Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 13 februari 2019, over consulaire dienstverlening
35 000 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2019
Nr. 61
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 8 maart 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 13 februari 2019 overleg gevoerd
met de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 december 2018 inzake de Staat
van het Consulaire – 2018 (Kamerstuk
35 000 V, nr. 51
);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 februari 2019 inzake beantwoording
vragen commissie over de Staat van het Consulaire – 2018 (Kamerstuk
35 000 V, nr. 58);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 31 januari 2019 inzake 24/7 Loket
Buitenland (Kamerstuk
32 734, nr. 35);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 oktober 2018 inzake verzoek
PrisonLaw om beëindiging subsidierelatie (Kamerstuk
30 010, nr. 40);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 november 2018 inzake antwoorden
op vragen commissie inzake verzoek PrisonLaw om beëindiging subsidierelatie (Kamerstuk
30 010, nr. 41);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 3 september 2018 inzake opzet
en vraagstelling van de beleidsdoorlichting BZ-begrotingsartikel 4: Consulaire dienstverlening
en uitdragen Nederlandse waarden (Kamerstuk
31 271, nr. 30);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 oktober 2018 inzake antwoorden
op vragen commissie over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting BZ begrotingsartikel
4: Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden (Kamerstuk
31 271, nr. 31);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 januari 2019 inzake uitvoering
van de motie van de leden Sjoerdsma en Koopmans over kosten voor paspoortaanvragen
voor Nederlanders in het buitenland (Kamerstuk
25 764, nr. 114).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Voorzitter: Voordewind
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Haga, Van Helvert, Van Ojik, De
Roon en Voordewind,
en de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.31 uur.
De voorzitter:
Hartelijk welkom allemaal bij dit algemeen overleg over de consulaire dienstverlening
van Nederland. Het belangrijkste stuk is de Staat van het Consulaire 2018. Ik heet
de Minister en zijn ondersteuning van harte welkom en ook de Kamerleden. We hebben
een debat tot 18.00 uur. Dat staat op mijn briefje, maar als u tot 17.30 uur de tijd
wilt nemen, staat u dat natuurlijk vrij. Ik stel voor om een spreektijd van vijf minuten
te hanteren en twee interrupties in de eerste termijn. Daarvoor geef ik als eerste
het woord aan de heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Nederland streeft ernaar om koploper te worden in consulaire
dienstverlening. Dat is de ambitie die het kabinet voor zichzelf heeft neergelegd
in het regeerakkoord. Die ambitie staat daar niet zomaar. Die staat daar natuurlijk,
omdat er 1 miljoen Nederlanders in het buitenland zijn. Als je daar van een afstandje
naar kijkt, is dat feitelijk de grootste gemeente die Nederland rijk is. Maar het
is wel een gemeente die het over algemeen met een wat gebrekkige infrastructuur moet
doen als je die vergelijkt met andere gemeentes.
Daarom is het ook zo goed dat dit kabinet de «uit het oog, uit het hart»-mentaliteit
van eerdere kabinetten overboord heeft gegooid en heeft gezegd: ook deze Nederlanders
verdienen mogelijkheden om makkelijk te stemmen, om onderwijs in het buitenland te
genieten en om dienstverlening van ons te ontvangen. Dat is ook logisch. Want als
je kijkt naar wat Nederlanders van de overheid verwachten – dat blijkt ook uit het
onderzoek dat is uitgezet door de Minister – zie je dat zij allereerst verwachten
dat de dienstverlening vanuit het ministerie op orde is. Als die dienstverlening en
bijstand op orde zijn, dan is er ook meer begrip en enthousiasme voor al die andere
taken die het Ministerie van Buitenlandse zaken heeft op het gebied van mensenrechten,
wapenbeheersing en andere belangrijke zaken. Allereerst moet de basis op orde zijn,
namelijk dat we een goede dienstverlening hebben.
Voorzitter. Daar zijn mooie stappen gezet: 24/7 one-stop-shop is opgericht, bij de
Europese verkiezingen kan straks fysiek worden gestemd op ambassades en de dienstverlening
is verbeterd. Ik zou dit algemeen overleg vooral willen gebruiken om de Minister aan
te jagen om nog wat extra stappen te zetten voor de dienstverlening aan Nederlanders
en uiteraard ook voor de dienstverlening aan mensen die naar Nederland toe willen
komen. Om met dat laatste te beginnen: D66 zou heel graag zien dat we betere, snellere
en slimmere visumdienstverlening gaan leveren zonder uiteraard afbreuk te doen aan
de zorgvuldigheid. Ik zeg dat, omdat die visumdienstverlening inkomsten oplevert voor
onze economie, banen voor de mensen. Ik zeg dat ook omdat ik zie dat het aantal visumaanvragen
ieder jaar toeneemt met maar liefst 10%. Dan zijn ongeveer 620.000 visa. Dat levert
de Nederlandse economie honderden miljoenen euro's aan meerwaarde op. Dat betekent
ook dat de drukte toeneemt op de toch al beperkte capaciteit van het ministerie en
dat leidt weer tot onnodige vertraging.
Daar wilde ik vandaag kort bij stilstaan. Wat kunnen we doen om de visumprocedure
zo snel mogelijk te maken om te voorkomen dat bedrijven of vertegenwoordigers van
bedrijven niet naar Nederland maar bijvoorbeeld naar Duitsland gaan? Daarom wil ik
deze Minister een aantal dingen voorleggen. Ik denk dat het een businesscase is om
te investeren in die visumdienstverlening, omdat de baten die daar vervolgens vanuit
terugkomen, ons meer zullen opleveren.
Mijn eerste voorstel zou zijn om de verhoging van de prijs van de Schengenvisatarieven
die er op Europees niveau aan zit te komen, in de verbetering van de consulaire dienstverlening
te steken. Als dat nog sneller kan dan waartoe besloten, dus als we dat naar voren
kunnen halen, zou ik daar een groot voorstander van zijn, ook om ervoor te zorgen
dat wij a de visadienstverlening sneller afhandelen en wij b ons beter kunnen richten
op prioriteitmarkten. Ik denk bijvoorbeeld aan groeimarkten in Azië, waar het bedrijfsleven
nadrukkelijk om vraagt. En c om meer maatwerk te kunnen leveren voor bijvoorbeeld
– ik noem even twee specifieke categorieën – start-ups en groene bedrijven. Dat kan
gunstig zijn voor de Nederlandse economie. Het is een beperkte investering die voort
gaat komen uit de verhoging van de prijsbijstelling die Europees geregeld gaat worden.
Ik zie hier echt een win-win-winscenario. Als we dat eerder doen, betekent dat ook
dat onze concurrentiepositie die er natuurlijk feitelijk niet is op het gebied van
visa, maar die er stiekem toch is als je kijkt naar de dienstverlening, beter wordt
ten opzichte van andere Europese landen.
Dan de dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland. Ik zou een paar vragen
daarover willen stellen. Ik zie dat ik nog één minuut heb, dus met het oog op de tijd
ga ik daar staccato langs. Allereerst: kan bij de review van het postennet deze zomer
onderzocht worden of consulaire desks versterkt dan wel geopend zouden moeten worden
op de nieuw geopende ambassades dan wel kantoren? Twee. Wordt dan ook meegenomen of
ambassadekantoren opgewaardeerd kunnen worden tot ambassades? Drie. Welke producten
kunnen Nederlanders in het buitenland aan het aan eind van dit jaar aanvragen via
de 24/7 one-stop-shops? Waar gaat het concreet om? Vier. Is het mogelijk om de reisadviezen
sneller op te waarderen? Ik vraag dat omdat een groot aantal Nederlanders in geval
van calamiteiten of veiligheidsproblemen erachter komen dat de reisadviezen net wat
te laat worden opgewaardeerd. Ik noem twee voorbeelden. Het ene voorbeeld is een orkaan
die al voorbij was voordat die op het reisadvies werd aangekondigd, maar die wel over
een gebied trok. Zo'n orkaan komt dus heel snel, dus dan moet het reisadvies snel
worden aangepast. Het andere voorbeeld is een lokale demonstratie. Ik noem een demonstratie
in Malawi waar ook voor gewaarschuwd moest worden, maar die toch weer net te laat
op dat reisadvies verscheen. Ik zou de Minister willen vragen om goed te kijken naar
dat proces. Helemaal tot slot wil ik vragen wanneer de Kamer het subsidiekader juridische
bijstand mag verwachten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de VVD: de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn veel Nederlanders in het buitenland. Ze wonen, studeren,
werken, reizen of genieten heerlijk van hun pensioen. Vandaag spreken we over de mogelijkheden
om te kijken wat wij nog beter kunnen doen voor de Nederlanders in het buitenland.
Het is goed dat de regering inzet op verdere verbetering van de consulaire ondersteuning,
zoals ook overigens is afgesproken in het regeerakkoord. Maar de tevredenheidscijfers
kunnen nog beter. Hoe gaat onze gewaardeerde Minister hiervoor zorgen? Overigens nog
dank voor de Staat van het Consulaire. Die is een bijzonder nuttig en informatief
naslagwerk. Het is goed dat die vanaf nu ieder jaar zal worden geproduceerd.
Het is ook goed dat er een 24/7 loket wordt opgezet waar alle Nederlanders terecht
kunnen komen voor dienstverlening van de overheid. De VVD vraagt zich wel af wanneer
de onderdelen van dit loket precies in werking treden. Ik weet dat dit ook al is gevraagd
in de feitelijke vragen, waarop vandaag de antwoorden zijn binnengekomen – het betreft
vraag 9 – maar ik kon het uit het antwoord niet helemaal opmaken. Ook zou ik graag
willen weten wanneer de chatfunctie beschikbaar is en of deze chatfunctie dan ook
beschikbaar is voor problemen bij bijvoorbeeld huwelijksdwang en achterlating.
