Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pia Dijkstra over de geringe aandacht voor levenseindezorg in medische opleidingen
Vragen van het lid PiaDijkstra (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de geringe aandacht voor levenseindezorg in medische opleidingen (ingezonden 22 februari 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 12 maart
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek «End-of-life care in the Dutch medical curricula»
uitgevoerd door Leyden Academy on Vitality and Ageing?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Erkent u dat als gevolg van toegenomen medisch-technische mogelijkheden en verbeterde
behandelmethodes steeds meer voorheen fatale ziektes zich tot chronische ziektes hebben
ontwikkeld?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Erkent u dat hierdoor de gemiddelde levensduur is verlengd en mensen op latere leeftijd
steeds meer chronische ziektes hebben waardoor zij vaker met complexe levenseindevragen
worden geconfronteerd?
Antwoord 3
Er is mij geen wetenschappelijk onderbouwing bekend voor een positief verband tussen
de incidentie van chronische ziekten en de mate waarin mensen complexe levenseindevragen
hebben. Maar het lijkt aannemelijk dat complexe levenseindevragen vaker zullen voorkomen
als meer mensen te maken krijgen met chronische ziekten op latere leeftijd.
Vraag 4
Erkent u dat mensen in toenemende mate willen meebeslissen over hun medische behandeling,
ook als dat complexe levenseindezorg betreft?
Antwoord 4
Ja. Veel mensen willen in toenemende mate meebeslissen over hun medische behandeling.
Ik erken echter ook dat dit niet voor iedereen geldt.
Vraag 5
Erkent u dat levenseindezorg, gelet op de genoemde ontwikkelingen, voor zowel medisch-specialisten
als palliatieve artsen en huisartsen in medische opleidingen van aanzienlijk belang
is?
Antwoord 5
De genoemde ontwikkelingen zorgen ervoor dat meerdere onderwerpen, waaronder ook levenseindezorg,
in belang toenemen voor de praktijk van medisch specialisten en huisartsen (ook als
zij in opleiding zijn). Ook voor verpleegkundigen en verzorgenden geldt dat de genoemde
ontwikkelingen ervoor zorgen dat onderwerpen zoals levenseindezorg in belang toenemen.
Vraag 6
Wat vindt u van de conclusie uit het onderzoek dat artsen palliatieve zorg vaak te
laat inzetten en levenseindegesprekken vaak niet voeren en dat dit de kwaliteit van
leven negatief beïnvloedt?
Antwoord 6
Als artsen palliatieve zorg te laat inzetten en onvoldoende weten van de mogelijkheden
die er zijn, dan kan dat de kwaliteit van leven in de laatste levensfase inderdaad
negatief beïnvloeden. Ik werk eraan om dit te voorkomen. Met de aanvullende impuls
in het Regeerakkoord voor palliatieve zorg wordt onder andere gewerkt aan meer bekendheid
voor palliatieve zorg, bij burgers en professionals. Ook wil ik ervoor zorgen dat
goede interventies en eerdere resultaten uit onderzoek beter hun weg naar de praktijk
vinden en dat het kwaliteitskader palliatieve zorg (inclusief tijdige levenseindegesprekken)
vaker in de praktijk wordt gebruikt. Via onder andere de ZonMw projecten PASEMECO
en Onderwijs en opleiden palliatieve zorg (O2PZ)1, wordt uitdrukkelijk aandacht gegeven aan palliatieve zorg in onderwijs en opleidingen.
Daarnaast besteedt ZonMw aandacht aan Advance Care Planning: het inventariseren van
de behoeften en wensen van de cliënt en naasten. Er lopen zowel trajecten om methodieken
te ontwikkelen als om methodieken te implementeren.
Vraag 7
Vindt u het een positieve ontwikkeling dat medische opleidingen in zowel de Verenigde
Staten als verschillende Europese landen levenseindezorg een belangrijker rol in het
curriculum van medische opleidingen hebben gegeven nadat onderzoek aantoonde dat het
onderwerp in die opleidingen eerder te weinig aandacht kreeg?
