Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Snels over Nederland als fiscaal doorsluisland en het nieuwe rulingbeleid
Vragen van het lid Snels (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Financiën over Nederland als fiscaal doorsluisland en het nieuwe rulingbeleid (ingezonden 5 februari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 1 maart 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1582.
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de bevinding van het Centraal Planbureau (CPB) dat Nederland al jarenlang
wereldwijd aan de top staat wat betreft de omvang van zowel de inkomende als de uitgaande
directe buitenlandse investeringsvoorraad? Vindt u, net als het CPB, dat de internationale
reputatie van Nederland op het spel staat op het gebied van winstbelastingen? Onderschrijft
u de constatering van het CPB dat Nederland op dit moment een aantrekkelijk doorsluisland
is?
Antwoord 1
Het CPB geeft terecht aan dat Nederland tot de landen behoort met de grootste inkomende
en uitgaande investeringen. Voor een deel hangt dit samen met de open economie van
ons land met een belastingstelsel dat de internationale oriëntatie van onze economie
weerspiegelt. De elementen uit ons belastingstelsel die tot doel hebben dubbele belasting
op ondernemingswinsten te voorkomen, zoals de deelnemingsvrijstelling (die ervoor
zorgt dat Nederlandse bedrijven in het buitenland op gelijke voet kunnen concurreren)
en het uitgebreide netwerk van belastingverdragen (die dubbele belasting moeten voorkomen)
zorgen voor een goed investeringsklimaat, economische levendigheid en hoogwaardige
banen. De keerzijde van een belastingstelsel dat rekening houdt met internationaal
opererende bedrijven is wel dat het ook ontvankelijk kan zijn voor structuren die
gericht zijn op belastingontwijking. Om deze reden wordt Nederland ook wel een doorstroom-
of doorsluisland genoemd. Dit kan schadelijk zijn voor de belastingmoraal, voor het
internationale aanzien van Nederland en daarmee voor het investeringsklimaat. De aanpak
van belastingontwijking- en ontduiking is dan ook een van de prioriteiten van dit
kabinet, zoals beschreven in de Fiscale beleidsagenda1 en zoals uitgewerkt in mijn brief van 23 februari 2018.2
Vraag 2
Wat zou u ervan vinden als een groot techbedrijf in 2016 ongeveer 16 miljard euro
aan royalty’s door Nederland naar Bermuda liet stromen, zonder dat in Nederland sprake
is wezenlijke activiteiten? Onder welke voorwaarden zou een in een dergelijk geval
voldaan kunnen zijn aan de «economische nexus»-toets voor het verkrijgen van een ruling
vanaf 1 juli 2019? Indien een dusdanige situatie in aanmerking komt voor een ruling,
hoe legt u aan mensen in de samenleving uit dat Nederland dergelijke constructies
faciliteert?
Antwoord 2
Reeds uit het regeerakkoord blijkt dat het kabinet een einde wil maken aan de situatie
dat vennootschappen zich alleen op papier in Nederland vestigen om zo grote bedragen
belastingvrij rond te pompen. In die gevallen wordt misbruik gemaakt van het goede
verdragennetwerk van Nederland en het ontbreken van bronbelastingen op rente en royalty’s.
Dit terwijl het verdragennetwerk en het ontbreken van bronbelasting is bedoeld om
dubbele belastingheffing voor het reële bedrijfsleven te voorkomen. Uit het aanmelden
van 82 van de ruim 90 Nederlandse verdragen voor de toepassing van het multilaterale
verdrag waarin maatregelen zijn opgenomen om verdragsmisbruik te bestrijden, blijkt
dat het kabinet hard bezig is het verdragennetwerk weerbaarder te maken tegen verdragsmisbruik.
De principal purposes test (PPT) uit het multilaterale verdrag geeft verdragspartners
van Nederland bijvoorbeeld de mogelijkheid om geen verdragsvoordelen toe te kennen
als betalingen aan een Nederlandse vennootschap worden verricht met als (een van de)
voornaamste doel(en) om de voordelen van het verdrag te krijgen. Ook uit het nog in
te dienen wetsvoorstel om een conditionele bronbelasting op rente en royalty’s te
introduceren blijkt dat het kabinet werk maakt van de aanpak van zogenoemde doorstroom
naar laagbelastende jurisdicties.
In mijn brief van 22 november 2018 heb ik aangegeven geen zekerheid vooraf meer te
willen gaan geven aan (brievenbus)-vennootschappen die zich alleen op papier en voor
fiscale redenen in Nederland vestigen.3 Een vennootschap moet daarom «economische nexus» hebben met Nederland om in aanmerking
te komen voor zekerheid vooraf. Bij economische nexus moet het gaan om bedrijfseconomische
operationele activiteiten die daadwerkelijk voor rekening en risico van de vennootschap
in Nederland worden uitgeoefend. Deze activiteiten moeten passen bij de functie van
de vennootschap binnen het concern. Voor die activiteiten moet op concernniveau voldoende
relevant personeel in Nederland beschikbaar zijn en de hoeveelheid personeel moet
in verhouding staan tot het totale personeel van het concern. Ook moet de hoogte van
de operationele kosten passen bij de uitgeoefende activiteiten. Dit is een toets waarbij
de specifieke feiten en omstandigheden van een belastingplichtige zullen worden bekeken
door de Belastingdienst. Een vennootschap die zonder wezenlijke activiteiten in Nederland
royalty’s ontvangt en doorbetaalt, zal geen economische nexus hebben met Nederland
en dus niet in aanmerking komen voor zekerheid vooraf.
Vraag 3
Klopt het dat u wilt voorkomen dat Nederland wordt gebruikt voor doorstroomactiviteiten
naar belastingparadijzen? Wat wordt verstaan onder «doorstroomactiviteiten»? Wat is
precies het onderscheid tussen «belastingparadijs» en «doorstroomland» of «doorsluisland»?
In hoeverre beschouwt u het als problematisch dat Nederland als doorstroomland wordt
gezien? Is er, voor zover u kunt overzien, in dit verband sprake van kritiek op Nederland
door andere landen of internationale organisaties? Bent u bereid om er alles aan te
doen om te voorkomen dat Nederland als doorsluisland fiscale planning faciliteert
en daarmee de belastingdruk voor multinationals verlaagt? Kunt u aangeven onder welke
omstandigheden dergelijke planning, naar uw inzien, resulteert in belastingontwijking?
Antwoord 3
Er is geen vastomlijnde, algemene definitie van wat een belastingparadijs is. Kenmerken
van een belastingparadijs zijn traditioneel: een laag niveau van winstbelasting, weinig
uitwisseling van informatie, weinig transparantie en weinig substantiële activiteiten.
Nederland is geen belastingparadijs. Bedrijfswinsten worden in Nederland gewoon belast.
