Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruins over het bericht 'Hoge winst voor banken, extreem lage spaarrente: kan dat niet anders?'
Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Financiën over het bericht «Hoge winst voor banken, extreem lage spaarrente: kan dat niet anders?» (ingezonden 18 februari 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 13 maart 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hoge winst voor banken, extreem lage spaarrente: kan
dat niet anders?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening van de banken dat spaargeld de banken «gewoon te veel geld» kost?
Welke oorzaken liggen ten grondslag aan deze constatering?
Antwoord 2
Banken bieden hun klanten de mogelijkheid om (spaar)geld te stallen en/of leningen
aan te gaan. Het in- en uitlenen van financiële middelen vormt voor veel banken een
belangrijke inkomstenbron. Dit komt doordat banken gemiddeld genomen een hogere rente
vragen voor het uitlenen van geld dan wordt betaald op het inlenen van geld. Daarom
zou het beheren van spaargeld voor banken normaliter een winstgevende activiteit moeten
zijn.
In het artikel waar het lid Bruins naar verwijst wordt gesproken over de depositorente
indien geld wordt gestald bij de Europese Centrale Bank (ECB). Een bank kan gebruik
maken van de depositofaciliteit van de ECB. De rente is sinds 2016 vastgesteld op
-0,4%.2 Doordat de huidige depositorente negatief is, kost het banken geld als zij gebruik
maken van deze faciliteit. Een bank zet een deposito die zij aantrekt normaliter niet
op structurele basis één-op-één uit bij de depositofaciliteit van de ECB. Hoewel spaargeld
de banken in sommige gevallen dus geld kan kosten, is het mijns inziens onjuist om
in algemene zin te stellen dat spaargeld de banken «te veel geld kost».
Vraag 3
Zijn banken niet erg van hun kerntaak afgedreven als het beheren van spaargeld van
Nederlanders blijkbaar een ongewenste activiteit is? Wat zegt dit volgens u over het
bankensysteem?
Antwoord 3
Zie ook het antwoord op de vorige vraag. Het in- en uitlenen van geld is de kerntaak
van banken.3 Banken hebben daarmee een belangrijke functie in het faciliteren van de reële economie.
Monetaire statistieken van DNB laten zien dat het totale uitstaande bedrag aan spaargeld
van huishoudens de afgelopen jaren is toegenomen.4
Vraag 4
Deelt u de mening dat het uitkeren van een hogere spaarrente voor een belangrijk deel
zou bijdragen aan sterkere kapitaalbuffers, omdat veel mensen die rente op de spaarrekening
zullen laten staan?
Antwoord 4
Spaarrekeningen tellen niet mee in de kapitaalbuffers voor banken. Hiertoe behoren:
aandelenkapitaal, reserves en ingehouden winsten en gekwalificeerde schuldinstrumenten.5 Meer spaargeld leidt dus niet tot sterkere buffers.
Vraag 5
Welk gedeelte van de omzet of de winst wordt bij de vier grootbanken gebruikt om de
kapitaalbuffers te versterken? Zijn hierover afspraken gemaakt met de toezichthouder
of uw ministerie? Zo niet, wat vindt u hierin redelijk en wenselijk?
Antwoord 5
Banken moeten te allen tijde aan de prudentiële eisen voldoen. Het is aan de toezichthouders
om die eisen vast te stellen en daarop toe te zien. Binnen die kaders kunnen banken
er voor kiezen om winsten in te houden of dividend uit te keren.6 Voldoen banken niet aan de buffereisen dan worden hun winsten in principe ingezet
ter versterking van de kapitaalbuffers. Daarbij dienen banken te anticiperen op (verwachte)
hogere eisen die in de toekomst gaan gelden.
Het gedeelte van de winst dat jaarlijks door de vier grootbanken wordt ingezet om
kapitaalbuffers te versterken zal per jaar en per bank verschillen en is onder meer
afhankelijk van de nettowinst, dividenduitkering en kapitaalvereisten. Banken rapporteren
hierover in hun openbare jaarverslagen. Overigens is het inhouden van winst niet de
enige mogelijkheid voor banken om de kapitaalbuffers te versterken. Zij kunnen er
ook voor kiezen om instrumenten uit te geven die voldoen aan de daarvoor gestelde
criteria.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de prijzen voor de klanten te hoog zijn (c.q. de rente te laag
is), wanneer banken zoveel winst maken als ze nu doen?
Antwoord 6
In reactie op eerdere schriftelijke vragen van de Kamer heb ik geantwoord dat banken
hun eigen rentes vaststellen en er daarbij naar streven om hun rentemarge (verschil
tussen uitleen- en inleenrentes) op peil te houden.7 Als door dalende marktrentes de uitleenrentes van banken onder druk komen te staan,
kunnen banken beslissen om de vergoeding op inleenrentes te verlagen. Banken hebben
beperkte invloed op de bepaling van de marktrente, aangezien deze tot stand komt door
een interactie tussen vraag en aanbod op de internationale geld- en kapitaalmarkten.
Vraag 7
Als de winst van de grootbanken vooral uit andere activiteiten komt, het beheren van
spaargeld blijkbaar commercieel oninteressant is en de spaarders bovendien nauwelijks
voordeel hebben van het stallen van geld bij een bank, is de conclusie vanuit marktdenken
dan niet dat het beheren van spaargeld een overheidstaak is geworden?