Daarnaast vraagt de VVD hoe we slimmer om kunnen gaan met gebieden waar dienstverlening
lastig te bereiken is. Er zijn talloze voorbeelden van mensen die met hun gezin lang
moeten reizen en dus veel geld moeten uitgeven om bijvoorbeeld alleen een paspoort
te verlengen. Hoe moeten bijvoorbeeld gepensioneerden die slecht ter been zijn en
moeilijk kunnen reizen van deze dienstverlening gebruikmaken? Het is van belang dat
we er zijn voor die Nederlanders. Nu we weer kunnen investeren in Buitenlandse Zaken,
moeten we op dit gebied meer maatwerk gaan leveren.
Vandaag ontvingen we zoals gezegd de antwoorden op de feitelijke vragen over een aantal
zaken waarover ik de Minister vandaag had willen bevragen. Dank voor de antwoorden.
Die leiden er meteen toe dat ik een stuk minder vragen te stellen heb. We lezen in
de antwoorden dat het goed gaat met de externe dienstverleners en met de vliegende
brigades. Die worden in de loop van 2019 actief. Dat is uiteraard goed nieuws, zeker
in combinatie met de mobiele vingerafdrukopnameapparatuur.
Wat de VVD betreft moet de visumdienstverlening op zeer korte termijn worden verbeterd.
Dat is niet alleen goed voor de Nederlanders in het buitenland, maar levert ook banen
en investeringen op. Laten we niet vergeten dat onze buitenlandse handel enorm gebaat
is bij een goede visumdienstverlening. Ook zou ik willen weten welke consulaire hulp
Nederlanders precies kunnen krijgen bij posten van andere EU-landen of in regio's
waar Nederland geen ambassade of consulaat heeft. Op welke manier weet je dan bij
welke post van welk land je het beste kunt aankloppen?
Dan over de Reisapp van BuZa. Ik kan uit eigen ervaring spreken dat de Reisapp van
Buitenlandse Zaken heel handig is, vooral wanneer je op een plek bent met bereik.
Maar als je geen bereikt hebt, treedt de app in offlinemodus en heb je er helemaal
niets meer aan. Ik zou graag van de Minister willen weten of het technisch haalbaar
is dat de app om de paar dagen bijvoorbeeld actuele informatie in de offlinemodus
opslaat, zodat je toch weet waar je aan toe bent wanneer je boven op een berg staat
zonder bereik.
Wat de VVD betreft is aandacht voor gedwongen huwelijken en achterlating van groot
belang. Ik zou graag van de Minister willen weten hoe het staat met het kennisniveau
op de posten over huwelijksdwang en achterlating, in het bijzonder op de posten in
de risicolanden. Weten de medewerkers de juiste organisaties, zoals het Landelijk
Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating, meteen te vinden? Hoe weten de meisjes dat
er hulp beschikbaar is? Hangen er bijvoorbeeld posters of liggen er folders of dat
soort dingen op de posten en dan met name in de risicolanden?
Voorzitter. Alle Nederlanders in het buitenland zijn onze informele ambassadeurs.
Het is dus van belang dat we voor hen klaarstaan en op snelle en veilige wijze hulp
kunnen bieden. Laat ik dus afsluiten met een woord van dank aan alle consulaire medewerkers
voor hun belangrijke werk voor de vele Nederlanders in het buitenland, zowel op het
gebied van consulaire dienstverlening als voor de veiligheid van Nederlanders in het
buitenland. Last but not least dank ik ze natuurlijk voor de consulaire steun aan
onze bedrijven in het buitenland.
Ik dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan gaan we over naar de heer De Roon namens de PVV.
De heer De Roon (PVV):
Dank, voorzitter. De ambitie is dus kennelijk om wereldwijd koploper te zijn als het
gaat om consulaire dienstverlening. Daar kan ik geen bezwaar tegen hebben, maar bij
mij komt dan toch wel de relativerende vraag op hoe het eigenlijk zit met de ambities
van het kabinet als het gaat om het zijn van dienstverlener aan de burgers in Nederland.
Willen we daar dan ook wereldwijd koploper in zijn? Dit is een retorische vraag, want
ik snap wel dat die vraag hier niet beantwoord kan worden en dat de Minister daar
in ieder geval niet in detail op in kan gaan. Maar ik vraag mij toch wel af welk cijfer
de burgers eigenlijk zouden geven voor de dienstverlening van de overheid aan de mensen
in Nederland.
Het cijfer voor de consulaire dienstverlening weten we wel dankzij de stukken die
we hebben gekregen. Dat is namelijk een 5,6. Dat is het rapportcijfer dat de Nederlanders
in het buitenland geven voor die dienstverlening. Het is net een voldoende. Je zou
kunnen zeggen: een graatmagere voldoende. Ik begon er al mee dat ik het op zich prima
vind dat de regering de ambitie toont om dit te verbeteren. Knelpunten moeten natuurlijk
weggewerkt worden en gebruiksvriendelijkheid moet toenemen.
Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlanders in het buitenland vooral een snellere
dienstverlening willen. Er is blijkbaar veel ergernis over het trage tempo waarin
producten en diensten nu worden afgeleverd. Ik vraag mij nu toch af of de Minister
al iets kan zeggen over de vooruitgang. Wordt er al vooruitgang geboekt op het punt
van met name de snelheid? De PVV heeft in een vorige sessie – wanneer was dat; ik
geloof vorig jaar oktober – gewezen op het probleem dat Nederlanders, als zij in het
buitenland verblijven, hun Nederlandse rijbewijs niet kunnen laten vernieuwen. Daarvoor
moeten ze terugkomen naar Nederland. Dat is natuurlijk een enorme hindernis. Eigenlijk
is het een soort hindernisbaan als je in die situatie verkeert, want ook de aanvraagformulieren
voor een rijbewijs worden kennelijk niet naar het buitenland verstuurd, zo begrijpen
wij van de RDW. De Minister heeft in oktober vorig jaar gezegd dat eraan gewerkt wordt
om die situatie te verbeteren of in ieder geval om te onderzoeken of en hoe dat verbeterd
kan worden. Mijn vraag is concreet of de Minister hier al iets meer over kan zeggen.
Wordt er al vooruitgang geboekt als het gaat om de Nederlandse rijbewijzen voor de
Nederlanders in het buitenland? Als die verlopen, hoe gaan we dan oplossen dat die
gemakkelijk en praktisch verlengd of vernieuwd kunnen worden?
Verder lees ik in de brief van de Minister dat er praktische problemen zijn met het
gebruik van DigiD. Wat die problemen zijn, blijft voor mij in ieder geval onduidelijk.
Het blijft vooral onduidelijk hoe die praktische problemen uit de weg worden geholpen.
Daarover lees ik niets terug in de brief van de Minister. Misschien kan daar hier
nog even iets meer duidelijkheid over worden gegeven. Dat is in ieder geval mijn vraag.
Dan kom ik bij het onderwerp gedetineerdenbegeleiding. Mijn fractie ziet zeker de
meerwaarde van gedetineerdenbegeleiding in het buitenland. Een zaak als die van Romano
van der Dussen laat maar weer eens zien dat dat toch wel een goede zaak kan zijn.
Het is jammer dat PrisonLAW zegt: wij willen dat niet meer doen. Over de redenen hoeven
we het nu niet te hebben. Waar ik het wel over wil hebben, is dat die taken naar het
schijnt worden overgenomen door Dutch Advocates. Mijn vraag daarover is of dat per
1 juli naadloos overgaat op Dutch Advocates. Kunnen die dat op dat moment allemaal
oppakken? Wat doet het ministerie om de overdracht van eventueel lopende juridische
dossiers vlekkeloos te laten verlopen op dit punt?
Dan kom ik bij mijn laatste punt. Dat is de website van BuZa. Ik heb gemerkt – misschien
was dat al langer zo, maar voor mij was het nieuw – dat je daar ook kunt aangeven
waar je naartoe gaat, als je op reis gaat naar het buitenland. Je kunt dus aan BuZa
kenbaar maken waar je naartoe gaat, wanneer je daarnaartoe gaat en waar je dan verblijft,
zodat je goed bereikbaar bent als er wat aan de hand is. Mijn vraag is of de Minister
kan vertellen hoe vaak daar gebruik van wordt gemaakt. Misschien kan er ook nog een
onderscheid gemaakt worden tussen de mensen die echt voor langere tijd in het buitenland
wonen en de mensen die daar voor een korter bezoek naartoe gaan. Maken die daar ook
gebruik van? Zo ja, in welke mate? Misschien kan daar iets over gezegd worden.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan gaan we naar het CDA, meneer Van Helvert.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er wonen 1 miljoen Nederlanders in het buitenland. Drie kwart
daarvan voelt zich redelijk tot sterk verbonden met Nederland. Voor de dienstverlening
geven zij het rapportcijfer 5,6. Dat is inderdaad net een voldoende, zoals je zegt.
Dat wordt op de eindexamenlijst afgerond naar een 6, maar dat is wel een heel gevaarlijk
punt. Daarom waardeert het CDA de extra inzet van het kabinet. Er wordt echt ingezet
op verbetering en dat is terecht. Stap voor stap zal het aantal producten en de mate
van de dienstverlening via het loket worden uitgebreid. Het CDA waardeert de inspanningen.
Afspraken over samenwerking en besluitvorming moeten nog worden ingevuld in de stuurgroep
die daartoe is opgezet. Welke rol ziet de Minister daarin voor het ministerie?
Over de verstrekking van reisdocumenten hebben mijn collega's al heel veel gezegd.
Complimenten voor de extra inzet. Ik sluit me aan bij de vragen die daarover gesteld
zijn.
Ook vind ik het terecht om een compliment te geven aan de Minister voor het niet-verhogen
van de prijs voor het aanvragen van paspoorten voor Nederlanders in het buitenland.
Die prijs wordt nu dus niet verhoogd. Uiteraard is het ook goed dat er vooruitgang
wordt geboekt bij het faciliteren van het stemmen in het buitenland. Kan de Minister
eventueel de laatste stand van zaken aangeven? Hoe staat het daarmee?
Over de gedetineerdenbegeleiding wilde ik wel nog spreken. Dan gaat het mij vooral
om de gedetineerden die in voorarrest zitten en de gedetineerden die minderjarig zijn.