Onze vennootschapsbelastingtarieven bevinden zich rond het EU-gemiddelde. Nederland
heeft zich gecommitteerd aan de implementatie van de minimumstandaarden van het BEPS-project,
wisselt informatie uit en heeft geen schadelijke belastingregimes volgens de regels
van de EU-Gedragscodegroep of het Forum on Harmful Tax Practices van de OESO. Dat
laat onverlet dat de keerzijde van een belastingstelsel zoals het Nederlandse, dat
rekening houdt met internationaal opererende bedrijven, is dat het ook ontvankelijk
kan zijn voor structuren die de belastinggrondslag uithollen. In dat kader wordt vaak
gewezen op de financiële stromen door Nederland, waarmee internationale ondernemingen
met behulp van brievenbusfirma’s inkomsten naar laagbelastende landen – in de volksmond
vaak aangeduid als belastingparadijzen – laten lopen. Om deze reden wordt Nederland
wel een doorstroom- of doorsluisland genoemd.
Een recent onderzoek van SEO geeft aan dat er jaarlijks circa € 200 miljard door Nederland
stroomt via bijzondere financiële instellingen (bfi’s, in de volksmond brievenbusfirma’s
genoemd). Het aanpakken van belastingontwijking is een belangrijk beleidsspeerpunt
van dit Kabinet. In mijn brief van 23 februari 2018 heb ik mijn aanpak uiteen gezet.4 Het doel van mijn aanpak van belastingontwijking is dat het Nederlandse belastingstelsel
minder ontvankelijk wordt voor structuren om belasting te ontwijken in zowel Nederland
als andere landen. Daarom neem ik maatregelen om te voorkomen dat Nederland wordt
gebruikt voor bepaalde doorstroomactiviteiten of voor oneigenlijk gebruik van ons
verdragennetwerk. Van eerdergenoemde stroom van € 200 miljard gaat € 22 miljard naar
laagbelastende landen. Dat zijn landen zonder winstbelasting, een winstbelasting met
een statutair tarief lager dan 9%, of landen die zijn opgenomen op de EU-lijst van
niet-coöperatieve jurisdicties. Deze stroom wordt door de introductie van de conditionele
bronbelasting op rente en royalty’s per 2021 geraakt en zal vermoedelijk als een gevolg
daarvan verdwijnen. Het resterende bedrag van € 177 miljard dat Nederland uitstroomt,
gaat via Nederland naar met name landen binnen de Europese Unie en de VS. SEO heeft
niet uitgebreid onderzocht waarom de € 177 miljard via Nederland loopt naar met name
landen uit de Europese Unie en de VS. Een reden kan zijn om dubbele heffing te voorkomen
als bijvoorbeeld een belastingverdrag tussen de betreffende andere landen ontbreekt,
maar Nederland wel een belastingverdrag heeft met deze landen. Belangrijk is in ieder
geval dat de stroom vanuit Nederland naar landen gaat waar een normaal belastingtarief
geldt.
Toch zou ook een deel van deze stroom belastingontwijkend kunnen zijn. Deze praktijk
wordt via andere maatregelen aangepakt. Zo worden met de implementatie van het Multilateraal
Verdrag antimisbruikbepalingen aan de Nederlandse belastingverdragen toegevoegd zodat
landen een instrument in handen krijgen om hun belastinggrondslag te beschermen. Op
6 november jl. heb ik een planningsoverzicht met alle maatregelen die onderdeel uitmaken
van mijn aanpak naar uw Kamer gestuurd.5 Ook internationaal wordt steeds vaker opgemerkt dat Nederland de bakens heeft verzet
en serieus werk maakt van de aanpak van belastingontwijking. Zo heb ik in januari
dit jaar een bezoek gebracht aan de OESO en mijn Franse counterpart om mijn aanpak
over het voetlicht te brengen, waarbij de directeur van het centrum voor belastingen
van de OESO, de heer Saint-Amans, heeft aangegeven mijn aanpak te verwelkomen en te
ondersteunen.6 Ook in de landenrapporten van de Europese Commissie erkent de Commissie dat Nederland
goed op weg is met de aanpak van belastingontwijking.
Vraag 4, 5 en 12
Deelt u de analyse van het CPB dat de voorwaardelijke bronbelasting in 2021 van dit
kabinet niet voldoende is om het fiscaal doorsluizen tegen te gaan? Zo nee, welk deel
van de CPB-analyse is onjuist? Hoe beoordeelt u het CPB-voorstel van een minimumbronbelasting
voor de Europese Unie als geheel?
Klopt het dat een hoog statutair belastingtarief weinig zegt over het effectieve tarief
in een bepaald geval, als de belastingwetgeving belastingverlagende uitzonderingen
bevat? Deelt u de conclusie van het CPB dat een voorwaardelijke bronbelasting, waarbij
gekeken wordt naar de effectieve belasting in andere landen, effectiever zal zijn
om het faciliteren van belastingontwijking via Nederland tegen te gaan? Wat vindt
u van het voorstel van Vleggeert en Vording (2017)7 om de voorwaardelijke bronbelasting uit te breiden met een toets op de effectieve
belastingvoet?
Bent u bekend met het feit dat landen als Luxemburg, Ierland en Zwitserland door academici
worden gezien als belastingparadijzen? Is het voor u juridisch mogelijk om landen
als Luxemburg, Ierland en Zwitserland als belastingparadijs te bestempelen? Is het
voor u juridisch mogelijk een bronbelasting te gaan heffen op rente- en royaltybetalingen
aan lichamen die zijn gevestigd in een ander EU/EER-lidstaat?
Antwoord 4, 5 en 12
Idealiter zou de conditionele bronbelasting op rente en royaltybetalingen van toepassing
zijn op rente- en royaltybetalingen die niet of tegen een laag effectief tarief worden
belast. Bij de vormgeving van de bronbelasting dien ik echter ook rekening te houden
met de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst en de administratieve lasten voor het
bedrijfsleven.
Het effectieve tarief van een individuele belastingplichtige over de rente- of royaltyontvangsten
is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. Hierdoor
leent een effectieftarieftoets zich niet voor een benadering per land, maar meer voor
een case-by-casebenadering. In zo’n benadering dient per rente- en royaltybetaling
te worden berekend wat het effectieve tarief is van deze betaling bij de ontvanger.
Oftewel bij iedere rente- en royaltybetaling aan een gelieerd lichaam zou de betaler
moeten nagaan of deze betaling in voldoende mate wordt belast bij de ontvanger en
zou de Belastingdienst op al deze betalingen toezicht moeten houden. Hiervoor zou
veel en hooggekwalificeerde toezichtscapaciteit nodig zijn. Een landenlijst vermindert
de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de uitvoeringscomplexiteit voor
de Belastingdienst aanzienlijk. Het is echter uitermate complex om op basis van objectieve
criteria een landenlijst samen te stellen met landen met een laag effectief tarief.
Bovendien houdt zo’n lijst geen rekening met de feiten en omstandigheden van het specifieke
geval. Op basis van het statutaire tarief en de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties
kan wel een lijst worden samengesteld. In EU-verband wordt bovendien beoordeeld of
sprake is van landen met een preferentieel schadelijk belastingregime. Hierdoor kan
de conditionele bronbelasting ook van toepassing zijn op landen met een statutair
tarief van 9% of meer.