Antwoord 7
Zoals reeds in de beantwoording van vraag 3 is aangegeven, behoort het in- en uitlenen
van financiële middelen tot de kerntaak van banken. Uit eerdere analyses blijkt dat
banken hun rentemarge op peil hebben kunnen houden.8Het beheren van spaargeld is, zoals de marktontwikkelingen laten zien, ook in de lage
renteomgeving commercieel interessant. Bovendien vormt consumentenspaargeld een relatief
stabiele vorm van financiering voor banken. Binnenkort zal het kabinet zijn reactie
geven op het rapport «Geld en schuld» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) en op de initiatiefnota van het lid Alkaya, waarbij ook wordt ingegaan op de
rol van de overheid in het geldstelsel.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u in het licht van het bovenstaande de analyse dat een hogere spaarrente
meer zorgen en kosten met zich brengt en dat daarom de rente voor spaarders niet wordt
verhoogd?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 6. De rente komt tot stand door een interactie tussen vraag
en aanbod in de internationale geld- en kapitaalmarkten. De lage spaarrente is mijns
inziens primair een gevolg van de huidige marktomstandigheden.
Vraag 9
Hoe duidt u de uitspraken van de Rabobank-voorzitter «Als los van de marktrente de
ene bank de spaarrente omhoog doet en de andere niet, krijg je enorme bewegingen tussen
banken» en «Grote verschillen in rente zijn eigenlijk onverantwoord»? Wordt hier gezegd
dat er eigenlijk geen vrije markt is, dat er gezamenlijke afspraken zijn en dat de
consument vanwege kartelvorming eigenlijk duurder uit is dan wanneer er eerlijke concurrentie
zou zijn?
Antwoord 9
Het kabinet hecht aan concurrentie en een divers bankenlandschap. Dat er geen groot
verschil is tussen de rentes betekent niet dat er sprake is van gezamenlijke afspraken
of kartelvorming. De context waarin de voornoemde uitspraken zijn gedaan ziet onder
meer op de effecten van grote kapitaalbewegingen tussen banken op de financiële stabiliteit.
Vraag 10
Hoe denkt de Autoriteit Consument & Markt (ACM) over de keuze die bankconsumenten
hebben om hun spaargeld te stallen? Hoe wordt gegarandeerd dat consumenten de laagste
prijs of hoogste rente ontvangen?
Antwoord 10
Ook met de huidige lage spaarrente hebben consumenten een keuze waar het gaat om aanbieders
van spaarproducten. Concurrentie leidt tot meer keuze en een beter aanbod. De ACM
draagt hieraan bij door toezicht te houden op basis van de Mededingingswet en te handhaven
bij overtredingen. Daarnaast publiceert de ACM studies waarin zij aanbevelingen doet
aan (beleidsmakers in) de financiële sector om de marktwerking te stimuleren.9 Consumenten kunnen zelf ook bijdragen aan het vergroten van concurrentie tussen banken
door het aanbod actief te vergelijken. Daarbij helpt het als overstapdrempels zoveel
mogelijk worden weggenomen. De ACM heeft daarom gepleit voor het invoeren van Europese
nummerportabiliteit.10 Ook ik hecht aan het makkelijk kunnen overstappen naar een andere bank met behoud
van het rekeningnummer, aangezien dit de concurrentie op de betaalmarkt kan vergroten.11 Mijn inzet is om (vormen van) nummerportabiliteit gedegen te laten onderzoeken op
Europees niveau in het kader van de evaluatie van de Richtlijn betaalrekeningen (Payment Accounts Directive, PAD) in de loop van 2019, en om de huidige overstapservice meer bekendheid te geven.
Op basis van de uitkomsten van de evaluatie zal worden bezien welke vervolgstappen
mogelijk en wenselijk zijn.
De ACM verwacht verder dat de inwerkingtreding van PSD2, als onderdeel van de bredere
Fintech ontwikkeling, bij zal dragen aan concurrentie in de bankensector. De ACM besteedt
hier de komende tijd extra aandacht aan en zal waar nodig tot handhaving overgaan.12
Vraag 11
Hoe verhoudt de boeterente van 0,4% die de Europese Centrale bank (ECB) heft over
niet-doorgeleend spaargeld, zich met de eis dat banken hun kapitaalbuffers verhogen?
Is dat niet in tegenstelling met elkaar?
Antwoord 11
De ECB is onafhankelijk en beslist zelf over de hoogte van de rentetarieven. Gezien
de inflatiedoelstelling in de eurozone (beneden, maar dicht bij de 2%), heeft de ECB
de afgelopen jaren besloten om de rentetarieven neerwaarts bij te stellen.13 De ECB hanteert momenteel een depositorente van – 0,4%. Een bank zet een deposito
die zij aantrekt normaliter niet op structurele basis één-op-één uit bij de depositofaciliteit
van de ECB. Anders zou de bank geen rentemarge weten te maken. In beginsel zullen
banken daarom op zoek gaan naar rendabele uitzettingen, binnen de voor hun geldende
prudentiële kaders. Daarmee dient de negatieve depositorente van de ECB als prikkel
voor banken om rendabele uitzettingen te blijven zoeken en de transmissie van monetair
beleid naar de reële economie te waarborgen. De kapitaalbuffers zijn de prudentiële
kaders waarbinnen banken moeten opereren. Het is wat mij betreft aan banken zelf om
activiteiten te ontplooien met een gezonde risico-rendement verhouding.
Vraag 12
Vindt u dat de ECB daarmee nog steeds binnen zijn mandaat (prijsstabiliteit) handelt?
Deelt u de mening dat de ECB met deze maatregel indruist tegen de Basel-afspraken?
Antwoord 12
De ECB is onafhankelijk en beslist zelf over de hoogte van de rentetarieven. De huidige
depositorente stelt de ECB in staat om het mandaat van prijsstabiliteit uit te kunnen
oefenen. Het druist dan ook niet in tegen de afspraken uit het Bazels Comité omdat
de twee regels andere doelen dienen; monetaire transmissie en financiële stabiliteit.
Vraag 13
Wilt u deze antwoorden een voor een beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.