Dat vind ik twee speciale zaken. Zolang je in voorarrest zit, ben je niet schuldig.
Zeker bij minderjarigen vind ik dat we op moeten passen. Het CDA betreurt dat de samenwerking
tussen PrisonLAW en het ministerie zodanige schade heeft opgelopen dat die beëindigd
wordt. Wij denken dat de inzet van PrisonLAW en de betrokkenen zeer belangrijk is
geweest in de zaak van Romano van der Dussen. Deze meneer zat twaalf jaar lang onterecht
vast in Spanje. Ook nu zijn er mensen die ergens ter wereld vastzitten of in voorarrest
zitten en nog steun krijgen van PrisonLAW. Het netwerk van PrisonLAW is zeer goed.
Daarom maken wij ons net als de PVV zorgen over de overname. Hoe gaat dat nou precies
lopen? Want het netwerk en de kennis van de lopende zaken liggen in het geheel bij
PrisonLAW. Ik heb daar vragen over gesteld. De Minister gaf aan zich niet te herkennen
in de geschetste situatie. PrisonLAW zegt namelijk zich belemmerd te voelen bij het
onafhankelijke opereren of onder druk gezet te zijn. De Minister onderbouwt in zijn
beantwoording niet waarom hij dat vindt. Desgevraagd komt er geen enkel voorbeeld
van waar PrisonLAW feitelijke onjuistheden zou hebben geuit in de pers. Ook komt er
geen antwoord op de vragen over de communicatie vanuit het ministerie richting PrisonLAW.
Er is ook geen antwoord op de vraag of er bereidheid is om met het bestuur van PrisonLAW
een bemiddelaar aan te stellen om te zien of de relatie wellicht nog hersteld kan
worden. Mijn vraag zou dan zijn waarom we dat niet zouden willen. Kan de Minister
wellicht al lessen trekken uit deze situatie? Is er de bereidheid tot een evaluatiegesprek?
Hoe staat de Minister daar tegenover?
Dan kom ik precies op de situatie rondom de minderjarige Nederlander die in Spanje
in voorarrest zit, Charly T. Hij is 17 jaar oud en zit al meer dan zes maanden in
voorlopige hechtenis zonder dat er echt een proces op gang komt. Dat vindt het CDA
zeer zorgelijk. Nogmaals, het is én voorarrest én een minderjarige Nederlander. Hij
zit sinds augustus in het detentiecentrum in het achterland bij Alicante, vrijwel
geïsoleerd. Hij geeft zelf aan dat je daar uiteindelijk gek wordt: je blijft maar
denken en denken, want je hebt niets te doen. Nogmaals, het gaat er hier niet om of
iemand schuldig is of niet. Daar gaat de Spaanse rechter over. Waar ik mij als volksvertegenwoordiger
zorgen om maak, is het feit dat daar al meer dan een halfjaar geen rechter aan te
pas is gekomen. Wij kennen in die zin ook het EU-kaderbesluit 829. Op basis daarvan
zou Charly zijn proces in Nederland kunnen afwachten. Buitenlandse Zaken heeft een
gereedschapskist ter beschikking die vrij netjes in de Staat van het Consulaire staat
beschreven. In hoeverre heeft Buitenlandse Zaken die gereedschapskist helemaal uitgenut?
We kunnen iets aanhangig maken. We kunnen diplomatieke druk zetten. We kunnen uiteindelijk
zelfs politieke druk zetten. Ik heb begrepen dat het een en ander aanhangig is gemaakt.
En is er ook al politieke druk gezet en, zo ja, wat is die politieke druk dan geweest?
De Spaanse ambassadeur in Nederland probeerde gisteren in De Telegraaf de zaak en
de zorgen te sussen. Dat is wat het CDA betreft niet gelukt. Ik moet langzaam afronden.
Ze zegt dat het allemaal niet zo erg is en dat verlenging niet in het nadeel hoeft
te zijn van een verdachte. Dat vind ik een onjuiste constatering. Het is zeer ongebruikelijk
dat minderjarigen zo lang in voorarrest zitten. Juist daarom zou ik willen vragen
of het Ministerie van Buitenlandse Zaken daar werk van wil maken.
Tot zover in eerste instantie.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan sluiten we de rij met de heer Van Ojik van GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Misschien mag ik dan nog met één vraag aansluiten op alle vragen die de
heer Van Helvert stelde over de situatie van die zeventienjarige Nederlandse burger
in Spanje. Want er staat in de Staat van het Consulaire – en dat wringt waarschijnlijk
zo nu en dan een beetje – dat we al ons consulaire werk natuurlijk altijd doen met
inachtneming van de nationale wetgeving van de landen waarin we het werk doen. Ik
zou me dus kunnen voorstellen, maar de Minister kan daar misschien in aanvulling op
de vragen van collega Van Helvert nog wat over zeggen, dat dat in zo'n geval van Spanje
ook best wel ingewikkeld is. Want we willen ons natuurlijk niet bemoeien met nationale
wetgeving, maar we zien tegelijkertijd een Nederlandse burger van 17 jaar in zeer
kommervolle omstandigheden, als ik het zo mag zeggen. Dus ik ben benieuwd wat dat
uitgangspunt, zoals het geformuleerd staat in de Staat van het Consulaire, nou in
de praktijk in zo'n geval betekent.
De heer Van Helvert (CDA):
Ik vind het fijn dat de heer Van Ojik dat zegt. Daarom zou ik ook de vraag willen
stellen: vindt hij het dan ook een goed idee als de Minister erop in zal gaan hoe
zich dat verhoudt tot dat kaderbesluit? Want juist om die zorgen hebben wij volgens
mij een verdrag binnen Europa om te kunnen zeggen: dan halen we hem voorlopig naar
Nederland. Vindt u het een goed idee als de Minister daar ook op ingaat, meneer Van
Ojik?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat vind ik een uitstekend idee. Als alle interrupties zo makkelijk waren, dan zou
het saai worden, waarschijnlijk. Ik zei niet voor niets «in aanvulling op de vragen».
Ik vermoed dus dat het een breder dilemma is wat hier de Nederlandse regering parten
speelt. Maar ik ben heel benieuwd om van de Minister te horen of dat zo is.
Voorzitter. Collega's hebben al iets gezegd over het cijfer, 5,6. Het is overigens
natuurlijk wel goed dat de Nederlandse regering zich zo publiekelijk en transparant
laat beoordelen op het werk dat ze doet. Ik was zelf op de middelbare school met een
5,6 altijd wel min of meer tevreden. Dan probeerde ik het natuurlijk afgerond krijgen
tot een 6, maar verder was niemand tevreden. Mijn ouders waren niet tevreden, de leraren
waren niet tevreden; ik was zelf de enige die tevreden was. Ik geloof dat zelfs dat
in dit geval niet geldt. De Minister is ontevreden, denk ik. Hij spreekt over «een
magere 5,6» in de tekst, als ik het me goed herinner. Collega's hebben er al op gewezen
wat er allemaal gaat gebeuren om dat cijfer volgend jaar omhoog te krijgen. Ik zou
hem willen vragen, is er een maatstaf of zo? Doen andere landen dit ook, bijvoorbeeld?
Vragen die ook aan de burgers wat ze vinden van de consulaire dienstverlening? En
wat voor cijfers krijgen die dan? Weten we dat überhaupt?
Voorzitter. Het viel me op dat in de tekst van de Staat van het Consulaire vrij systematisch
wordt gesproken over de Nederlandse burger als een klant. Ik wil niet over woorden
gaan zitten zeuren, maar ik vind dat niet in alle opzichten zo gelukkig. Want een
klant zou, als die maar matig tevreden was over de verleende diensten, naar een ándere
aanbieder gaan. Dat kán niet. Dus de Nederlandse burger staat niet in verhouding tot
de overheid als een klant, maar als een burger, die bij zijn éigen overheid bepaalde
diensten móet inkopen, namelijk een visum of een paspoort. Dat kan hij nergens anders.
Dus ik zou de Minister willen vragen of hij dat woord «klant» bij nader inzien, met
het oog op een toekomstige Staat van het Consulaire, misschien beter door «burger»
zou kunnen vervangen, want dat zijn we allemaal in relatie tot de overheid.
Dat raakt ook aan de externe dienstverlening. Daar wordt mee geëxperimenteerd. We
hebben daar in het verleden eerder over gesproken. Daar worden ook best nog wel kritische
opmerkingen over gemaakt in het onderzoek. Over de kennis bijvoorbeeld, die aanwezig
is bij de externe dienstverlener; over het risico dat de externe dienstverlener tussen
het rechtstreeks contact tussen burger en overheid in gaat staan. Ik ben benieuwd
daar wat meer over te horen van de Minister.
Voorzitter. Ik wilde eigenlijk twee punten aan de orde stellen die nog niet aan de
orde zijn geweest. Het eerste heeft te maken met een discussie die we al heel vaak
hebben gevoerd, namelijk de discussie over de Nederlandse kinderen die uit het kalifaat
in Koerdische kampen terecht zijn gekomen. Het leek er vorige vrijdag – niet afgelopen
vrijdag – op dat er een beleidswijziging plaatsvond. Daarom stel ik dat nu toch weer
aan de orde. De Minister van Veiligheid en Justitie zei dat we samen met de Koerden
aan het kijken zijn of we die kinderen naar veilig gebied kunnen brengen. Hij zei
dat we daar al geruime tijd over in overleg zijn en dat er aan de Koerden ook arrestatiebevelen
zijn overhandigd op gezag van de rechter. Die heeft dat uitgesproken na bemoeienis
van het Openbaar Ministerie. Wij hebben hier vaak over gediscussieerd. De Minister
heeft ons vaak uitgelegd waarom dit niet kan. Is er nou sprake van een beleidswijziging
of is alles bij het oude gebleven?
