme.
5.5 Overheidsbeleid
In Nederland moet iedereen zichzelf kunnen zijn. We mogen ons er nooit in berusten
dat mensen gediscrimineerd worden op basis van afkomst, huidskleur, geslacht, leeftijd
of wat dan ook. In deze nota hebben de initiatiefnemers gepoogd uit te leggen wat
de noodzaak is voor specifieke aandacht voor antisemitisme. De noodzaak zien de initiatiefnemers
ook als het gaat om het overheidsbeleid. Op verschillende plekken in de nota worden
instrumenten voorgesteld om deze specifieke aandacht vorm te geven, zoals een Actieplan
Aanpak Antisemitisme.
Volgens de initiatiefnemers is het echter van belang om dit nog een stap verder te
brengen en ook voor te stellen dat geborgd wordt dat er geen subsidies gaan naar organisaties,
zowel in Nederland als in het buitenland, waarbij een hooggeplaatste en bestuurder
of bewindsvoerder zich schuldig heeft gemaakt aan antisemitisme. Uiteraard geldt dit
wat de initiatiefnemers betreft ook voor andere vormen van discriminatie.
Tevens stellen de initiatiefnemers voor dat er vanuit het kabinet actief naar wordt
gestreefd om herdenkingsgelegenheden in het kader van de Tweede Wereldoorlog niet
verder te verbreden.
5.6 Internet
Zodra er nieuws is in de media over de Sjoa of over de situatie in Israël of Palestijnse
gebieden, volgt er standaard antisemitisch commentaar. Ook manifesteren klassieke
complottheorieën over Joodse wereldheerschappij zich steeds vaker in het (online)
publieke domein. En zowel volgens onderzoek als de persoonlijke beleving van veel
Joodse Nederlanders wordt dit alleen maar meer. Ook hier zou wat de indieners betreft
zero tolerance-beleid moeten gelden. De verantwoordelijken opsporen en van hun bed lichten. Er zomaar
mee wegkomen zorgt ervoor dat er een gebied binnen onze samenleving ontstaat, namelijk
social media, waar je ongestraft mag discrimineren. Dat mogen we niet accepteren.
Daarom zou het goed zijn als het kabinet hierover het gesprek aangaat met de grote
fora van sociale media en hen wijst op hun eigen verantwoordelijkheid. Hier kan nog
een wereld gewonnen worden. Sociale media platformen kunnen hun eigen procedures verscherpen
en versnellen. Zo kunnen klachten direct worden behandeld en acties ondernomen, inclusief
de daarbij behorende sancties.
5.7 Veilig sportklimaat; antisemitisme en voetbal
Iedereen heeft het recht om met zijn of haar gezin of vrienden van een mooi potje
voetbal te genieten. Helaas is zowel antisemitisme als racisme een probleem op en
rond de voetbalvelden. En dit is niet nieuw. In de jaren 70 kreeg het Engelse voetbal,
en later ook het voetbal in andere Europese landen, te maken met het voetbalvandalisme.
In 1981 kreeg het Ajax-bestuur een verzoek om actie te ondernemen tegen racisme in
het stadion.
Hier werd geen gehoor aan gegeven. Het jaar erop – nota bene in het weekend vóór 4
en 5 mei droegen de supporters van FC Utrecht een antisemitisch spandoek naar het
stadion van Ajax, waarbij de politie niet ingreep. Burgemeester Polak kondigde een
onderzoek aan tegen de houding van de politie. Vijf jaar later klonk bij de eredivisiewedstrijd
FC Den Haag – Ajax bij de Haagse supporters de kreet «Wij gaan op jodenjacht». In
de voetbalwereld werd dit toen nog niet als onacceptabel beschouwd.
Inmiddels zijn er vele afspraken gemaakt, onder andere met de KNVB. En hoewel het
op papier goed is vastgelegd dat er opgetreden moet worden bij antisemitische leuzen
in stadions, in de praktijk zien we dat er zelden een wedstrijd stil wordt gelegd.
De initiatiefnemers stellen zero tolerance beleid voor en willen dat met de KNVB concrete
afspraken worden gemaakt over de scheidsrechters een wedstrijd stil leggen bij ontoelaatbaar
gedrag van de supporters.
Ook pleiten de initiatiefnemers voor stevige opvolging na antisemitische incidenten
rond een wedstrijd. Onlangs bekladden «supporters» van ADO Den Haag een paar dagen
voor ADO – Ajax de hoofdstad vol anti-Joodse leuzen en hakenkruizen. Zelfs het iconische
symbool van de opstand van gewone mensen tegen Jodenvervolging, De Dokwerker, werd
besmeurd. Voor het bagatelliseren van dergelijk laf gedrag alsof het nou eenmaal hoort
bij voetbal, is echt geen ruimte meer wat de initiatiefnemers betreft. De Dokwerker
besmeuren is puur antisemitisme en zo zou het ook behandeld moeten worden. Maar deze
laffe daad liet ook iets moois zien. De Haagse club nam met ferme woorden afstand
van dit walgelijke gedrag en de boosheid richting de daders leek breed in de samenleving
gedragen te worden. En zoals een vertegenwoordiger van de Joodse gemeente Amsterdam
eerder ook aangaf: niet het feit dat er incidenten zijn, maar hoe de samenleving daarmee
omgaat bepaalt het effect van die incidenten in het dagelijks leven en de impact op
het individu.
