Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller en Ronnes over het bericht dat sommige kleine Europese landen in trek zijn voor licenties van nieuwe betaaldiensten
Vragen van de leden Sneller (D66) en Ronnes (CDA) aan de Minister van Financiën over het bericht dat sommige kleine Europese landen in trek zijn voor licenties van nieuwe betaaldiensten (ingezonden 4 februari 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 26 februari 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Europese ministaatjes in trek zijn voor licenties van
nieuwe betaaldiensten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 4
Herinnert u zich de zorgen die al tijdens het rondetafelgesprek over de herziene richtlijn
betaaldiensten (15 november 2017) geuit werden over de capaciteit en kwaliteit van
toezichthouders in kleinere lidstaten? Is uw beeld dat dit in de tussentijd verbeterd
is?2
Bent u van mening dat het toezicht van sommige kleine lidstaten adequaat is ingericht?
Antwoord 2, 4
Het toezicht op betaaldienstverleners wordt met PSD II versterkt en geharmoniseerd.
Alle lidstaten moeten dezelfde richtlijnbepalingen van PSD II in nationale regelgeving
implementeren. PSD II regelt, met uitzondering van de lidstaatopties, maximumharmonisatie,
waardoor lidstaten deze bepalingen niet afwijkend mogen implementeren en dus geen
minder strengere eisen mogen stellen. Hierdoor is ook het toezicht in alle lidstaten
aan dezelfde eisen gebonden.
In Nederland is het toezicht op PSD II belegd bij De Nederlandsche Bank (DNB), de
Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de
Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Als één van deze toezichthouders signalen krijgt
dat het toezicht in andere EU-landen anders, of minder goed is, dan bespreekt de toezichthouder
in kwestie dat met die buitenlandse toezichthouders. In het geval van DNB geldt dat
zij de ontstane situatie kan bespreken met de European Banking Authority (EBA) als
zij er niet uitkomt met haar buitenlandse counterpart. De EBA heeft als taak de harmonisatie
van het toezicht op PSD II te bevorderen. De EBA kan vervolgens dit onderwerp in breder
verband bespreken en eventueel hierover guidance bieden aan de sector. Daarnaast kan
de toezichthouder van de lidstaat van ontvangst in noodsituaties voorzorgsmaatregelen
nemen. In geval van een meningsverschil tussen toezichthouders van verschillende lidstaten
over de grensoverschrijdende samenwerking kan DNB de EBA verzoeken om bijstand te
verlenen.
Vraag 3
Bent u bekend met het artikel «Malta and Cyprus face growing pressure over money-laundering»
en het rapport van de Europese Commissie over speciale burgerschap programma’s voor
investeerders?3 Wat vindt u van de conclusie van de Europese Commissie dat de paspoortprogramma’s
van Malta en Cyprus voor grote investeerders een risico vormen voor de gehele Europese
Unie, bijvoorbeeld op het gebied van witwassen?
Antwoord 3
Ik ben bekend met het genoemde artikel en het rapport van de Europese Commissie. Malta
en Cyprus zijn EU-lidstaten die gebonden zijn aan de Europese anti-witwasrichtlijn.
Deze landen zijn daarmee verplicht om de richtlijn te implementeren in nationale wetgeving
en adequaat toezicht te houden op de naleving hiervan. De Europese Commissie ziet
erop toe dat de implementatie op gepaste wijze plaatsvindt en spreekt lidstaten erop
aan indien dit niet gebeurt. De drie European Supervisory Authorities (ESA’s) hebben
een coördinerende rol bij het signaleren en mitigeren van grensoverschrijdende risico’s
op witwassen en terrorismefinanciering. Zij bevorderen de coördinatie van en samenwerking
tussen de nationale bevoegde autoriteiten uit de verschillende lidstaten. De vierde
anti-witwasrichtlijn bepaalt dat de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten
moeten samenwerken in het geval dat een instelling in meerdere lidstaten actief is,
om een effectieve naleving van anti-witwasregels en doeltreffend toezicht te waarborgen.
Ook werken toezichthouders samen om expertises te delen op bijvoorbeeld het gebied
van witwassen.
Het kabinet acht het van belang dat het Europese toezicht op dit terrein wordt versterkt.
Op dit moment is er een raadsakkoord bereikt op Europese voorstellen die de EBA een
prominentere rol geven in het anti-witwastoezicht en bij de samenwerking tussen prudentiële
toezichthouders en anti-witwastoezichthouders. Ook krijgt de EBA de bevoegdheid om
het toezicht in de lidstaten te beoordelen en de mogelijkheid om in ernstige gevallen
maatregelen op te leggen aan een financiële instelling indien de nationale toezichthouder,
ook na een verzoek van de EBA, niet optreedt.