Ten slotte vraag ik aandacht voor een punt dat nog niet aan de orde is geweest. Dat
gaat over de vraag of consulaire dienstverlening zich ook zou moeten uitstrekken tot
mensen die uit Nederland zijn uitgezet na afloop van hun asielprocedure. Die vraag
hebben we ook schriftelijk gesteld. We kennen daar voorbeelden van. Het komt nogal
eens voor dat uitgezette asielzoekers – zo noem ik ze dan toch nog maar even – bij
terugkomst slachtoffer worden van ondervraging, arrestatie en soms ook opsluiting
of mishandeling. Nederland voelt zich dan eigenlijk niet meer verantwoordelijk en
zegt: die mensen zijn uitgeprocedeerd; we hebben ze uitgestuurd naar een land dat
wij als een veilig land beschouwen en dus beschouwen we ons als niet meer verantwoordelijk.
Maar Nederland is natuurlijk wel degelijk gehouden aan bepaalde internationale uitgangspunten,
zoals non-refoulement. Je mag iemand niet uitzetten naar een land waar hij niet veilig
is. Ik zou de Minister willen vragen om daar toch nog eens naar te kijken. Zijn antwoord
is helder, maar wel betwistbaar naar mijn bescheiden mening. Ik denk dat er voorbeelden
zijn waarin echt een goede casus te maken is voor bijvoorbeeld de betrokkenheid van
de Nederlandse ambassade ter plekke na terugkeer van de uit Nederland uitgezette asielaanvrager.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. De Minister heeft aangegeven tien minuten nodig te hebben voor de beantwoording,
dus ik schors de vergadering tot...
Minister Blok:
Hebt u geen vragen?
De voorzitter:
Nee, ik heb geen vragen. Dat is alweer een meevaller. Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 15.59 uur tot 16.10 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister is zover, dus dan gaan wij luisteren naar de eerste termijn van de Minister.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Zoals de heren Sjoerdsma en Van Haga aangaven, hebben we in
het regeerakkoord afgesproken om een kwaliteitsslag te maken met de consulaire dienstverlening.
Het gaat inderdaad om heel grote aantallen Nederlanders die een belangrijke rol spelen
in het buitenland. Het is bijzonder dat we nu kunnen garanderen dat de dienstverlening
vergelijkbaar is met wat we in ons eigen land kunnen bieden. Ik kon constateren dat
daar een belangrijke slag te maken is, dus langs een aantal routes zetten we daarop
in.
Daarbij hoort ook een meting van wat de mensen die daar gebruik van maken, eigenlijk
vinden van de dienstverlening. Dat heeft geresulteerd in de nulmeting die we gepubliceerd
hebben. Het cijfer 5,6 is niet goed genoeg, zeg ik tegen de heer Van Ojik. Wij gaan
deze meting dan ook jaarlijks herhalen, omdat dat hoort bij onze ambitie dat we bij
de gebruikers na blijven gaan of ze merken dat de kwaliteit verbetert. 5,6 is natuurlijk
een gemiddelde van de gehele dienstverlening. Op sommige onderdelen valt het cijfer
wat hoger uit en op sommige wat lager. Dat heb je ook nodig om te weten waar precies
de wens tot verbetering zit. Het cijfer geeft aan dat het logisch is dat we die route
inzetten en dat we transparant zijn over de resultaten die we daarbij boeken.
Daarbij gaf de heer Sjoerdsma – zo ken ik hem ook – aan dat hij mij wil aanmoedigen
om daar steeds een stapje verder bij te gaan. Zijn eerste concrete vraag was of we
de verwerkingstijd voor aanvragen in zijn algemeenheid kunnen versnellen, omdat dat
een rol kan spelen bij de concurrentiepositie die Nederland heeft. Kunnen we daarbij
specifiek groepen zoals start-ups of groene investeerders of ondernemers als bijzondere
categorieën aanmerken?
De doorlooptijden zelf zijn een onderdeel van de monitoring. Daar willen we transparant
in zijn. De minimumlijn die we daarbij aanhouden, is een Europese afspraak om de doorlooptijd
te versnellen naar maximaal tien dagen. Daar hebben wij zelf voor gepleit in Europa.
Het is logisch om dat in Europees verband af te spreken, omdat we in verschillende
landen gebruikmaken van elkaars consulaire diensten. Wij doen zelf een data-analyse
om te kijken hoe we onze eigen groeiende aantallen visa slim kunnen verwerken. We
ondersteunen de medewerkers die dat doen met beslissingsondersteunende systemen –
dat is een aantal jaren geleden al gecentraliseerd – om ervoor te zorgen dat ze de
aanvraag snel en tegelijkertijd zorgvuldig kunnen behandelen. Want het is wel werk
dat resulteert in een ja of een nee. Beide antwoorden zijn van belang, dus dat moet
snel en tegelijkertijd zorgvuldig gebeuren. Dat kun je natuurlijk doen door bepaalde
risicocategorieën bovenop de stapel te leggen en extra aandacht te geven en andere
een speciale behandeling te geven. Waarschijnlijk kent de heer Sjoerdsma de visumprogramma's
Orange Carpet en Blue Carpet. Die zijn gericht op ondernemers, vaak grootgebruikers,
met vereenvoudigde en versnelde procedures. Inderdaad zullen we kijken of het mogelijk
is om daar categorieën aan toe te voegen van het type dat de heer Sjoerdsma noemt.
Daar kom ik graag op terug op het moment dat helder is wat we daarvoor kunnen doen.
De heer Sjoerdsma vroeg of we bij de komende review van het postennet – deze zomer
– kunnen kijken of consulaire dienstverlening geïntensiveerd kan worden. Naast een
bredere afweging benoemde hij ook dat ambassadekantoren opgewaardeerd kunnen worden
naar ambassades. Beide aspecten liggen logischerwijs op tafel bij die review. Ik wil
daar wel aan toevoegen dat consulaire dienstverlening niet puur afhankelijk is van
het postennet, omdat we ook werken met externe dienstverlening en met digitalisering.
Langs die route kunnen en willen we dus ook zorgen voor verbetering van de dienstverlening.
De heer Sjoerdsma (D66):
Even over die visumdienstverlening. Betere dienstverlening betekent twee dingen. Eén:
je zorgt ervoor dat mensen die potentieel voor onveiligheid in Nederland komen zorgen,
Nederland niet bereiken. Twee: je zorgt ervoor dat mensen die potentieel interessant
zijn voor onze economie en onze maatschappij Nederland wel bereiken en ook zo snel
mogelijk kunnen bereiken. Ik snap dat dat in balans is, maar ik merk toch ook op dat
bedrijven nogal eens kiezen voor andere landen omdat de doorlooptijd daar gewoon net
iets korter is of omdat er net iets minder obstakels worden opgeworpen. Dat merkte
ik ook na gesprekken met verschillende diplomaten hier in Den Haag over de doorlooptijd
die zij hanteren. Dat is eigenlijk het enige wat de Minister nog niet heeft genoemd.
Hij heeft wel gezegd dat hij gaat kijken naar start-ups en goede bedrijven en dat
hij daar meer maatwerk wil leveren. Daarvoor dank. Maar mijn vraag is de volgende.
Straks gaat er geld beschikbaar komen, omdat de tarieven voor de Schengenvisa omhooggaan.
Kan dat geld nou niet worden ingezet om deze dienstverlening te versterken? Dat kan
dan gaan richting die start-ups, maar het kan wat mij betreft ook gaan richting groeimarkten
als Azië of betere screening. Maar laten we er in ieder geval voor zorgen dat we die
slag winnen, want ik denk dat daar een hele goede businesscase aan ten grondslag ligt.
Minister Blok:
Het geld dat binnenkomt voor visumverlening, wordt daar ook aan uitgegeven. Uit de
manier waarop we de begroting toepassen volgt dus dat we de wens van de heer Sjoerdsma
kunnen vervullen. Ik zit even na te denken over zijn punt over berichten dat andere
landen sneller zouden zijn. Ik hoor namelijk ook andersom. Ik geloof dat ik bij de
ambassadeursconferentie uit Londen hoorde dat er juist in Londen heel veel aanvragen
waren, omdat Nederland misschien niet eens sneller, maar wel voor langere termijn
visa leverde. Ik vind het op zich interessant. Ik kom er in tweede termijn even op
terug of wij ook een vergelijking kunnen maken met de kwaliteit van de dienstverlening
in andere landen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voor de duidelijkheid: ik geloof meteen dat Nederland het beter zal doen dan sommige
andere landen. Het enige waar ik voor zou willen waken is het volgende. Ik neem gewoon
even een hypothetisch voorbeeld. Stel dat bedrijven uit Maleisië geïnteresseerd zijn
om te gaan opereren in de Europese markt en de keuze hebben tussen Nederland en Duitsland.
Als Duitsland dan net even wat sneller of makkelijker is of wat royaler is met de
voorwaarden van de visa die ze verstrekken, dan gaan ze die kant op. Het zou volgens
mij heel mooi zijn als dat geld inderdaad terugkomt in de consulaire dienstverlening,
want dat is dan ook echt een forse investering vanaf het moment dat dat besluit gaat
volgen. Ik begreep uit het BNC-fiche dat het gaat om 9 miljoen per jaar. Dan kunnen
we die procedures volgens mij nog wat sneller later verlopen, ons richten op die groeimarkten
en wat meer differentiëren ten aanzien van die bedrijven. Ik denk dat we die slag
kunnen maken.
Minister Blok:
Ja. Die ambitie is er. Ik wil even terugkomen op het aspect van hoe andere landen
het doen. Het is namelijk nog één slag ingewikkelder: je vraagt een Schengenvisum
aan. Je kan het dus ook nog zo doen. Er worden Schengenvisa aangevraagd voor Nederland
terwijl mensen eigenlijk naar een ander land gaan, omdat wij op een nette, snelle
manier visa voor een langere termijn afleveren. Dat is eigenlijk het bericht dat ik
uit Londen ontving. Je moet dus ook nog goed uitkijken dat je niet heel veel energie
aan het steken bent in iemand die eigenlijk in een ander land iets wil beginnen. Ik
vind het een zeer terechte vraag, maar ik moet er even goed over nadenken.