Het CPB pleit voornamelijk voor een benadering op basis van het effectieve tarief,
omdat hierdoor ook de betalingen aan «doorsluislanden» onder de reikwijdte van de
bronbelasting zouden vallen.8 Op basis van het EU-recht, in het bijzonder de rente- en royaltyrichtlijn, mag een
rente- of royaltybetaling aan een (gelieerd) lichaam dat is gevestigd in een andere
EU/EER-lidstaat echter in principe niet worden belast met bronbelasting. Dit mag enkel
indien sprake is van een misbruiksituatie. Het Hof van Justitie van de Europese Unie
(HvJ EU) legt een misbruiksituatie eng uit.9 Hiervan is nog geen sprake indien de rente- of royaltybetaling «enkel» tegen een
laag effectief tarief wordt belast. In het artikel waarin Vleggeert en Vording pleiten
voor een bronbelasting op basis van het effectieve tarief geven ze dan ook aan dat
de rente- en royaltyrichtlijn en belastingverdragen dienen te worden aangepast.10
Een unilaterale maatregel, zoals de bronbelasting, zal dus niet voorkomen dat andere
landen blijven fungeren als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties; ook niet
als de bronbelasting zou aansluiten bij het effectieve tarief. Wel verwacht ik dat
Nederland door de bronbelasting niet langer zal fungeren als toegangspoort naar laagbelastende
jurisdicties.
De conclusie van het CPB dat wereldwijde belastingontwijking internationaal zal moeten
worden aangepakt onderschrijf ik daarom van harte. Het kabinet zal dan ook blijven
inzetten op een internationaal gecoördineerde aanpak. Een van de punten waar het kabinet
momenteel voor pleit in EU-verband is het introduceren van een verplichting om rente-
en royaltybetalingen naar landen op de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties
te belasten met een bronbelasting of een soortgelijke maatregel. Daarnaast volg ik
met interesse de ontwikkelingen in OESO-verband, waar onder meer wordt gesproken over
maatregelen die – in aanvulling op de maatregelen uit het BEPS-project – moeten voorkomen
dat winst wordt verschoven naar landen met een laag effectief tarief.11
Vraag 6
Op welke manier heeft u een bronbelasting op basis van effectieve tarieven onderzocht?
Zijn er, voor zover u weet, andere landen waar gewerkt wordt met een bronbelasting
op basis van effectieve tarieven? Zo ja, wat zijn daar de ervaringen? Heeft u een
uitvoeringstoets laten maken bij het voorstel om te kijken naar het effectieve belastingtarief?
Zo ja, zou u deze uitvoeringstoets kunnen delen met de Kamer? Zo niet, hoe kunt u
inschatten dat het «onbegonnen werk» is?12 Kunt u deze uitvoeringstoets alsnog laten maken?
Antwoord 6
Bij de voorbereiding van het ingetrokken wetsvoorstel rondom de conditionele bronbelasting
op dividenden is overwogen om aan te sluiten bij het (individuele of gemiddelde) effectieve
tarief. Bij de besluitvorming in deze voorbereidende fase is ook de Belastingdienst
betrokken. Dit om te voorkomen dat voorzienbare uitvoeringsgevolgen pas aan het licht
komen bij de uitvoeringstoets. Doordat in deze fase al de inschatting bestond dat
een conditionele bronbelasting op basis van het effectieve tarief door de case-by-casebenadering
zou leiden tot grotere complexiteit in de uitvoering voor de Belastingdienst en verhoogde
administratieve lasten voor het bedrijfsleven, is deze optie niet verder uitgewerkt
en niet voorgelegd voor een formele uitvoeringstoets. Eens te meer omdat een bronbelasting
op basis van het effectieve tarief evenmin kan voorkomen dat andere landen blijven
fungeren als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties. Aangezien deze overwegingen
niet zijn gewijzigd, ben ik niet voornemens om alsnog een uitvoeringstoets te laten
maken.
In het kader van de voorbereiding van de wetgeving wordt ook gekeken naar de vormgeving
van bronbelastingen in andere landen. Uit een eerste inventarisatie van informatie
van het IBFD is vooralsnog niet gebleken dat landen een bronbelasting op rente of
royalty’s heffen die primair afhankelijk is van het effectieve tarief van vennootschapsbelasting
bij de ontvanger. Wel is gebleken dat er landen zijn die als voorwaarde voor het toepassen
van een inhoudingsvrijstelling eisen stellen aan de belastingdruk bij de ontvanger.
Vraag 7
Klopt het dat Nederlandse bedrijven die rente betalen aan buitenlandse moederbedrijven
in sommige gevallen al moeten aangeven hoeveel winstbelasting in het buitenland over
de rente is betaald, om de rente te mogen aftrekken voor de Nederlandse vennootschapsbelasting?
Antwoord 7
De renteaftrekbeperking die is opgenomen in artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 is gericht tegen bepaalde financieringsconstructies. Deze regeling houdt in dat
de rente over een lening niet aftrekbaar is als deze lening verband houdt met bepaalde
«besmette» handelingen en de rente verschuldigd is aan een verbonden lichaam of persoon.13Deze renteaftrekbeperking voorziet in een tegenbewijsregeling. De renteaftrekbeperking
is in principe niet van toepassing indien de belastingplichtige aannemelijk maakt
dat aan de rechtshandeling en de schuld hoofdzakelijke zakelijke motieven ten grondslag
liggen of de rente bij de ontvanger in voldoende mate wordt belast (een effectief
tarief van ten minste 10%). Deze reële heffingstoets is in vergelijking met de conditionele
bronbelasting daardoor in een beperkt aantal gevallen van toepassing. Bij het opnemen
van een reële heffingstoets in de conditionele bronbelasting zouden alle rente- en
royaltybetalingen aan gelieerde lichamen beoordeeld moeten worden. Daarbij is ook
van belang dat er een verschil in heffingstechniek is tussen de vennootschapsbelasting
en de bronbelasting. De daadwerkelijk verschuldigde belasting (het effectieve tarief)
is pas na afloop van het boekjaar bekend. Op het moment dat er aangifte vennootschapsbelasting
wordt gedaan, zal dit dus bekend zijn. Bij de bronbelasting moet de inhoudingsplichtige
daarentegen al op het moment van het verschuldigd worden van de rente- of royaltybetaling
moeten kunnen beoordelen of er bronbelasting moet worden ingehouden. Het effectieve
tarief over die rente- of royaltybetaling bij de ontvanger zal in de meeste gevallen
op dat moment nog niet bekend zijn.
Vraag 8
Klopt het dat de overheid bedrijven kan verplichten om jaarlijks te rapporteren over
wat het effectieve belastingtarief over rente en royalty’s in het buitenland is geweest?
Is het mogelijk om de bewijslast voor de effectieve belastingdruk op buitenlandse
rente en royalty's bij de belastingplichtige neer te leggen? Indien nee, waarom niet?
Antwoord 8
De overheid kan rapportageverplichtingen opleggen. Voor een rapportageverplichting
die een belastingplichtige uit eigen beweging is gehouden te doen, is echter een aanvulling
op de wet nodig. Verder geldt bij fiscale informatieverplichtingen het uitgangspunt
dat het alleen gegevens en inlichtingen kan betreffen waarvan de kennisneming voor
de heffing van belasting van belang is. Dit uitgangspunt betekent dat niet elk bedrijf
met een grensoverschrijdende betaling van rente en royalty een actieve informatieverplichting
kan worden opgelegd. Hierdoor ontstaat een afbakeningsprobleem. Het kunnen aanwijzen
van bedrijven om te rapporteren (zoals bij de renseigneringsplicht van artikel 22
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001) is hierdoor niet mogelijk.
