Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over uitvoering toezeggingen en motie trustsector (Kamerstuk 34910-23)
2019D09418 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 8 maart 2019 een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief van 29 januari 2019 (Kamerstuk
34 910, nr. 23) over de uitvoering van toezeggingen, gedaan tijdens het plenaire debat over de Wet
toezicht trustkantoren 2018 op 4 juli 2018 en het debat over het verslag van de parlementaire
ondervragingscommissie Fiscale constructies op 5 september 2018, en de uitvoering
van motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg (Kamerstuk 34 566, nr. 11) ingediend tijdens dit laatste debat.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Boon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de Minister
van Financiën. Zij vinden de uitspraken onder het kopje «Deskundigheid complianceofficer»
uiterst onbevredigend.
Het punt dat de woordvoerder van de VVD-fractie tijdens de plenaire behandeling van
het wetsvoorstel maakte, was het volgende. Trustkantoren worden op grond van de nieuwe
Wet toezicht trustkantoren (Wtt) gedwongen een interne compliance officer aan te stellen.
De rationale daarvan ontgaat de leden van de VVD-fractie. Externe compliance dienstverleners
zijn doorgaans deskundiger en onafhankelijker dan interne. Dat geldt des te sterker
bij kleine trustkantoren. De nieuwe bepaling in de Wtt lijkt ingegeven te zijn door
één malafide, inmiddels niet meer bestaande dienstverlener, die vele trustkantoren
bediende. Dat probleem is te ondervangen door het stellen van deskundigheidseisen
aan de externe dienstverlener. De leden van de VVD-fractie lezen nu dat slechts gesproken
is over de deskundigheid van de interne compliance officer. Dat gaat voorbij aan de
strekking van de inbreng bij de wetsbehandeling. Deze leden vragen de Minister een
wetswijziging op dit punt voor te bereiden en dat nog dit kalenderjaar in te dienen
bij de Raad van State.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de uitvoering van de motie Omtzigt/Van Weyenberg1 over de trustsector. Deze leden merken op dat het dictum van de aangenomen motie
over domicilieverlening luidt: «verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden
om domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen
onmogelijk te maken en hierover binnen een halfjaar aan de Kamer te rapporteren».
Er had dus in maart een onderzoek moeten liggen naar de mogelijkheden om de domicilieverlening
door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk
te maken.
De regering stelt nu voor om ergens in 2020 te rapporteren, meer dan anderhalf jaar
na aanname van de motie. Dat is in de ogen van de CDA-fractie echt te laat. De discussie
over belastingontwijking en de rol van de trustsector daarin is niet nieuw. Dan gaat
het niet om administratieve dienstverlening door de trustsector, maar door die diensten
die per definitie de substance in negatieve zin raken, zoals het verlenen van domicilie
en bijvoorbeeld ook het leveren van bestuurders. Het onderzoek van de Parlementaire
ondervragingscommissie Fiscale constructies heeft dat opnieuw bevestigd en aangegeven
dat het problematisch is dat de sector geen verantwoordelijkheid draagt. Door domicilieverlening
door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk
te maken, en daardoor bijvoorbeeld beboetbaar, wordt de sector wel medeverantwoordelijk
en heeft zij belang bij een goede afweging wat een vennootschap is met reële activiteiten
en wat slechts een doorstroomvennootschap is.
Daarom verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering dan ook nu binnen drie maanden
over de mogelijkheden te rapporteren en dan meteen een voorstel te doen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering d.d.
29 januari 2019 waarin zij terugkomt op de uitvoering van een motie en enkele toezeggingen
met betrekking tot de trustsector. Deze leden hebben in dit verband vragen over de
toezegging om te onderzoeken of een scheiding van bank- en trustdiensten de poortwachtersfunctie
kan versterken en over het voorlopige antwoord van de regering inzake de uitvoering
van de motie van de leden Omtzigt/Van Weyenberg2.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering tijdens het plenaire debat
over de Wet toezicht trustkantoren 2018 had toegezegd te onderzoeken of een scheiding
van bank- en trustdiensten de poortwachtersfunctie kan versterken en de samenloop
van onwenselijke belangen kan voorkomen. In de voornoemde brief lezen deze leden dat
de regering met De Nederlandsche Bank (DNB) tot de conclusie is gekomen dat de combinatie
van het verlenen van bank- en trustdiensten niet of nauwelijks een risico op belangenverstrengeling
bij het verrichten van onafhankelijk cliëntenonderzoek oplevert. De leden van de D66-fractie
vernemen in de brief niets over de poortwachtersfunctie. Deze leden zijn van mening
dat een bank en trustkantoor beide een poortwachtersfunctie vervullen. Wordt die functie
door dezelfde partij vervuld, dan is er eenvoudigweg één poortwachter minder. Uit
het recente witwasschandaal bij ING blijkt eens te meer dat een extra slot op de deur
geen overbodige luxe is. Thans komt de combinatie van bank- en trustdiensten in Nederland
nog weinig voor. Het is, mede gelet op de opkomst van FinTech, echter aannemelijk
dat dit in de toekomst zal veranderen. Heeft de regering expliciet bekeken of een
scheiding van bank- en trustdiensten de gehele poortwachtersfunctie zou kunnen versterken?