De heer Van Haga vroeg om een tijdlijn voor de implementatie van onze ambities met
het 24/7 Loket. Dat vind ik zelf ook verleidelijk, maar ik kan het niet precies invullen.
Ik heb met op zich heel bereidwillige instanties te maken, die u ook allemaal kent,
zoals de RDW, de IND, de Belastingdienst en DUO, maar ook met ICT-processen, die nog
weleens de neiging hebben om wat gecompliceerder te zijn dan je van tevoren hoopt.
U weet van mij dat ik jaarlijks aan u ga rapporteren en dat ik rapportcijfers ga vragen
aan de gebruikers. Langs die route staat er dus externe druk op, maar ik kan niet
precies ingaan op het tijdstip. Maar u weet mij te vinden als er niks gebeurt.
Dan het nieuwe subsidiekader voor de juridische bijstand. De heer Sjoerdsma vroeg
daar ook naar. Dat wordt in de loop van dit jaar gepubliceerd. We hebben dit jaar
zesenhalf ton beschikbaar voor juridische bijstand.
De heer Van Haga vroeg hoe we om moeten gaan met reizigers in gebieden die lastig
bereikbaar zijn. Er zijn twee routes: de Reisapp – daar kom ik zo meteen op – en mensen
die daar wonen en een paspoort willen aanvragen of andere dienstverlening willen afnemen.
Ik heb in de vorige brief geschetst dat we, nog meer dan nu het geval is, op verschillende
locaties in een aantal landen diensten willen aanbieden met mobiele teams. Het gaat
vaak om grote landen, zoals Australië of Canada. Dat betekent dat mensen nog steeds
zullen moeten reizen, maar het gaat dan in ieder geval om kleinere afstanden. Een
belangrijke reden waarom we zijn begonnen met externe dienstverleners is omdat die
vaak een fijnmaziger netwerk kunnen aanbieden, omdat ze in meerdere landen werken
en soms ook andere diensten verlenen. Zoals de Kamer weet, is het experiment in Edinburgh
goed verlopen. We rollen dat systeem nu verder uit.
Dan de Reisapp. Hoe kun je die vaker updaten? Ik wil eerst de opmerking maken die
ik ook in interviews over de Staat van het Consulaire als eerste heb gemaakt. Wij
staan als Buitenlandse Zaken graag klaar voor reizigers in het buitenland, maar mensen
moeten zich wel voorbereiden. Ik hoorde het voorbeeld van een hurricane. Ik heb weleens
op een zeilboot gezeten toen er een hurricane aankwam, maar ik heb toen geen vraag
gesteld aan Buitenlandse Zaken. Dat vond ik echt mijn eigen taak. Ik wil benadrukken
dat je informeren en je blijven informeren over de situatie in een land echt hoort
bij «goed burgerschap», een term die de heer Van Ojik in een ander kader gebruikte.
Je kunt niet van Buitenlandse Zaken verwachten dat wij dat overnemen. Tegelijkertijd
kijken we wel of we de informatie op de site vaker kunnen updaten, maar dat kan niet
in de plaats komen van je eigen verantwoordelijkheid om je te blijven informeren over
wat er speelt.
De heer Van Haga (VVD):
Ter verduidelijking: het ging meer om de vraag of er een soort offlinefunctie kan
zijn, waarin de app geüpdatet wordt, zodat de app ook beschikbaar blijft als je offline
bent. Dan heb je natuurlijk nog steeds je eigen verantwoordelijkheid, maar dan heb
je in ieder geval die gegevens bij je als je geen wifi of geen 3G of 4G hebt.
Minister Blok:
Dit gaat over de techniek van de app. Kan iemand hier iets vertellen over de techniek
van de app? Zeg het even in de microfoon.
De heer Beaujean:
We hebben inmiddels geregeld dat de laatste informatie wordt geactualiseerd en wordt
meegenomen in de app en in alle andere zaken. Dat is waar u naar vraagt. Maar als
er geen bereik is, dan is er, ook technisch gezien, geen modaliteit om te actualiseren.
Dan moet er ergens uiteindelijk een link komen met de grote server bij BZ. Maar we
kunnen er wel voor zorgen – dat is het sluitstuk – dat als er weer verbinding is,
meteen alle actualisaties worden geüpload.
De heer Van Haga (VVD):
Dit is natuurlijk heel technisch; dat snap ik. Maar ik heb toch een laatste kleine
vraag: de laatste informatie is dus wel beschikbaar in de app als je hem offline raadpleegt?
Minister Blok:
Het antwoord daarop is ja.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik ben het daar helemaal mee eens. Als je op een zeilboot zit, kan je er beter zelf
voor zorgen dat je uit het pad van de orkaan komt dan dat je wacht op Buitenlandse
Zaken. Dat snap ik. Maar ik heb twee voorbeelden aangehaald. Stel dat een orkaan op
een eilandengroep afkomt en de informatie daarover pas daags nadat die orkaan over
het eiland heen is getrokken in het reisadvies verschijnt. Dat zou volgens mij tot
frustratie leiden van medewerkers van Buitenlandse Zaken, omdat het hen niet lukt
om dat er intern op te krijgen. Zo zijn er nog wel meer van dit soort voorbeelden
te bedenken. Van mij hoeft het niet vaker, in de zin van frequenter. Maar ik wil wel
dat als er iets gebeurt, daar sneller op kan worden ingespeeld. Er zijn in toenemende
mate Nederlanders die niet verwachten dat ze worden geholpen, maar die wel naar de
overheid kijken om te zien of er informatie voor hen beschikbaar is.
Minister Blok:
Ik gaf al aan dat wij in zijn algemeenheid kijken hoe we mensen sneller kunnen informeren.
Het is toch verleidelijk om over die hurricane te spreken. Als die langs is geweest,
dan luidt het reisadvies dat je daar beter even niet heen kunt gaan omdat het op zo'n
moment een droevige puinhoop is. Maar als we informatie sneller en zorgvuldig kunnen
verstrekken, dan zullen we dat zeker doen.
Ik was gebleven bij de heer Van Haga, die vroeg of de dienstverlening aan Nederlanders
in landen waar de consulaire dienstverlening door een ander EU-land wordt gedaan,
vergelijkbaar is. Die is vergelijkbaar met de consulaire dienstverlening die de inwoners
van het land van het betreffende consulaat krijgen. In de Europese Unie is het vrij
vergelijkbaar, maar dat is in ieder geval de standaard die gehanteerd wordt.
Huwelijksdwang is inderdaad een belangrijk en permanent punt van zorg. De Kamer vraagt
daar begrijpelijkerwijs al jaren aandacht voor. Onze inzet is dat we daar ieder jaar
weer met een campagne aandacht voor vragen. Ik denk eigenlijk dat dat ook het belangrijkste
onderdeel is, want je wilt natuurlijk vooral dat jonge meisjes zich van tevoren bewust
zijn van het risico. Als het toch heeft plaatsgevonden, dan zijn de ambassades en
de consulaten in de risicolanden daar extra op getraind. Daar bestaan een pakket en
een draaiboek voor, dus langs die route hebben we dit verankerd. De campagne om meisjes
op de risico's te wijzen herhalen we jaarlijks.
De heer Van Haga vroeg nog naar de chatfunctie. Kan die ook gebruikt worden in het
kader van huwelijksdwang? Die komt in mei beschikbaar en kan dan voor alle doeleinden
gebruikt worden.
De heer De Roon ging specifiek in op rijbewijzen. Dat is inderdaad een onderwerp waarover
we veel wensen tot verbetering krijgen. We zijn in gesprek met de RDW om te kijken
hoe we verbeteringsstappen kunnen maken. In de tussentijd hebben we de website zo
verbeterd dat de stappen daarop helder inzichtelijk zijn. Dat doen we allemaal in
de hoop dat we nog verdere praktische stappen kunnen zetten.
De heer De Roon vroeg naar het gebruik van de Reisapp. Die heeft 250.000 gebruikers.
De reisadviezen worden meer dan 2 miljoen keer geraadpleegd. De app voorziet dus echt
in een vraag.
De heer De Roon (PVV):
Ik weet niet helemaal zeker of dit mijn vraag beantwoordt. Mijn vraag was: hoe vaak
maken mensen gebruik van de mogelijkheid om via de website van BuZa te melden waar
en wanneer ze in het buitenland verblijven, zodat ze makkelijk te vinden zijn als
er wat aan de hand is? Kunt u daar ook iets over zeggen?
Minister Blok:
Ook dat antwoord heb ik voor mij: dat was ruim 47.000 keer.
De heer De Roon (PVV):
Ik denk eerlijk gezegd dat dat weinig is, bijvoorbeeld als ik het vergelijk met het
totale aantal reizigers. Ook hierover heb ik een vraag: hoe staat het met het bekendmaken
van deze mogelijkheden bij het publiek? Iemand die eenmaal op de website van BuZa
aan het rondspeuren is, komt dit vanzelf vrij snel tegen. Ik heb dezelfde vraag over
de meisjes die aan huwelijksdwang blootstaan. Hoe wordt dat dan bekendgemaakt? U spreekt
over een campagne, maar waar vindt die campagne dan plaats? Het heeft misschien niet
zo veel zin om dat in de NRC te doen. Maar goed, dat terzijde. Mijn vraag gaat nu
over het aantal mensen dat gegevens invoert over waar men in het buitenland verblijft.
Is er ook een soort publiekscampagne om dat bekend te maken bij mensen?
Minister Blok:
Als je constateert dat de reisadviezen meer dan 2 miljoen keer worden geraadpleegd
en er daarbij van uitgaat dat verreweg de meeste reizen in Europa plaatsvinden, waarbij
mensen het niet zullen doen, dan kun je toch niet zeggen dat het bij het publiek niet
bekend is dat ze adviezen kunnen inwinnen. Als het specifiek gaat om het onderdeel
aanmelden waar je bent: dat zullen mensen voor Zwitserland ook niet zo snel doen.