Ik ben van mening dat de administratieve lasten voor in Nederland gevestigde bedrijven
die met deze actieve informatieplicht gepaard zouden gaan niet proportioneel zijn.
Doordat het op voorhand niet mogelijk is om bedrijven aan te wijzen die onder de informatieplicht
vallen, zouden in potentie alle Nederlandse bedrijven jaarlijks zelfstandig moeten
vaststellen of zij een actieve informatieverplichting hebben. Vervolgens zou een dergelijke
informatieverplichting bijvoorbeeld betekenen dat belastingplichtigen voor iedere
rente- en royaltybetaling aan gelieerde lichamen in het buitenland het effectieve
belastingtarief over die betaling bij dat gelieerde lichaam moeten berekenen en rapporteren.
Dit zal leiden tot forse administratieve lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven,
waarbij op voorhand geen onderscheid kan worden gemaakt tussen goedwillende en kwaadwillende
belastingplichtigen. Een dergelijke actieve informatieverplichting gaat qua aantal
geraakte bedrijven en complexiteit van gegevens ook veel verder dan de reeds geldende
rapportageverplichtingen die wel een afbakening kennen, zoals de Country-by-Country
reporting. De Country-by-Country reporting geldt vanaf 1 januari 2016 namelijk alleen
voor multinationale ondernemingen met een omzet vanaf € 750 miljoen en betreft een
gestandaardiseerde documentatieverplichting van objectieve gegevens.
Wat de bewijslast betreft zou het voor de bronbelasting wettelijk mogelijk zijn om
deze bij de belastingplichtige neer te leggen.
Vraag 9
In hoeverre wijken de gemiddelde effectieve tarieven af van statutaire tarieven in
de landen waar vanuit Nederland de hoogste bedragen aan rente en royalty's doorstromen?
Welke rol speelt de cijfermatige omvang van de hiervoor bedoelde geldstromen bij de
totstandkoming van de Nederlandse benadering t.o.v. de doorstroomproblematiek?
Antwoord 9
Over het effectief tarief zijn recent onderzoeken van de OESO en van de fractie van
de Groenen/Europese Vrije Alliantie in het Europees parlement gepubliceerd.14
,
15 Uit de uiteenlopende uitkomsten van deze onderzoeken blijkt dat het niet goed mogelijk
is om algemene conclusies te trekken over een gemiddeld effectief belastingtarief
van een land. Het is daarom ook niet goed mogelijk om aan te geven wat het gemiddelde
effectieve tarief is in landen naar welke vanuit Nederland de hoogste bedragen aan
rente en royalty’s zouden worden betaald. In mijn brief van 6 november 2018 ben ik
ingegaan op de door SEO Economisch Onderzoek in kaart gebrachte stroom van dividend,
rente en royalty’s via Nederlandse bijzondere financiële instellingen, het beleid
van dit kabinet, de verwachte impact van dit beleid en de mogelijkheden om resultaten
van dit beleid te meten.16
Vraag 10
Klopt het dat de bronbelasting op rente en royalty’s, zoals nu beoogd wordt, ook gaat
gelden als er sprake is van misbruik van het Nederlandse belastingstelsel? Is het
bij ingewikkelde belastingstructuren eenvoudiger om misbruik aan te tonen dan om het
effectieve tarief te bepalen?
Antwoord 10
De conditionele bronbelasting moet voorkomen dat het Nederlandse internationaal georiënteerde
belastingstelsel wordt misbruikt als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties.
De bronbelasting zal ook verschuldigd zijn in misbruiksituaties, waarbij door kunstmatige
structuren wordt getracht om de Nederlandse bronbelasting te ontwijken. Zoals beschreven
in het antwoord op vraag 5 verwacht ik dat door de keuze voor een lijst met aangewezen
jurisdicties de uitvoeringsgevolgen en administratieve lasten relatief beperkt zijn.
Daarnaast neemt dit kabinet nog meer maatregelen om te voorkomen dat het Nederlandse
belastingstelsel misbruikt wordt voor belastingontwijking. Op 6 november jl. heb ik
een planningsoverzicht met alle maatregelen die onderdeel uitmaken van mijn aanpak
naar uw Kamer gestuurd.17
Vraag 11
Bent u het met het CPB eens dat bij de toepassing van de regels voor buitenlandse
gecontroleerde entiteiten (CFC's) een toets op de effectieve belasting in de herkomstlanden
ook te prefereren zou zijn boven die op statutaire tarieven? Is er een land in Europa
waar dit gebeurt? Zo ja, welk land? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de manier
waarop andere Europese lidstaten de CFC-regels hebben toegepast?
Antwoord 11
Er is op dit moment nog geen overzicht voorhanden hoe andere landen de implementatie
van de CFC-maatregel uit Richtlijn (EU) 2016/1164 (ATAD1) vormgeven. Eerder heb ik
uw Kamer toegezegd de Europese Commissie (EC) te vragen om een overzicht te geven
van de wijze waarop lidstaten van de Europese Unie de maatregelen uit ATAD1 hebben
geïmplementeerd. Zodra dit overzicht beschikbaar is, wordt dit met uw Kamer gedeeld.
Vraag 13
Klopt het dat u voorstander bent van publieke Country-by-Country Reporting (CbCR)?
In hoeverre heeft u zich hiervoor ingezet in Europees verband? Wat zijn de meest recente
ontwikkelingen op dit gebied in het afgelopen jaar?
Antwoord 13
Het kabinet steunt internationale initiatieven tot bevordering van transparantie door
middel van country-by-country reporting. Om die reden steunt het kabinet ook het initiatief
in de EU om afspraken te maken over een publieke country-by-country reporting voor
grote internationaal opererende bedrijven. Nederland heeft dan ook in Brussel de discussie
over dit onderwerp gesteund en heeft steeds aangedrongen op de voortgang van de onderhandelingen.
Er is weinig voortgang op dit dossier omdat bepaalde lidstaten principieel van mening
zijn dat publieke CbCR een fiscaal onderwerp is (met de bijkomende unanimiteitsbesluitvorming).
Hierdoor is er een patstelling in de onderhandelingen ontstaan.
Vraag 14
Deelt u de analyse dat publiek inzicht en controle vanuit de Kamer op de exacte inhoud
van rulings nog steeds niet mogelijk is zolang er slechts een samenvatting wordt gepubliceerd?
Hoe kan de Kamer controleren of er zaken buiten de samenvatting zijn gebleven? Kunt
u enkele voorbeelden van samenvattingen aan de Kamer verstrekken?