Zo nee, is de regering alsnog bereid dit te doen?
De leden van de D66-fractie hebben tevens een vraag over het voorlopige antwoord van
de regering betreffende de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg3, die verzoekt om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om domicilieverlening door
de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk
te maken en hierover binnen een half jaar aan de Kamer te rapporteren. Deze leden
lezen dat de Minister dit onderzoek wil betrekken bij de eerste rapportage over de
Wet toezicht trustkantoren 2018. Wanneer wordt deze rapportage naar de Kamer gezonden?
In hoeverre verwacht de regering dat de aanbieding van de genoemde trustdiensten een
ander karakter zal hebben dan voor implementatie van deze wet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Minister over
de uitvoering van de moties naar aanleiding van de Wet toezicht trustkantoren 2018.
Zij hebben nog enkele vragen aan de Minister over zijn brief.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister aangeeft de wenselijkheid van het
verlenen van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt onderzocht te hebben, en concludeert
dat hij op dit moment geen grote risico’s ziet voor het combineren van deze twee diensten.
Graag wijzen deze leden de Minister op het nieuws van deze week, waarbij opnieuw grote
Europese banken betrokken blijken te zijn in het witwassen van Russische miljarden,
zonder een werkend controlemechanisme te hebben gehad op de oorsprong van dit geld.
Onlangs werd bekend dat ook ING betrokken zou zijn, de bank die onlangs de grootste
schikking uit de Nederlandse geschiedenis moest betalen vanwege het op grote schaal
faciliteren van witwassen van illegaal geld. Hoe kan de Minister in dit licht stellen
dat het bieden van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt geen gevaar voor belangenverstrengeling
oplevert?
Wat adviseert Holland Queastor met betrekking tot het verlenen van bank- en trustdiensten
aan dezelfde cliënt, vragen de leden van de SP-fractie.
De aanvullende eisen ten aanzien van de deskundigheid van de compliance officer hebben
in de visie van de leden van de SP-fractie een hoog kosmetisch gehalte. In een eerdere
rapportage stelde DNB dat de inherent hogere integriteitsrisico’s onvoldoende worden
beheerst, niet alleen omdat de wet onvoldoende wordt nageleefd, maar ook omdat deze
wet alleen naar de letter ervan «mechanisch wordt toegepast». In hoeverre denkt de
Minister, in dit licht, dat de aanvullende eisen aan de sector niet op dezelfde manier
mechanisch zullen worden toegepast? Deelt de Minister de mening van de leden van de
SP-fractie dat er meer effectieve manieren zijn om de doorstroom van illegaal geld
via de trustsector tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de eerste rapportage over de effecten
van de Wtt 2018 tot 2020 op zich laat wachten. Deze leden vragen de Minister of de
Kamer, wanneer grove misstanden worden geconstateerd met betrekking tot de naleving
ervan, wel wordt geïnformeerd. Kan de Minister dit toezeggen?
De leden van de SP-fractie betreuren het dat de motie Omtzigt/Van Weyenberg4, welke Kamerbreed is aangenomen, niet wordt uitgevoerd. Zij vragen de regering dit
alsnog te doen. Kan de Minister hierop reageren?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het verdienmodel van de trustsector juist
zit in het laten doorstromen van zoveel mogelijk financiële middelen door Nederland,
en dat interne controle hierop afbreuk doet aan het verdienmodel. Hoe kan de Minister
erop vertrouwen dat trustkantoren, wiens verdienmodel in belangrijke mate bestaat
uit het opzetten van belastingbesparende constructies, hetgeen indruist tegen het
maatschappelijk belang, op zichzelf toezicht kunnen houden, als dit lijnrecht ingaat
tegen de belangen van de aandeelhouders van deze kantoren?
Nederland komt internationaal steeds meer onder druk te staan als belastingparadijs,
merken de leden van de SP-fractie op. Deelt de Minister de mening van deze leden dat
we deze reputatie niet moeten willen hebben, en bovendien schadelijk is voor andere
delen van onze economie? Blijft de Minister, na al deze schandalen, van mening dat
de trustsector iets wezenlijks toevoegt aan onze economie? Of er meer aan toevoegt,
dan het er afbreuk aan doet?
Deelt de Minister de constatering van de leden van de SP-fractie dat zelfregulering
van de sector tegen het verdienmodel van de sector in gaat? Deelt de Minister de constatering
van de SP-fractie dat manieren om toezicht aan te scherpen vrij eenvoudig door de
sector omzeild kunnen worden? Deelt de Minister de constatering van de leden van de
SP-fractie dat het verscherpte toezicht op de trustkantoren, in de bovenstaande context
hooguit cosmetisch zijn zolang de legitimiteit van hun verdienmodel niet ter discussie
wordt gesteld in dit debat?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
K. Boon, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.