Ik ga dus niet mee met de uitspraak van de heer De Roon dat ons bereik daar zo klein
is. Er wordt juist heel intensief gebruik van gemaakt.
Op de campagne over huwelijksdwang kom ik in tweede termijn terug. Die gaat ongetwijfeld
niet via de NRC. Overigens niets ten nadele van de NRC!
De heer De Roon vroeg naar de overdracht van de taken van PrisonLAW naar Dutch Advocates.
De heer Van Helvert ging daar later ook op in. De subsidierelatie met PrisonLAW wordt
op verzoek van PrisonLAW beëindigd. De heer Van Helvert vroeg of ik daar nog in moest
bemiddelen. Eigenlijk zit ik daar toch pragmatisch in. We hebben 6,5 ton beschikbaar.
Er zijn advocaten die de ondersteuning die wij juridisch bieden in het buitenland,
willen verlenen binnen de voorwaarden die wij daarvoor hanteren; het subsidiekader
wordt binnenkort weer gepubliceerd. Als zij zelf aangeven niet meer binnen deze voorwaarden
van de subsidie gebruik te willen maken en anderen willen dat wel, is er op zich nog
geen reden tot grote zorg. Die zou er pas zijn als niemand die diensten meer wil verlenen.
Inderdaad begeleiden we de nieuwe aanbieder, Dutch Advocates, om dat goed te gaan
doen. Zij faseren in vanaf 1 januari. We hebben nu dus een parallelle periode. Ik
heb geen reden om daar extra bezorgd over te zijn.
De heer De Roon vroeg naar DigiD. Dat is inderdaad een vorm van dienstverlening waarover
veel opmerkingen zijn van Nederlanders in het buitenland. We komen hier op een thema
dat bij dienstverlening in het buitenland helaas ook nadrukkelijk aanwezig is: de
balans tussen zorgvuldig omgaan met privacy en frauderisico's. Een DigiD kan worden
gebruikt bij het aanvragen van uitkeringen en toeslagen. Ik denk dat de heer De Roon
vooraan zou staan, en ook wel terecht, op het moment dat er geconstateerd zou worden
dat je in het buitenland te makkelijk een DigiD krijgt en daarmee een beroep zou worden
gedaan op dit soort voorzieningen. De activeringscode die nodig is bij DigiD wordt
op dit moment niet naar buitenlandse adressen verstuurd. Ik vrees dat dat ook voortkomt
uit de constatering dat een keurige burgerlijke stand zoals we die in Nederland kennen,
in een aantal landen voorkomt maar in niet eens zo veel. Het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld
heeft geen burgerlijke stand, zoals we nu rond de brexit weer eens op alle mogelijke
manieren merken. Ook de sms-verificatie werkt over het algemeen niet in het buitenland.
De dienstverlening die we aanbieden is dat op veel ambassades de DigiD kan worden
opgehaald, alsmede bij de Schipholbalie. Ook hiervoor geldt dat we in het kader van
de verbeterslag aan het kijken zijn of we nog verdere stappen kunnen zetten, maar
dan wel steeds met die balans: hoe waarborgen we privacy en vermijden we frauderisico's?
De heer Van Helvert ging in op het stemmen in het buitenland. Zoals hij weet hebben
wij daar grote ambities en hebben wij ook al belangrijke stappen gezet. Heel belangrijk
is dat niet meer per verkiezing geregistreerd hoeft te worden, maar dat één keer registreren
genoeg is. Op verzoek van de heer Sjoerdsma in het vorige overleg is er voor de EP-verkiezingen
een aantal briefstembureaus ingericht. Van Helvert vroeg naar de locaties. Dat zijn
Berlijn, Londen, Madrid, Parijs, Rome, Brussel, Canberra, Jakarta en Washington. We
zijn aan het kijken of we ook een slag kunnen maken met betrekking tot de provinciale
staten/Eerste Kamerverkiezingen. Dat vraagt een wetswijziging, omdat mensen in het
buitenland logischerwijs niet in een provincie wonen. Daar zal de collega van Binnenlandse
Zaken, die hierbij het voortouw heeft, nog op terugkomen. De vraag over PrisonLAW
hoop ik beantwoord te hebben.
De heer Van Helvert ging in op de situatie rond de minderjarige jongen in voorarrest
in Spanje. Ik hoop dat de Kamer begrijpt dat ik in algemene termen ga antwoorden.
Net zoals in Nederland een Minister niet in kan gaan op een individuele zaak die voor
de rechter is, kan een Minister dat ook niet bij een zaak in het buitenland. Daar
speelt privacy. Als mensen of hun familie het zelf naar buiten brengen, dan is dat
hun keuze.
Ik kan in zijn algemeenheid wel het volgende zeggen. De heer Van Helvert verwees naar
de Europese kaderrichtlijn die het mogelijk maakt om voorarrest in het land van herkomst
door te brengen. Die wordt onder de aandacht gebracht, maar het gebruik ervan vraagt
de instemming van het land waar de persoon zich op dat moment in voorarrest bevindt.
In zijn algemeenheid krijgen Nederlanders consulaire bijstand en juridische ondersteuning
wanneer ze zich in een strafrechtelijk traject in het buitenland bevinden. Dat geldt
zeker in het geval van minderjarigen. In het openbaar heb ik ook uitgesproken dat
ik het in zijn algemeenheid verkieselijk vind dat een minderjarige in ieder geval
in vrijheid de verdere rechterlijke gang kan afwachten, maar dat ik uiteindelijk de
gang van zaken die in een ander land onder de rechter is, moet respecteren. Maar in
zijn algemeenheid worden zowel diplomatieke als andere kanalen ingezet, dus de heer
Van Helvert kan ervan uitgaan dat dat hier ook zo is.
De heer Van Helvert (CDA):
Ja, dat begrijp ik. Ik begrijp ook helemaal dat we geen mededelingen moeten doen over
zaken die onder de rechter zijn. Daar gaat het eigenlijk niet om. De schuldvraag ligt
bij de Spaanse rechter en daar hebben wij ook helemaal niks over te zeggen. Het gaat
om het punt dat wij verdragen hebben met Spanje. Ik hoor de Minister zeggen dat dat
onder de aandacht wordt gebracht. In de Staat van het Consulaire staat die escalatie
ook mooi beschreven. Je brengt het onder de aandacht, daarna kun je ambtelijke druk
zetten en daarna kun je zelfs politieke druk zetten. Het gaat hier om een minderjarig
iemand die in voorarrest zit. Wordt de gereedschapskist die BuZa heeft ten volle benut?
Daar gaat het mij om.
Minister Blok:
Het antwoord daarop is ja, maar ik hoop dat de heer Van Helvert accepteert dat ik
het zo algemeen houd.
De heer Van Ojik vond het begrip «burger» verstandiger dan «klant». Ik hoop de balans
aangebracht te hebben door bij publicatie van de Staat van het Consulaire en ook net
in mijn toelichting, aan te geven dat ik vind dat Buitenlandse Zaken klaar moet staan
voor mensen in het buitenland, maar dat ze ook nadrukkelijk een eigen verantwoordelijkheid
hebben. Ik meende de heer Van Ojik zo te begrijpen dat dat ook de balans is waar hij
naar zoekt. Tegelijkertijd prikkelt het woord «klant» ons ook weer om kwaliteit te
leveren. Dat past dan weer bij het hoger dan een 5,6 willen halen. Per saldo ben ik
dus zelf wel comfortabel met dit woord.
Dan de kwestie van de vrouwen en kinderen die zich in Koerdische gevangenschap bevinden
in Oost-Syrië. Is daar sprake van een beleidswijziging? Samen met collega Grapperhaus
heb ik een brief gestuurd waarin werd ingegaan op het vonnis van de Rotterdamse rechtbank.
Daarin hebben we aangegeven dat we kijken hoe we dat vonnis kunnen uitvoeren. U had
ook niet anders van ons verwacht. Dat vonnis stelt een aantal randvoorwaarden. Is
dat een wijziging? Nou, dit is een nieuw vonnis. Er was een eerder vonnis, op grond
waarvan we onder de aandacht van de Koerdische Autoriteit hebben gebracht dat er een
arrestatiebevel was. Nu is er een verdergaand vonnis, dat ons opdraagt te kijken of
aan een aantal randvoorwaarden kan worden voldaan, met name rond de veiligheid. We
zijn dus aan het kijken of aan die randvoorwaarden kan worden voldaan. Ik kan op dit
moment de uitkomst daarvan nog niet beoordelen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien kan ik mijn vraag nog iets specifieker stellen, juist omdat wij hier al
zo vaak over hebben gesproken. Op 1 februari heeft de collega van Justitie en Veiligheid
gezegd: «we zijn samen met de Koerden aan het kijken hoe we vrouwen en kinderen naar
veilig gebied kunnen brengen.» Dat is een letterlijk citaat; ik heb het vanmiddag
nog teruggekeken op de televisie van de NOS. Ik neem aan dat dat klopt. Dat betekent
dus dat we dat op dit moment aan het doen zijn? Dat vraag ik de Minister nog even
heel duidelijk. Ik vind dat heel goed nieuws, maar dat gaat wel verder dan we tot
nu toe steeds met elkaar hadden besproken. Gelukkig, zou ik zeggen, maar ik hoor graag
van de Minister of het klopt dat we daar op dit moment mee bezig zijn. De Minister
van Veiligheid en Justitie zei ook nog: we zijn al geruime tijd daarover met de Koerden
in overleg. Klopt dat? En werpt het al resultaten af? Dat laatste is natuurlijk het
allerbelangrijkste.
Minister Blok:
De heer Van Ojik herhaalt dat dit een beleidswijziging is. Er is een nieuw vonnis.