Antwoord 14
De analyse dat publiek inzicht en controle vanuit de Kamer niet mogelijk is op het
moment dat samenvattingen van rulings worden gepubliceerd deel ik niet. De samenvatting
zal onder andere bestaan uit de feiten waarop de ruling is gebaseerd en op basis van
welke wet en regelgeving de ruling tot stand is gekomen. Er is geen enkele aanleiding
om zaken buiten deze samenvatting te houden tenzij het gaat om informatie waarvoor
de geheimhoudingsplicht geldt. De reden waarom ik heb gekozen om een samenvatting
te gaan publiceren is omdat dit uiteindelijk meer en duidelijkere informatie zal bevatten
dan een geanonimiseerde ruling zelf. Ook de onafhankelijke commissie Bouwman/Van der
Geld die onderzoek heeft gedaan naar de rulingpraktijk in 2018 heeft geconcludeerd
dat het publiceren van geanonimiseerde rulings geen toegevoegde waarde heeft.18 Een ruling verwijst namelijk vaak naar achterliggende stukken zoals het rulingverzoek
of het verrekenprijsrapport. In een samenvatting zal de hoofdconclusie van die documenten
worden overgenomen, in een geanonimiseerde ruling slechts de verwijzing. Er zijn op
dit moment nog geen concrete voorbeelden van samenvattingen. Er wordt nu door de Belastingdienst
bekeken welke elementen de samenvatting standaard moet bevatten. Ik zal u vóór 1 juli
een aantal voorbeelden van samenvattingen verstrekken.
Vraag 15
Deelt u de opvatting dat publicatie van rulings goed is voor een level playing field
tussen Nederlandse belastingplichtigen, goed is voor de rechtsontwikkeling en helpt
bij informatieontwikkeling van fiscalisten, journalisten en ngo’s? Klopt het dat rechtsvragen
die voorwerp zijn van een ruling in beginsel niet zullen worden voorgelegd aan een
rechter en dus niet tot de vorming van jurisprudentie leiden? Heeft het achterwege
blijven van rechtspraak nadelen? Kunt u hierbij specifiek aandacht besteden aan de
omgang met verrekenprijzen (transfer pricing) en de inzet van afspraken betreffende
informeel kapitaal? Heeft het publiceren van (samenvattingen van) rulings gevolgen
voor de staatssteunonderzoeken van de Europese Commissie?
Antwoord 15
Rulings worden afgegeven binnen de kaders van wet, beleid en jurisprudentie die voor
iedereen gelden. Ook wordt jaarlijks een jaarverslag gepubliceerd over de rulingpraktijk.
Op basis hiervan is op dit moment al sprake van een gelijk speelveld tussen Nederlandse
belastingplichtigen. De te publiceren samenvattingen kunnen dit nog versterken. Rechtsvragen
die opkomen bij de beoordeling van een rulingverzoek worden behandeld binnen de vaktechnische
infrastructuur van de Belastingdienst. Deze vaktechnische infrastructuur bekijkt en
behandelt fiscale vraagstukken die spelen bij rulings maar ook wanneer een aangifte
al is ingediend. Immers, hetzelfde kader van wet, beleid en jurisprudentie is van
toepassing bij zowel zekerheid vooraf als toezicht achteraf. Dit betekent bijvoorbeeld
dat een rechtsvraag wordt voorgelegd aan de relevante kennisgroep. Op het gebied van
bijvoorbeeld verrekenprijzen worden beleidsmatige aspecten afgestemd met de Coördinatiegroep
Verrekenprijzen. Afstemming binnen de vaktechnische infrastructuur geldt ook indien
rechtsvragen of beleidsmatige aspecten opkomen bij rulingverzoeken met een informeel
kapitaal element. Indien op basis van de visie van een kennis- of coördinatiegroep
een rulingverzoek niet kan worden gehonoreerd, bestaat de mogelijkheid dat belastingplichtige
zijn standpunt toch in de aangifte verwerkt. In dat geval zal de inspecteur een ander
standpunt innemen dan de belastingplichtige en de aangifte corrigeren. Hierna is bezwaar
en beroep mogelijk hetgeen tot jurisprudentie kan leiden. Het publiceren van samenvattingen
van rulings heeft in mijn visie geen gevolgen voor staatssteunonderzoeken van de Europese
Commissie.
Vraag 16
Heeft u serieus overwogen om rulings volledig te publiceren en daarbij de anonimiseringrichtlijnen
voor de rechtspraak te gebruiken?19 Kunt u aangeven wat de belangrijkste voor- en tegenargumenten hierbij zijn? Waarom
is het bij het publiceren van jurisprudentie wel mogelijk om volledig te publiceren
en daarbij slechts namen en bedragen weg te lakken? Verschilt de wijze van anonimisering
door de Europese Commissie in staatssteunzaken (zoals het Starbucks-besluit) van de
voornoemde richtlijnen, bijvoorbeeld op het punt van de anonimisering van getallen?
Is onderzocht of de benadering van de Europese Commissie aanknopingspunten zou kunnen
bieden bij de publicatie van de volledige, anonieme teksten van Nederlandse rulings?
Antwoord 16
Ja, ik heb dit serieus overwogen. Het nadeel het anonimiseren is dat er toch altijd
een kans is dat de informatie die blijft staan herleidbaar is naar een belastingplichtige.
De fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR verplicht een ieder die is betrokken
bij de uitvoering van de belastingwetgeving tot geheimhouding van gegevens die in
het kader van de heffing of inning van de belastingen zijn verkregen. Een belastingplichtige
(natuurlijke persoon of rechtspersoon) moet erop kunnen vertrouwen dat zijn vaak vertrouwelijk
verstrekte informatie niet anders wordt gebruikt dan voor het doel waarvoor deze is
verstrekt. De geheimhouding zorgt daarnaast voor bescherming van persoonsgegevens
en draagt bij aan de naleving van fiscale regelgeving door belastingplichtigen. Om
geen afbreuk te doen aan deze belangen, is het verschaffen van een samenvatting van
een ruling een betere optie. Daarnaast heb ik in mijn antwoord op vraag 14 toegelicht
dat geanonimiseerde rulings niet veel toevoegen, hetgeen in lijn is met het oordeel
van de onafhankelijke commissie Bouwman/Van der Geld. Een samenvatting bevat meer
en beter leesbare informatie over de ruling.
Wanneer de Belastingdienst informatie verstrekt aan de Europese Commissie in het kader
van bijvoorbeeld een staatssteunonderzoek is de situatie als volgt. Op grond van de
zogeheten Procedureverordening20 kan de Commissie een onderzoek instellen in het kader van haar toezicht21 op de naleving van het verbod op staatssteun. De Commissie kan in dat kader de lidstaten
verzoeken om informatie als zij vermoedt dat er sprake is van onrechtmatige staatssteun
aan een individuele onderneming of aan een bepaalde sector. De lidstaten zijn gehouden
de gevraagde informatie te verstrekken en aan een dergelijk onderzoek mee te werken
op grond van het in het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginsel
van loyale samenwerking en van de Procedureverordening.22 Deze verordening werkt rechtstreeks in de lidstaten; nationale wetgeving die informatieverstrekking
aan de Europese Commissie in de weg staat – zoals in dit geval de fiscale geheimhoudingsplicht
van artikel 67 AWR – wordt vanwege het feit dat de Europese verordening voorrang heeft
boven de nationale wet, buiten beschouwing gelaten.