Antwoord 7
In de Verenigde Staten is onderzoek gedaan onder studenten en artsen in opleiding
naar de vraag of zij zich voldoende voorbereid vonden om goede levenseindezorg te
bieden. Dezelfde onderzoekers zijn ook bij de decanen van 51 medische faculteiten
nagegaan of zij bereid waren om het onderwijs over levenseindezorg te verbeteren.
In het eerste onderzoek bleek dat studenten en artsen zich niet altijd goed voorbereid
vonden en in het tweede onderzoek bleek dat de meeste decanen het onderwijs rond levenseindezorg
wilden verbeteren. Ik vind het heel positief dat deze onderzoekers bij de beroepsgroep
en bij opleiders zijn nagegaan of er een behoefte was aan meer aandacht voor levenseindezorg
in medische opleidingen. Het is immers aan de beroepsgroep en opleiders om na te gaan
hoe de inhoud van de opleiding vormt krijgt.
Vraag 8
Wat is uw reactie op het advies uit het onderzoek om de kwaliteit van leven in de
laatste levensfase te verbeteren door beter te scholen op het gebied van levenseindezorg
en die scholing plaats te laten hebben in de preklinische jaren van de medische opleidingen
omdat basisvaardigheden vooral in die jaren worden opgedaan?
Antwoord 8
Als de beroepsgroep en opleiders het wenselijk vinden dat meer aandacht wordt besteed
aan levenseindezorg in de opleidingen, als dit volgens hen effectief is om dit vroeg
te doen in de artsopleiding én als dit in overeenstemming is met de huidige kaders
voor de opleiding, dan lijkt me dat heel positief.
Vraag 9
Onderschrijft u dat onderwijs in levenseindezorg niet conflicteert met andere onderdelen
uit het curriculum aangezien de betreffende vaardigheden bruikbaar zijn in het dagelijks
werk van iedere medisch specialist?
Antwoord 9
Het is aan de beroepsgroep en de opleiders om dit wel of niet te onderschrijven. Zij
zijn primair verantwoordelijk voor de inhoud van de opleiding. Het is niet aan mij
om in deze afweging te treden.
Vraag 10
Onderschrijft u de conclusie dat levenseindezorg in het curriculum verbetering behoeft
aangezien het onderzoek aantoont dat geen van de acht medische faculteiten in Nederland
levenseindezorg zoals dat daarin is gedefinieerd volledig in het curriculum heeft
opgenomen?
Antwoord 10
Ook hier geldt dat het aan de beroepsgroep en opleiders is om af te wegen of het onderwerp
levenseindezorg in het curriculum verbetering behoeft. De onderzoekers geven zelf
aan dat de medische faculteiten aangeven dat niet altijd scherp is vast te stellen
hoe levenseindezorg aandacht krijgt in de curricula, omdat dit onderwerp soms is geïntegreerd
in andere vakken van de opleiding. Wel stimuleer ik via het eerdergenoemde ZonMw project,
alsook via vele andere projecten in de palliatieve zorg met een onderwijscomponent,
dat er voldoende onderbouwing en instrumenten beschikbaar zijn om deze aandacht voor
levenseindezorg in de opleidingen invulling te geven.
Vraag 11
Bent u bereid het advies uit het onderzoek over te nemen om onderwijs op alle internationaal
geaccepteerde domeinen van levenseindezorg verplicht op te nemen in het curriculum
van alle Nederlandse geneeskundeopleidingen zodat toekomstig artsen in staat en goed
geïnformeerd zijn om een steeds verder verouderende patiëntenpopulatie kwalitatieve
levenseindezorg te kunnen bieden?
Antwoord 11
Het is niet aan mij om dit advies over te nemen. Het is aan de beroepsgroep en de
opleiders, die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de opleidingen.
Vraag 12
Bent u bereid het Raamplan Artsopleiding dat eind dit jaar wordt vervangen bij die
gelegenheid aan te vullen met vakken in levenseindezorg zodat stervenszorg steviger
in alle geneeskundeopleidingen wordt ingebed?
Antwoord 12
Het raamplan Artsopleiding wordt dit jaar in opdracht van NFU en NVZ herzien. Het
is uiteindelijk aan de beroepsgroep en de opleiders om het nieuwe raamplan vast te
stellen. Wel zal ik het onderzoek van Leyden Academy onder de aandacht brengen van
de raamplancommissie die belast is met het herzien van het raamplan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.