Dat vonnis voeren we uit. Dat vonnis zegt: regering, kijk allereerst of het mogelijk
is om de vrouwen die op dat vonnis worden genoemd, veilig bij een Nederlandse consulaire
vertegenwoordiging te krijgen. Voor dat veilige zijn Koerdische en Iraakse autoriteiten
nodig. Het is dus logisch dat collega Grapperhaus, toen hem dat werd gevraagd, aangaf
dat die contacten lopen. Dat geef ik nu ook aan. We hebben nog geen antwoord op die
vraag. De Kamer heeft steeds van ons gehoord dat de veiligheidssituatie voor de regering
de reden was om te zeggen dat men niet kon verwachten dat wij Nederlandse militairen
of hulpverleners een oorlogsgebied in sturen, in een land dat niet alleen in oorlog
is maar waar wij ook geen diplomatieke vertegenwoordiging hebben. Die veiligheidszorgen
staan ook in het vonnis. Uitvoeren van het vonnis betekent: zorgvuldig uitvragen bij
de Koerdische en Iraakse autoriteiten of die veiligheidszorgen op te lossen zijn.
Dat zijn we aan het doen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het gaat mij absoluut niet om de vraag of het nou wel of niet een beleidswijziging
is, maar tot nu was het standpunt van de Nederlandse regering altijd als volgt. Als
mensen er op eigen gelegenheid in slagen om in veilig gebied te komen en zich te melden
bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging, dan zullen ze naar Nederland
worden begeleid. Nu is het zo dat we samen met de Koerden aan het kijken zijn of we
dat kunnen doen, althans, dat begrijp ik. Dan lijkt de vraag mij logisch of dat al
gaat lukken. Als ik de Minister goed begrijp, zegt hij op die vraag: nee, er is feitelijk
nog niks veranderd; het is nog niet gelukt om samen met de Koerden een oplossing te
vinden voor die vrouwen en kinderen en ze naar veilig gebied te brengen. Begrijp ik
goed dat we zoeken naar manieren om dat te doen, maar dat dat nog niet gelukt is?
Minister Blok:
De veiligheidsgaranties die daarvoor nodig zijn, hebben we op dit moment nog niet.
Ik heb het dan dus over twee autoriteiten. Maar de contacten daarover lopen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Het scenario dat mijn partij te allen tijde zou willen vermijden is het scenario dat
de Koerden zich gedwongen zien om deze jihadi's, jihadivrouwen en -kinderen, vrij
te laten waardoor ze in de regio kunnen ronddwalen en onder de radar weer naar Nederland
kunnen komen en hier plotseling op Amsterdam Centraal Station staan. Als we het over
een veiligheidsrisico hebben, lijkt dat mij echt iets om te vermijden. Ik vraag de
Minister dus of hij in ieder geval alles op alles wil zetten om dat scenario, dat
mij een heel moeilijk en ook gevaarlijk scenario lijkt, te voorkomen.
Minister Blok:
Dit lijkt mij wel heel zwart-wit. Alles op alles zetten zou betekenen dat wij ook
bereid zouden moeten zijn om Nederlandse militairen of diplomaten het gebied in te
sturen. Dat vind ik een zelfstandige afweging, want daarmee breng je mensen mogelijk
in levensgevaar. Het is nog steeds een oorlogsgebied. Het uitvoeren van het vonnis
vind ik logisch, maar ik vind het in potentieel levensgevaar brengen van mensen in
Nederlandse overheidsdienst een heel grote stap. Ik vind dat ook een andere stap.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik geloof niet dat iemand dat heeft gesuggereerd. Het is dus goed als de Minister
daar zelf heel duidelijk over is. De Minister onderschrijft dus dat het een groot
risico is als het scenario dat ik schets, zich in werkelijkheid voltrekt. De Minister
zegt dat hij met de Koerden en Iraki's gaat praten. Dat is een route, zou ik zeggen.
Mijn tweede vraag zou zijn: waarom niet met de Koerden en de Turken? De kampen zijn
vlakbij de grens. Dan hoef je helemaal geen ingewikkelde toeren uit te halen. De Minister
zegt stellig dat hij geen Nederlanders in dat gebied wil hebben, maar ik begrijp dat
de Fransen daar binnenkort wel naartoe gaan. Mijn derde vraag zou zijn of het een
optie voor het Nederlandse kabinet is om aan de Fransen te vragen of ze zo vriendelijk
zouden willen zijn om ons een «kleine dienst» te bewijzen.
Minister Blok:
De verhouding tussen de Turken en de Koerden is nogal moeizaam. Er moet dan een overdrachtsmoment
zijn, vandaar dat de Iraakse route wordt verkend. Als het gaat om de Fransen of andere
landen: wij hebben daar contact mee. Ik lees ook heel veel geruchten in de krant,
maar wij houden nauw contact met andere landen. Ook daar ligt het heel ingewikkeld.
Die lopen tegen dezelfde dilemma's aan als wij, zoals de veiligheidsrisico's. Kijk,
het dilemma dat de heer Sjoerdsma beschrijft, is ook een reëel risico. Dat bestaat
overigens sowieso, want we hebben het nu alleen over de mensen die zich in die kampen
bevinden. Dat is maar een fractie van de mensen waarvan we weten dat ze zijn uitgereisd
en waarvan we niet altijd weten waar ze zich op dit moment bevinden. De heer Sjoerdsma
heeft gelijk dat dat risico bestaat, maar dan nog moet het afgewogen worden tegen
het risico dat wij die mensen in een gebied brengen waar ze levensgevaar kunnen lopen.
Het tweede risico dat speelt, is dat mensen, als ze door Irak reizen, door lokale
autoriteiten gevangengenomen kunnen worden en de doodstraf kunnen krijgen. Ook dat
scenario willen wij vermijden.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat is duidelijk. Ik denk dat de Minister de risico's van de verschillende opties
helder schetst. Maar als Frankrijk daadwerkelijk besluit om gevolg te geven aan hetgeen
het al publiekelijk heeft aangekondigd, namelijk dat het bereid is om de landgenoten
op te halen die daar in kampen zitten, proef ik uit de woorden van de Minister dat
Nederland er geen principiële bezwaren tegen heeft als de Fransen bereid zouden zijn
om dat ook voor de Nederlanders te doen. Even plat gezegd: stel dat ze met twee vliegtuigen
gaan in plaats van met één, ziet Nederland dan kansen om ook aan de Nederlandse voorwaarden
te voldoen?
Minister Blok:
Nee, ook dat gaat mij te snel. Nogmaals, de berichten in de krant sporen niet een-op-een
met wat wij direct van de Fransen horen. Je loopt tegen heel praktische zaken aan.
Dat geldt zowel voor de Fransen als voor de Nederlanders. Als mensen niet vrijwillig
meegaan, ben je ze aan het ontvoeren. Hoe stel je de identiteit van zowel volwassenen
als kinderen vast? Bij degenen die het Nederlandse consulaat hebben weten te bereiken,
heeft dat ook de nodige tijd in beslag genomen. Ik kan dus niet zomaar zeggen dat
de Fransen iets gaan doen en dat wij dat een-op-een zullen volgen als ze dat gaan
doen. Ik kan wel zeggen dat wij nauw contact hebben met de Fransen over de stappen
die zij eventueel gaan nemen en de vraag of wij daarbij aanhaken.
Ik was bij de heer Van Ojik. Die ging in op het volgen van afgewezen asielzoekers
die zijn uitgezet naar het land van herkomst. Ik vind het niet in de rede liggen dat
Nederland dat doet. Wij hebben een zeer zorgvuldige asielprocedure en daarop kan het
antwoord ook «nee» zijn. Als het antwoord «nee» is, dan heeft iemand hier geen verblijfsrecht
en gaat naar het land waarvan hij of zij wel burger is, om die term maar weer te gebruiken.
Dan is dat ook de verantwoordelijkheid van dat land, waarvan wij dan vastgesteld hebben
dat die persoon daar redelijkerwijs in veiligheid kan leven. Dat gaat vaak om arme
landen, wat de levensomstandigheden – dat realiseer ik me heel goed – anders maakt
dan in Nederland. Maar ik vind niet dat je van de Nederlandse overheid kunt verwachten
dat we die mensen – het gaat ook nog eens om grote aantallen mensen – dan actief blijven
volgen. Daar wil ik dan ook helder over zijn.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik begrijp heel goed de redenering: als het land niet veilig was, dan zouden we de
persoon niet uitzetten. Maar inmiddels is er helaas een aantal voorbeelden van mensen
die tóch in de problemen komen op het moment dat ze landen en bijvoorbeeld door de
veiligheidsdienst al uit de rij worden gepikt. Het is ook echt nog helemaal niet zo
lang geleden dat zich dat bijvoorbeeld in Soedan heeft afgespeeld. In Bahrein zit
iemand die uit Nederland is uitgezet al ik weet niet precies hoe lang inmiddels in
de gevangenis. Dus ik heb ook gewezen op de verplichting. Het gaat mij er niet om
te betwisten dat een persoon is uitgeprocedeerd en terug moet naar het land van herkomst.
Het gaat erom dat je, om het heel simpel te zeggen, toch nog best even een oogje in
het zeil kunt houden om ervoor te zorgen dat datgene wat niemand wil ook niet gebeurt.
We begeleiden mensen die teruggaan naar hun land van herkomst toch ook met financiële
mogelijkheden en zo? Dus dat is een hele simpele vraag: laat de ambassade even een
oogje in het zeil houden.
Minister Blok:
Ach, de vraag is simpel, maar...
De heer Van Ojik (GroenLinks):
En dat hoeft niet altijd. De Minister zegt dat het gaat om heel veel mensen, maar
het is een zeer beperkt aantal landen waarvan we uit ervaring weten, uit de praktijk
weten, dat dat risico bestaat. Ik snap wel dat de Minister nu niet onmiddellijk zegt:
«oké, dat gaan we doen», maar ik vraag hem om er toch nog eens goed naar te kijken,
ook op basis van de praktijk, waarvan we de voorbeelden kennen van wat mensen is overkomen.
De Minister weet dat ook, net zo goed als ik dat weet.