Indien de Commissie in een besluit de verstrekte, vertrouwelijke informatie openbaar
wil maken, dient zij twee juridische verplichtingen te verzoenen. Het betreft de verplichting
om overeenkomstig artikel 296 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
(VWEU) haar beschikkingen te motiveren en om erop toe te zien dat haar beschikking
alle essentiële elementen bevat waarop deze gebaseerd is, en de verplichting om geheimhouding
in acht te nemen op grond van artikel 339 VWEU en artikel 30 van de Procedureverordening.
De regels met betrekking tot de geheimhouding bij beschikkingen inzake staatssteun
zijn nader uitgewerkt in de Mededeling van de Commissie over geheimhouding bij staatssteunbeslissingen.
Uit paragraaf 20 van die Mededeling volgt dat informatie die essentieel is voor het
bewijs van staatssteun en de begunstigde daarvan, niet vallen onder de geheimhoudingsregels
en zodoende dus wel openbaar kunnen worden gemaakt.23
Vraag 17
Gaat u in het kader van transparantie ook de onderliggende stukken bij rulings publiceren?
Wordt het mogelijk om onderliggende stukken op te vragen, indien daar om wordt verzocht?
In hoeverre kunnen rulings en/of de daaraan ten grondslag liggende stukken worden
opgevraagd via een Wob-verzoek? Is er bij uw weten ooit een Wob-verzoek ingediend
voor een specifieke ruling en/of de onderliggende stukken? Zo ja, hoe is dit verzoek
afgelopen? Zo nee, ziet u ruimte voor het publiceren van geanonimiseerde rulings en/of
onderliggende stukken met een beroep op de Wet openbaarheid bestuur?
Antwoord 17
Bij de te publiceren samenvattingen zullen de achterliggende stukken bij de rulings
niet worden gepubliceerd. De informatie uit de achterliggende stukken vindt wel zijn
weerslag in de te publiceren samenvatting. Gezien de werking van artikel 67 AWR en
het feit dat rulings worden gesloten met individuele belastingplichtigen, kunnen de
rulings en de daaraan ten grondslag liggende stukken niet openbaar worden gemaakt,
ook niet via een Wob-verzoek. In het verleden zijn op grond van de Wet openbaarheid
van bestuur (Wob) inderdaad verzoeken ingediend om specifieke rulings openbaar te
maken. Op grond van de geheimhoudingsplicht, die op basis van de jurisprudentie prevaleert
boven de Wob, zijn deze verzoeken afgewezen.
Vraag 18
Zou uit het volledig publiceren van rulings kunnen blijken dat grote bedrijven relatief
weinig belasting betalen? Wanneer betaalt een bedrijf naar uw inzicht «voldoende»
belasting? Hebben bedrijven de plicht om aan te tonen dat ze voldoende belasting betalen
(in het buitenland) om in aanmerking te komen voor een ruling? Zo niet, zou een dergelijke
plicht juridisch mogelijk zijn?
Antwoord 18
Het antwoord op de vraag wanneer een bedrijf voldoende belasting betaalt vloeit voort
uit de wet. Uit rulings kan alleen blijken dat de bedrijven de belasting betalen die
de wet voorschrijft. Een ruling is immers een vastlegging hoe fiscale wet, beleid
en jurisprudentie uitwerkt in een specifiek geval. Belastingplichtigen hebben geen
verplichting om aan te tonen dat ze voldoende belasting betalen. Dat geldt voor de
huidige maar ook in de vernieuwde rulingpraktijk.
Vraag 19
Waarom is (geanonimiseerde) publicatie van een ruling geen voorwaarde voor het verkrijgen
van een ruling? Is het mogelijk om (anonieme) publicatie voortaan als voorwaarde te
stellen voor het verkrijgen van een ruling? Is het juridisch mogelijk om bestaande
rulings (bijvoorbeeld: een ruling die in 2016 is afgegeven) (anoniem) te publiceren,
gegeven de relevante fiscale, civiele en eventueel internationale rechtsbepalingen?
Antwoord 19
In de vernieuwde rulingpraktijk is de geanonimiseerde publicatie van de ruling een
voorwaarde om een ruling te sluiten. De publicatie vindt plaats in de vorm van een
samenvatting. Hoewel er geen juridisch belemmering bestaat om samenvattingen van bestaande
rulings die niet herleidbaar zijn naar een individueel bedrijf te publiceren, richt
ik mij op de toekomst. Het publiceren van geanonimiseerde samenvattingen is immers
een tijdrovende kwestie die hooggekwalificeerde capaciteit vraagt. Daarnaast zijn
er op het gebied van transparantie over bestaande rulings al eerder grote stappen
genomen. Zie hiervoor onder andere het antwoord op vraag 28.
Vraag 20
Hoeveel extra werk levert het publiceren van een samenvatting van een afgegeven ruling
op?
Hoeveel extra werk zou het voor de Belastingdienst opleveren als alle rulings volledig
(geanonimiseerd) gepubliceerd moesten worden? Klopt het dat het volledig publiceren
van rulings minder werk oplevert dan het maken van een samenvatting voor elke ruling?
Antwoord 20
Het anonimiseren van een ruling zal waarschijnlijk voor een hooggekwalificeerde belastingdienstmedewerker
minder tijd kosten dan een samenvatting maken. De reden dat ik gekozen heb om samenvattingen
te gaan publiceren is dan ook niet gelegen in de hoeveelheid werk die het zal kosten.
De reden waarom ik kies om samenvattingen te publiceren is omdat deze meer relevante
inhoud zullen hebben dan een volledig geanonimiseerde ruling. In het antwoord op vraag
14 heb ik dit toegelicht.
Vraag 21
Wat zijn de consequenties voor bedrijven die niet langer een ruling met de Belastingdienst
mogen maken, bijvoorbeeld omdat het doorslaggevende motief eruit bestaat om buitenlandse
belasting te besparen? Klopt het dat het voor deze bedrijven nog steeds mogelijk blijft
om dezelfde fiscale structuren te blijven gebruiken, ondanks het feit dat er geen
ruling wordt afgesloten? Kunnen deze bedrijven rechten ontlenen aan het feit dat er
in eerdere jaren wel rulings werden afgesloten met dergelijk fiscale structuren?
Antwoord 21
Een ruling is geldig gedurende de periode waarvoor zekerheid vooraf is gegeven. Daarna
kunnen aan de ruling geen rechten meer worden ontleend. Het feit dat niet langer zekerheid
vooraf wordt gegeven voor bepaalde structuren, bijvoorbeeld omdat het besparen van
buitenlandse belasting het doorslaggevend motief is, betekent niet dat die structuren
automatisch verdwijnen. De wet wijzigt namelijk niet als gevolg van het niet langer
geven van rulings. Ik ben daarom tevens bezig met vele wetswijzigingen om belastingontwijking
aan te pakken. Een overzicht daarvan is bijvoorbeeld te vinden in het planningsoverzicht
maatregelen aanpak belastingontwijking en -ontduiking.24
Vraag 22
Gaat de maximale looptijd van vijf jaar (en tien jaar in uitzonderlijke gevallen)
ook voor alle huidige rulings gelden? Zo ja, vanaf welk moment moet deze maximale
looptijd berekend worden? Wordt een verlenging van een bestaande ruling aangemerkt
als een nieuwe ruling? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat de nieuwe regels ook gaan
gelden voor alle bestaande rulings?
