Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren
Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 februari 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt in het in artikel 2 van de Wet op het kindgebonden
budget in te voegen achtste lid «€ 16.500,–» telkens vervangen door «€ 16.750,–».
B
In artikel I, onderdeel B, onder 2, komt het in artikel 3 van de Wet op het kindgebonden
budget in te voegen vijfde lid als volgt te luiden:
5. In afwijking van artikel 3, eerste lid, worden de bedragen, genoemd in artikel 2,
tweede, vierde tot en met zesde, en achtste lid, met ingang van 1 januari 2020 niet
gewijzigd.
Toelichting
In de beleidsdoorlichting artikel 10 tegemoetkoming ouders (Kamerstukken II, 2018/19,
30 982, nr. 46) is ingezoomd op het niet-gebruik van het kindgebonden budget. In vervolg op deze
analyses is komen vast te staan dat bij hervatting van het kindgebonden budget na
een eerdere stopzetting, sprake is geweest van een onvolkomenheid in de implementatie
van de wetstoepassing in die gevallen dat een combinatie met andere toeslagen bestaat.
Als gevolg daarvan wordt het kindgebonden budget na een stopzetting niet automatisch
hervat wanneer de rechthebbende weer aan de voorwaarden voldoet voor automatische
toekenning. Deze onvolkomenheid leidt ertoe dat ouders niet automatisch recht krijgen
op kindgebonden budget, terwijl dat wel beoogd is. In 2019 past de Belastingdienst/Toeslagen
het proces aan zodat deze mensen wel automatisch recht krijgen op kindgebonden budget.
Deze aanpassing leidt naar verwachting tot een verdere afname van het niet-gebruik.
Meer ouders, zowel alleenstaande ouders als ouderparen, krijgen waar ze recht op hebben.
Hiermee wordt een deel van het niet-gebruik opgelost. Naar verwachting zullen circa
70.000 gezinnen extra recht krijgen op kindgebonden budget. Als gevolg van de afname
van het niet-gebruik komen de structurele uitgaven aan kindgebonden budget naar verwachting
€ 50 miljoen hoger uit dan in de SZW-begroting was voorzien.
Teneinde deze budgettaire gevolgen van dekking te voorzien, wordt in 2020 geen indexering
van het kindgebonden budget toegepast. Dit levert structureel circa € 60 miljoen besparing
op de uitgaven kindgebonden budget op. Dit biedt ruimte om, naast de dekking van het
grotere gebruik van het kindgebonden budget, ook het punt waarop de inkomensafhankelijke
afbouw van het kindgebonden budget voor paren begint extra te verhogen met € 250,–
(intensivering van circa € 10 miljoen). Hiermee komt de verhoging van de inkomensgrens
per 1 januari 2020 in totaal uit op € 16.750,–.
Door de verdere verhoging van de inkomensgrens met € 250, krijgen circa 321.000 ouderparen
met reeds recht op kindgebonden budget elk gemiddeld circa € 15 extra verhoging van
kindgebonden budget per jaar. Oorspronkelijk zouden daarnaast circa 290.000 paren
met de wijziging opnieuw of voor het eerst gemiddeld circa € 600 kindgebonden budget
per jaar krijgen. Dit worden door de verdere verhoging van de inkomensgrens 294.000
ouderparen met gemiddeld circa € 610 kindgebonden budget per jaar.
De inkomensgevolgen van het niet-indexeren van het kindgebonden budget en het extra
verhogen van de afbouwgrens voor paren zien er, ten opzichte van het oorspronkelijke
wetsvoorstel, als volgt uit:
Tabel statische inkomenseffecten 2020 voor huishoudens met kinderen tot 18 jaar
Mediaan wetsvoorstel
Mediaan wetsvoorstel + nota van wijziging
Inkomensniveau1
Minimum
0,0%
– 0,4%
Minimum – modaal
0,0%
– 0,3%
1x – 1,5x modaal
2,3%
2,2%
1,5x – 2x modaal
0,9%
0,9%
>2x modaal
0,0%
0,0%
Huishoudtype
Tweeverdieners met kinderen
0,0%
0,0%
Alleenstaande ouder
0,0%
– 0,3%
Alleenverdieners met kinderen
0,9%
0,8%
Kinderen
1 kind
0,0%
0,0%
2 kinderen
0,0%
0,0%
3 en meer kinderen
0,0%
0,0%
Alle huishoudens met kinderen
0,0%
0,0%
X Noot
1
Categorie «minimum» op basis van het netto inkomen, de overige categorieën op basis
van het bruto inkomen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.