5.8 Rapportage
Een overkoepelend orgaan in de strijd tegen antisemitisme zou een Nationaal Coördinator
Antisemitismebestrijding kunnen zijn. Momenteel is onvoldoende regie en coördinatie
tussen betrokken partijen, de politie en gemeentelijke overheden. Een Nationaal Coördinator
Antisemitismebestrijding kan, ook volgens het Centraal Joods Overleg (CJO), zorgen
voor stroomlijning en efficiëntie in de strijd tegen antisemitisme27. De Europese Commissie heeft deze functie reeds aanbevolen en Frankrijk, Tsjechië,
Duitsland, Bulgarije, Zweden en Griekenland hebben inmiddels al een dergelijke functionaris
aangesteld. De initiatiefnemers stellen een Nationaal Coördinator Antisemitisme voor
die voor een termijn van twee jaar ingesteld wordt. De coördinator adviseert de regering
en de Kamer als het gaat om registratie en opvolgingen van meldingen en aangiften
bij de politie en bij meldpunten, over de werkwijze van het Openbaar Ministerie, aanpak
sociale media en toepassing definities, waaronder de IHRA definitie.
Beslispunten
Overeenkomstig artikel 119, tweede lid, van het Reglement van Orde, voorzien de initiatiefnemers
bovengenoemde voorstellen ook van concrete beslispunten. In dat kader wordt de Kamer
gevraagd in te stemmen met het volgende:
– de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media te verzoeken de voorlichting over antisemitisme tegen het licht
te houden en de Kamer over de uitkomst te informeren;
– de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken onderzoek te doen naar
hoe de docentenopleiding ten aanzien van antisemitisme kan worden aangescherpt en
de Kamer over de uitkomst te informeren;
– de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te verzoeken de mogelijkheden
voor externe ondersteuning ten aanzien van onderwijs over antisemitisme in kaart te
brengen;
– de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media te verzoeken het gesprek aan
te gaan met docenten om te bezien in welke mate zij ondersteuning nodig hebben om
gepolariseerde onderwerpen als antisemitisme bespreekbaar te maken;
– de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken in de nieuwe opzet van
de inburgering meer en explicieter aandacht te besteden aan culturele inburgering
en antisemitisme;
– de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken, samen met collega-ministers,
een Actieplan Aanpak Antisemitisme te ontwikkelen en de Kamer spoedig te informeren
over wanneer zij het actieplan kan verwachten;
– de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken, naar het voorbeeld van andere
landen, een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding voor een bepaalde periode
van twee jaar in het leven te roepen, die de aanpak van antisemitisme kan stroomlijnen
en regisseren en tegelijkertijd de regering en de Kamer kan adviseren over een effectieve
aanpak;
– de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken het gesprek met gemeentebesturen
van gemeenten met een grote Joodse gemeenschap structureel vorm te geven en blijvend
te monitoren welke maatregelen genomen moeten worden om de beveiliging van Joodse
gemeenschappen te borgen;
– de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken te onderzoeken hoe antisemitische
incidenten beter in kaart kunnen worden gebracht en de Kamer over de uitkomst te informeren;
– de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken, in overleg met de Joodse gemeenschap,
te onderzoeken hoe de aangiftebereidheid kan worden vergroot en hiertoe maatregelen
te treffen;
– de Minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken in gesprek te gaan met online
platformen over een effectievere aanpak van antisemitisme op het internet en de Kamer
over de uitkomst te informeren;
– de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzoeken, in overleg
met bewindspersonen van andere subsidie verlenende ministeries, bijvoorbeeld de Minister
van Buitenlandse Zaken, te onderzoeken hoe kan worden gegarandeerd dat noch subsidie
ontvangende organisaties, noch hun bewindvoerders, in zowel binnen- als buitenland,
zich schuldig maken aan antisemitisme en te garanderen dat bij antisemitische uitingen
subsidie kan worden ingetrokken;
– de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te verzoeken zich in te
spannen voor het tegengaan van verdere verbreding van herdenkingsgelegenheden zodat
de Holocaust ook specifiek wordt herdacht wanneer niemand het nog kan navertellen;
– de betrokken bewindspersonen te verzoeken om periodiek in gesprek te gaan met Joodse
jongeren over hun ervaringen en inzichten met antisemitisme en de Kamer te informeren
over de aanbevelingen van de jongeren en de acties die het kabinet op basis daarvan
onderneemt.
Financiële consequenties
De financiële gevolgen van de voorstellen zijn afhankelijk van de wijze waarop de
voorstellen worden overgenomen en ingevuld. De kosten zijn derhalve nog niet bekend.
Het effectiever monitoren van antisemitisme en het instellen van een coördinator vraagt
mogelijk om een – naar het inzicht van de initiatiefnemers – bescheiden bijdrage vanuit
de bestaande budgetten in de begroting Justitie en Veiligheid of Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Maatregelen als het verbeteren van de inburgering of het onderwijscurriculum
vergen in principe geen intensiveringen.
Yeşilgöz-Zegerius
Segers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Dilan Yeşilgöz-Zegerius, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
G.J.M. Segers, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.