Antwoord 22
Op dit moment worden APA’s en ATR’s afgegeven voor een periode van maximaal 5 jaar.
Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. Voor rulings afgegeven buiten het APA/ATR-team
is deze maximering niet het geval. Omdat rulings vaststellingsovereenkomsten onder
burgerlijk recht zijn tussen de Belastingdienst en belastingplichtige kan de Belastingdienst
deze echter niet zomaar eenzijdig aanpassen en bijvoorbeeld de looptijd verkorten.
Op het moment dat de vernieuwde rulingpraktijk van start gaat, worden alle rulings
met een internationaal karakter afgegeven voor een looptijd van maximaal 5 jaar tenzij
de feiten en omstandigheden een uitzondering rechtvaardigen, bijvoorbeeld indien sprake
is van langlopende contracten. Dan is het maximum 10 jaar. In die gevallen wordt wel
een tussentijdse evaluatie overeengekomen. Een verlenging van een bestaande ruling
wordt aangemerkt als een nieuwe ruling. Mijn ambitie is om de wijzigingen per 1 juli
2019 door te voeren.
Vraag 23
Klopt het dat een ruling vervalt bij een relevante wetswijziging en dat relevante
wijzigingen van feiten en omstandigheden in rulings opgenomen worden? Geldt dit ook
voor alle maatregelen opgenomen in uw brief van 22 november 2018?25 Gaat het nieuwe beleidsbesluit automatisch gelden voor alle huidige rulings?
Antwoord 23
Uit de eerder aan uw Kamer gestuurde exemplarische APA’s en ATR’s blijkt dat hierin
inderdaad is opgenomen dat deze vervallen bij een relevante wetswijziging of indien
de feiten en omstandigheden welke ten grondslag liggen aan de APA of ATR een wezenlijke
wijziging ondergaan.26 De maatregelen zoals deze gaan gelden voor rulings afgegeven na 1 juli aanstaande
vallen hier niet onder en leiden dus niet tot het vervallen van de ruling. Indien
de looptijd van deze rulings is verstreken en een nieuwe ruling wordt aangevraagd,
gelden daarvoor uiteraard wel de nieuwe maatregelen.
Vraag 24
Klopt het dat er in de toekomst geen rulings worden afgesloten als (internationale)
belastingbesparing een doorslaggevend motief is? Wat voor rulings blijven er dan nog
over? Hoe kunt u beoordelen of er internationaal belasting wordt ontweken? Vereist
dat geen kennis van het effectieve belastingtarief in andere landen?
Antwoord 24
De Belastingdienst gaat scherper kijken naar het doel van de transactie of de structuur
waarvoor de ruling wordt gevraagd. Indien het doorslaggevende motief van de belastingplichtige
eruit bestaat om Nederlandse of buitenlandse belasting te besparen, zal geen ruling
worden afgegeven. Om dit te kunnen beoordelen kan de inspecteur vragen naar de zakelijke
reden waarom de transactie wordt aangegaan of de structuur wordt opgezet. Om dit te
kunnen beoordelen is kennis van het effectieve tarief in andere landen niet noodzakelijk.
Met de aanscherpingen zal de rulingpraktijk zich richten op het geven van zekerheid
vooraf aan bedrijven met reële activiteiten in Nederland. Deze bedrijven kunnen zekerheid
vooraf vragen over de toepassing van diverse wettelijke bepalingen. Hierbij kan bijvoorbeeld
worden gedacht aan toepassing van verrekenprijzen, deelnemingsvrijstelling, innovatiebox,
tonnageregime of de vraag naar de werking van de renteaftrek beperkende maatregelen.
Vraag 25
Klopt het dat derde partijen zelf geen ruling meer nodig hebben wanneer rulings van
andere bedrijven gepubliceerd worden omdat zij zich in een gelijke situatie kunnen
beroepen op het gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel of enig ander beginsel?
Antwoord 25
Een ruling wordt afgegeven op basis van de feiten en omstandigheden van het specifieke
geval. Op basis van het gelijkheidsbeginsel moeten gelijke gevallen gelijk worden
behandeld. Eenheid van beleid en uitvoering is daarom een belangrijk uitgangspunt
voor de Belastingdienst. Indien de feiten en omstandigheden bij twee belastingplichtigen
hetzelfde zijn, dienen deze gevallen dan ook hetzelfde te worden behandeld. Uit een
samenvatting zal niet de conclusie kunnen worden getrokken of alle feiten en omstandigheden
gelijk zijn. Feiten en omstandigheden kunnen immers herleidbaar zijn naar de belastingplichtige
en zullen niet volledig kunnen worden opgenomen in de samenvatting. Wil een belastingplichtige
zekerheid over zijn eigen positie dan zullen de feiten en omstandigheden apart moeten
worden getoetst.
Vraag 26
Kunt u nader omschrijven hoe de rulingpraktijk in België werkt? Wat zijn, voor zover
u bekend, de afgelopen jaren de ervaringen met deze praktijk? Worden de teksten van
rulings daar volledig gepubliceerd? Wat wordt er precies weggelakt? Zijn er (andere)
landen waar rulings volledig gepubliceerd worden?
Antwoord 26
Belastingplichtigen in België kunnen in fiscale zaken zekerheid vooraf vragen aan
de Dienst voorafgaande beslissingen. Onder een voorafgaande beslissing wordt verstaan
de juridische handeling waarbij de Federale Overheidsdienst Financiën, overeenkomstig
de van kracht zijnde bepalingen, vaststelt hoe de wet wordt toegepast op een bijzondere
situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. Een college
beslist over het al dan niet geven van zekerheid vooraf. Een meer uitgebreide omschrijving
is opgenomen in het jaarverslag van de Dienst voorafgaande beslissingen.27 In België worden de rulings niet integraal gepubliceerd. Per ruling wordt wel een
samenvatting gepubliceerd en in het jaarverslag worden tevens casus met een bijzonder
belang in de vorm van een samenvatting opgenomen. Mij zijn geen landen bekend waar
rulings volledig worden gepubliceerd.
Ik ben niet bekend met ervaringen die belastingplichtigen hebben met de Belgische
rulingpraktijk. Tijdens het proces van de herziening is door een delegatie van de
interne werkgroep een bezoek gebracht aan de Belgische Dienst voorafgaande beslissingen.
Mede op basis hiervan heb ik, gebaseerd op de praktijk in België, besloten om per
ruling een samenvatting te gaan publiceren.
Vraag 27
In hoeverre gaat de Kamer worden geïnformeerd over het nieuwe beleidsbesluit en in
hoeverre kan de Kamer hier wijzigingen in aanbrengen?
Antwoord 27
In de brief van 22 november 2018 heb ik de maatregelen die moeten leiden tot de vernieuwde
rulingpraktijk kenbaar gemaakt.28 De maatregelen zullen leiden tot aanpassing van de processen binnen de Belastingdienst.
Daarnaast worden de inhoudelijke wijzigingen uitgewerkt in beleidsregels. Indien een
debat met uw Kamer leidt tot gewijzigde inzichten dan zullen deze worden meegenomen
in de te publiceren beleidsregels. Deze beleidsregels zullen worden gepubliceerd zodat
ze toegankelijk zijn voor iedereen.