De EU kent momenteel drie lidstaten (Bulgarije, Cyprus en Malta) met regelingen waarbij
investeerders de nationaliteit van dat land krijgen onder voorwaarden die minder streng
zijn dan bij gewone naturalisatieregelingen. In deze drie lidstaten bestaat er geen
verplichting om fysiek in het land te verblijven, noch om er andere echte banden mee
te hebben, voordat het burgerschap wordt verleend. De Commissie stelt in het rapport
dat deze regelingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor o.a. de veiligheid en de
kans op witwassen en belastingontduiking binnen de EU. Ik deel de zorg van de Commissie
en sta positief tegenover het initiatief van de Commissie om extra aandacht te besteden
aan de naleving van EU-recht bij de burgerschaps- en verblijfsregelingen. De Commissie
kondigt aan toezicht te houden op de bredere problemen rondom deze naleving en actie
te ondernemen indien nodig. Daarnaast zal de Commissie toezicht houden op de stappen
die de lidstaten ondernemen om kwesties op het vlak van transparantie en governance
bij het beheer van deze regelingen aan te pakken. In dit kader zal er een groep deskundigen
uit de lidstaten samengesteld worden om de transparantie, het beheer en de veiligheid
van deze regelingen te verbeteren. Deze acties dragen bij aan een betere naleving
van EU-recht bij de burgerschaps- en verblijfsregelingen en verkleinen naar verwachting
de risico’s op bijvoorbeeld witwassen.
Vraag 5, 6
Deelt u de mening dat toezicht op deze bedrijven in het kader van de herziene betaaldienstenrichtlijn
(PSD2) effectiever is wanneer dit op Europees niveau, bijvoorbeeld via ESMA, wordt
ingericht?
Welke stappen gaat u nemen om adequaat toezicht in de gehele Europese Unie te borgen?
Antwoord 5, 6
Zoals hierboven aangegeven wordt het toezicht op betaaldienstverleners door PSD II
versterkt en geharmoniseerd, met name op het punt van verbetering van de grensoverschrijdende
samenwerking tussen nationale toezichthouders. Daarbij heeft de EBA de taak om onder
andere harmonisatie van het toezicht op PSD II te bevorderen. Het kabinet is voorstander
van het bevorderen van toezichtsconvergentie tussen verschillende lidstaten en in
principe van verdere centralisatie van Europees toezicht op bepaalde terreinen, zoals
ook is aangegeven in het fiche bij de Europese voorstellen tot aanpassing van de Europese
Toezichthoudende Autoriteiten en het Europees Comité voor Systeemrisico’s (ESFS-review
package)4. Het kabinet hanteert hierbij een aantal criteria waaraan moet worden voldaan alvorens
het toezicht verder te willen centraliseren. Zo moet het gaan om activiteiten die
bij uitstek grensoverschrijdend cq. pan-Europees plaatsvinden. Ook moet er sprake
zijn van duidelijke eenduidige regels, zodat de beleidsinvulling bij de wetgever blijft
liggen. Dit voorkomt dat de toezichthouder de rol van zowel regelgever, als toezichthouder
op zich moet nemen. Indien het toezicht direct de bescherming van consumenten raakt
is het uitgangspunt dat toezicht beter nationaal uitgeoefend kan worden. Centralisatie
van toezicht op consumentenbescherming mag niet leiden tot een verslechtering van
de huidige bescherming door toezicht op nationaal niveau. Tot slot moet worden meegenomen
wat de impact is op de organisatie van de ESA, indien toezicht verder wordt gecentraliseerd.
Het kabinet is daarom voorstander van een geleidelijke overgang van toezichttaken
van nationale toezichthouders. Om dit te waarborgen zou bij verdere Europese centralisatie
van toezicht ook moeten worden gekeken naar het aantal marktpartijen dat onder centraal
toezicht zou gaan vallen en het aantal medewerkers dat benodigd is om toezicht op
deze partijen te houden. Tot slot zal er bij de uitwerking van het directe toezicht
aandacht moeten zijn voor praktische aspecten als de toekenning van onderzoeks- en
sanctiebevoegdheden aan de ESA’s, de rechtsbescherming daarbij en de verhouding met
andere rechtsgebieden, zoals het strafrecht, dat nationaal ook een rol kan spelen
op sommige terreinen. Gelet op deze uitgangspunten en het feit dat in PSD II ervoor
is gekozen het toezicht te laten bij de nationale toezichthoudende instanties, ligt
het vooralsnog niet voor de hand om het toezicht op betaaldiensten op Europees niveau
in te richten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.