Vraag 28
Klopt het dat anoniem publiceren van rulings niet in strijd is met artikel 67 van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)? Kan dit ook met terugwerkende kracht
gebeuren? Is het juridisch mogelijk om artikel 67 van de AWR aan te passen zodat er
onderscheid wordt gemaakt tussen individuele personen en rechtspersonen?
Antwoord 28
Het is correct dat het anoniem publiceren van rulings niet in strijd is met artikel
67 AWR wanneer er wordt gezorgd dat de informatie niet herleidbaar is naar een specifieke
belastingplichtige. Dit artikel beperkt echter in grote mate de hoeveelheid informatie
die verschaft kan worden bij de publicatie van rulings. De onafhankelijke commissie
Bouwman/Van der Geld heeft naar aanleiding van het onderzoek dat zij in 2018 hebben
gedaan naar de APA/ATR-praktijk, geconcludeerd dat de gepubliceerde stukken over de
APA/ATR-praktijk een voldoende transparant beeld geven van de afgegeven rulings. Daarnaast
hebben zij geconcludeerd dat de publicatie van geanonimiseerde afspraken, gezien de
bondige vormgeving van APA’s en ATR’s, niets wezenlijks toevoegen en alleen maar tot
veel extra werk zou leiden.29 Mede op basis hiervan en gebaseerd op de praktijk in België, heb ik ervoor gekozen
om per ruling een geanonimiseerde samenvatting te gaan publiceren. Deze nieuwe werkwijze
vergt tijd en aanpassingen van de Belastingdienst. Mijn ambitie is daarom dit nieuwe
beleid in te laten gaan per 1 juli 2019. Met betrekking tot de tot die tijd afgegeven
rulings is transparantie geborgd door diverse initiatieven op dat gebied; denk hierbij
aan het uitwisselen van informatie over rulings aan het buitenland, publicatie van
beleidsbesluiten, jaarverslagen, briefings, publicatie van exemplarische voorbeelden,
publicatie van veelvoorkomende verschijningsvormen, uitleg in Kamerbrieven en Kamervragen
en interne en externe onderzoeken naar procedures en inhoud.
Het is theoretisch niet onmogelijk artikel 67 AWR aan te passen maar dit is zeer onwenselijk.
De fiscale geheimhoudingsplicht is een belangrijke bouwsteen in ons fiscale stelsel.
Het is geen taak van de Belastingdienst om informatie openbaar te maken. De Belastingdienst
is opgesteld om belastingwetten uit te voeren. Daartoe heeft de inspecteur recht op
veel en gevoelige informatie, zowel van particulieren als van bedrijven. Individuele
belastingplichtigen, zowel particulieren als bedrijven, moeten er van op aan kunnen
dat hun gegevens vertrouwelijk blijven. Het mag niet zo zijn dat belastingplichtigen
uit angst dat hun gegevens niet vertrouwelijk blijven relevante fiscale informatie
onthouden aan de inspecteur van de Belastingdienst. Dit zou het toezicht en de belastingheffing
ernstig belemmeren. Zeker bij rulings is het enerzijds van belang dat alle feiten
op tafel komen en anderzijds dat belastingplichtige erop kan vertrouwen dat zijn (bedrijfsgevoelige)
informatie openbaar wordt.
Vraag 29
Wanneer en hoe gaat de Europese gedragscodegroep inzake bedrijfsbelastingen de implementatie
van de Europese richtsnoeren voor goede belastingrulingpraktijken monitoren?
Klopt het dat er in Europa landen zijn waar het wel openbaar is hoeveel belasting
bedrijven afdragen? Om welke landen gaat het? Hoe werkt het daar precies?
Antwoord 29
Ik verwijs naar brieven die eerder over dit onderwerp naar uw Kamer zijn gestuurd.30 De naleving van de richtsnoeren is niet direct afdwingbaar. Het is aan de lidstaten
zelf om de regels na te leven. Wel komen periodiek in de Gedragscodegroep de richtsnoeren
aan de orde, waarbij stilgestaan wordt bij de laatste stand van zaken. Zoals al eerder
aangegeven, vindt het kabinet naleving van die aanbevelingen van de EU-Gedragscodegroep
van groot belang.
Uit openbare bronnen zou kunnen worden afgeleid dat een beperkt aantal Europese landen
inzichtelijk maakt hoeveel belasting is afgedragen. Het is mij echter niet bekend
of dat inderdaad het geval is en zo ja, op welke wijze dit gebeurt.
Vraag 30
Waarom zegt u in uw brief van 22 november 201831 dat al aan de Europese richtsnoeren32 voor goede belastingrulingpraktijken zou zijn voldaan door middel van de publicatie
van een notitie, exemplarische voorbeelden en een jaarverslag van het APA/ATR-team?
Is het niet zo dat de Europese richtsnoeren nou juist publicatie voorschrijven van
de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan een belastingruling, zodat
in elk geval de publicatie van een samenvatting van die feiten en omstandigheden,
al dan niet in de vorm van een bijgewerkte handleiding, een ondergrens is? Wat vindt
u ervan dat een Europese topambtenaar uw voornemen om geanonimiseerde samenvattingen
per belastingruling te gaan publiceren rechtstreeks toeschrijft aan de Europese richtsnoeren?33
Antwoord 30
Eén van de aanbevelingen van de overigens niet verplicht gestelde Europese richtsnoeren
heeft als doel om de transparantie over de inhoud van rulings te versterken. Dit kan
volgens de EU-Gedragscodegroep op twee manieren. De rulings met horizontale toepassing
kunnen gepubliceerd worden of, indien dit niet kan vanwege de geheimhoudingsplicht
van een belastingdienst, dan kunnen de algemene conclusies uit rulings worden gepubliceerd.
Nederland publiceert inhoudelijke standpunten die van toepassing kunnen zijn voor
meerdere belastingplichtigen in beleidsbesluiten. Op deze wijze worden algemene uitgangspunten
al gepubliceerd. Daarnaast is een beschrijving van de APA/ATR-praktijk met daarin
opgenomen exemplarische voorbeelden van APA’s en ATR’s aan uw Kamer gestuurd en publiceert
het APA/ATR-team van de Belastingdienst een jaarverslag.34 Daarmee werd al voldaan aan deze aanbeveling. Nu we overgaan tot geanonimiseerde
publicatie van samenvattingen van rulings met een internationaal karakter gaan we
zelfs een stap verder dan het minimale dat de Gedragscodegroep aanbeveelt.
Het is altijd genoeglijk om te vernemen dat er vanuit de EU positief wordt gereageerd
op het Nederlandse beleid. Wel is deze Europese ambtenaar iets te enthousiast in zijn
aanname dat de richtsnoeren van de Gedragscodegroep de enige aanleiding hiervoor waren.
Vraag 31
Kunt u bovenstaande vragen een voor een beantwoorden voor het algemeen overleg over
Belastingontwijking op donderdag 21 februari 2019?
Antwoord 31
Nee, met het oog op zorgvuldige en volledige beantwoording worden deze vragen binnen
de reguliere termijn van 3 weken beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.