Minister Blok:
Ik reageerde net met: «de vraag is wel simpel», maar ik vind de uitvoering en de consequenties
niet simpel. Want je gaat dan wel degelijk de taak naar je toe halen om bij toch vrij
grote aantallen mensen te gaan volgen hoe het verder met ze gaat. Ik vind dat dat
niet redelijkerwijs op de weg van de Nederlandse overheid ligt. Daar verschillen wij
van mening over, dat begrijp ik. Daar kan ik dan ook maar beter helder over zijn.
Dan had de heer Van Ojik ook nog een vraag op een heel ander terrein, namelijk of
wij weten of andere landen ook kwaliteitsonderzoeken doen. Het voorbeeld dat we daarvan
kennen, is het Verenigd Koninkrijk. Ik kan niet garanderen dat we een totaaloverzicht
hebben, maar dat is het enige dat ik echt paraat heb.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
En het cijfer?
Minister Blok:
Het cijfer? Daar gaan we naar kijken.
Ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Dat komt in de tweede termijn, begrijp ik. Ik dank de Minister voor de beantwoording
in eerste termijn. Ik zie aan de leden dat er behoefte is aan een tweede termijn.
Laten we dan even een rondje doen. Dan kunnen we kijken of de vragen beantwoord worden.
We beginnen gewoon bij de heer Sjoerdsma. Doe maar een tweede termijn en neem je vragen
mee.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor zijn beantwoording in de eerste termijn.
Het is goed om te horen dat we echt werk gaan maken van die visumdienstverlening en
data en dat de financiële injectie die eraan zit te komen daaraan ten goede gaat komen.
Wat ik al zei, ik ben ervan overtuigd dat dat een businesscase is die voor Nederland
goed gaat uitpakken en die ook pluspunten en banen gaat opleveren.
De Minister zou in de tweede termijn nog even terugkomen op de vergelijkingen, maar
als het daarmee snel kan en als we ons nog meer kunnen richten op groeimarkten en
meer kunnen differentiëren naar startups en goede bedrijven is dat een goeie zaak.
Net zoals het een goede zaak is, denk ik, wat de Minister heeft gezegd over die review
deze zomer. Ik ben zeer benieuwd wat daar uitkomt als het gaat om de consulaire desks
en de reisadviezen.
Een vraag van mij uit de eerste termijn ging over de 24/7 one-stop-shop. Die heeft
een beetje te maken met wat er staat in de Staat van het Consulaire. Ik ben benieuwd
wat ik aan producten aan het eind van dit jaar in de 24/7 one-stop-shop kan verkrijgen
als ik in het buitenland zou zijn. Ik vraag dat ook omdat dit helpt om de stappen
te zetten die nodig zijn. De heer Van Helvert suggereerde xtc en wiet. Ik denk dat
daar ook een businesscase voor te bouwen is, maar wel eentje waarvan ik vermoed dat
de partij van de heer Van Helvert die niet kan dragen. Mijn partij heeft daar geen
probleem mee en ziet daar talloze voordelen van, die ik tot een ander debat zal bewaren.
Ik vraag hiernaar omdat ik uit een vorig leven weet hoe ingewikkeld dat soort interdepartementale
afstemming is. Ik zou wel heel graag zien dat we zo snel mogelijk rijbewijzen en DigiD-producten
aan deze shop toevoegen, want dat zijn nou eenmaal de dingen waar de Nederlanders
in het buitenland echt op zitten te wachten.
Voorzitter. Helemaal tot slot iets waar het niet over is gegaan, maar wat ik mij gaandeweg
dit debat bedacht. Welke maatregelen heeft deze Minister genomen voor Nederlanders
in het Verenigd Koninkrijk in de richting van de brexitdatum? Nu de no-dealbrexit,
de chaotische brexit, steeds dichterbij komt, kan ik mij voorstellen dat er niet alleen
op het gebied van informatievoorziening een grote vraag gaat zijn, maar dat er ook
echt zeer ingewikkelde vragen zullen zijn over rechtspositie, sociale zekerheid en
verblijfsrechten. En het zijn nogal wat Nederlanders die daar wonen. Uit mijn hoofd
zeg ik dat het er een kleine 100.000 zijn. Ik ben echt wel benieuwd welke voorbereidingen
het ministerie voor hen treft.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Al mijn vragen zijn
keurig beantwoord. Dat is mooi.
Het is goed om te horen dat de kwaliteit van de dienstverlening nu in ieder geval
gemeten wordt. Om eerlijk te zijn verbaast het me een beetje dat dit nooit eerder
is gebeurd en dat er nu een nulmeting is gedaan. Ik heb net begrepen dat dit op verzoek
van de VVD en D66 in gang is gezet. Dat is fantastisch. U gebruikte de woorden «snel»
en «zorgvuldig». Daar sluiten we ons helemaal bij aan. U heeft ook een aantal goede
dingen gezegd over ondernemers en dingen die goed gegaan zijn voor ondernemers. Dat
is mooi.
Het is jammer dat de tijdlijn voor het 24/7-loket nog niet helemaal duidelijk is,
maar ik zal mijn collega Koopmans vragen om u daar ook voor het volgende AO op te
bevragen.
Dank. Tot zover.
De voorzitter:
Goed. Dan gaan we naar de heer De Roon, PVV.
De heer De Roon (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden in de eerste termijn. Nog
even over PrisonLAW en Dutch Advocates. Mijn vraag is of er uit het beëindigen van
de samenwerking met PrisonLAW conclusies zijn getrokken door de Minister in de zin
van: dat gaan we straks met Dutch Advocates op een andere manier aanpakken. Of gaat
u op dezelfde voet verder in de contacten? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag is of u nog even wil terugkomen op de publiekscampagne over het
kunnen melden van waar je verblijft in het buitenland.
De voorzitter:
Dan de heer Van Helvert, CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Toch nog even over de specifieke zaak van Charly T., die in
Spanje in jeugddetentie zit. Uit de beantwoording van vraag 7 van de schriftelijke
vragen blijkt dat niet de rechter nu aan zet is, want de Minister zegt zelf dat de
Spaanse autoriteiten nu aan zet zijn om bijvoorbeeld de minderjarige jongeman in Nederland
zijn voorarrest te laten uitzitten. Uit de schriftelijke antwoorden blijkt dat daartoe
inmiddels diplomatieke druk is ingezet, dus nog geen politieke druk. De antwoorden
die de Minister zojuist gaf, doen vermoeden dat wellicht ook al politieke druk is
ingezet. Dat zou op zich goed zijn. Is dat zo en, zo ja, wat moet ik mij daar dan
bij voorstellen? Tot op heden hebben de Spaanse autoriteiten namelijk nog niets gedaan
aan, zoals het verdrag zegt, het brengen van die jongeman naar Nederland voor zijn
voorarrest.
De huidige partner van de begeleiding voor gedetineerden verzoekt om een vertrouwensonderzoek.
De Minister wil dat niet. Waarom niet? De advocaten van Charly T. melden misstanden
en wellicht zelfs schending van mensenrechten. Waarom is dit voor het ministerie geen
reden om toch een vertrouwensonderzoek te starten op dit punt? Nogmaals, we hebben
het over iemand die in voorarrest zit. Er heeft nog geen proces plaatsgevonden. Deze
persoon is nog onschuldig én minderjarig én met de Nederlandse nationaliteit.
De voorzitter:
Ten slotte de heer Van Ojik, GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de Minister. Ik denk inderdaad, hij concludeerde
het zelf ook al, dat we een verschil van mening hebben over het punt van de zorg van
de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging voor uitgezette uitgeprocedeerden.
Ik zal daar ongetwijfeld nog weleens op terugkomen. Wellicht kunnen we er nog eens
wat uitgebreider over van gedachten wisselen.
Ik hoop heel erg dat het overleg dat de Minister schetste en dat gaande is met Koerden
en met Irak, kan leiden tot het in veiligheid brengen van de kinderen die nu in Koerdische
kampen zitten. Dit overigens ook om de reden die de heer Sjoerdsma heel goed verwoordde:
het is ook in het belang van onze eigen veiligheid. Ik neem aan dat de Minister ons,
uiteraard samen met zijn collega, zal blijven informeren over de voortgang die daar
wordt geboekt.
Voorzitter. Ik heb verder geen vragen of opmerkingen meer, dus ik wou het hierbij
laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat de Minister meteen kan antwoorden. Het woord is aan de Minister.
Minister Blok:
De heer Sjoerdsma gaat inderdaad van mij horen hoe ik de visaverlening gericht op
groeimarkten en een aantal aantrekkelijke ondernemerscategorieën verder ga verbeteren.
Ook zullen wij rapporteren over de review.
De producten die eind van het jaar in de one-stop-shop beschikbaar zullen zijn – daarmee
geef ik een beetje antwoord op de vraag over de tijdlijn van de heer Van Haga – zijn
rijbewijzen en DigiD. Die zullen zowel via de website als 24/7 telefonisch ondersteund
worden.
De voorbereiding voor de brexit treffen wij zo veel mogelijk. We hebben hier natuurlijk
wel een ongelijke wedstrijd, omdat we als Nederland helder aangegeven hebben dat de
rechten van Britten in Nederland gegarandeerd worden, maar de Britse invulling op
dit moment minder duidelijk is. Zonder die invulling is het voor ons lastig om die
ondersteuning te verlenen. Maar zoals de heer Sjoerdsma weet, hebben we ook in het
voortraject gezorgd dat er regelmatig bijeenkomsten in het Verenigd Koninkrijk waren.
Overigens blijven onze hoop en inzet gericht op een terugtrekkingsovereenkomst die
de beste garanties biedt voor Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk.
De heer Van Haga heb ik al ietsje verder kunnen antwoorden over de tijdlijn voor het
24/7-loket.
De heer De Roon had het over PrisonLAW en Dutch Advocates. Ik zit er eigenlijk heel
zakelijk in. Er was een subsidierelatie met PrisonLAW. Die is van hun kant beëindigd.
Dat kan; het is een vrij land. Natuurlijk zijn er weleens discussies over wat er precies
geleverd moet worden voor het geld dat er beschikbaar is. Dat vind ik niet raar. Maar
ik vind het ook niet raar dat je op een bepaald moment kunt constateren: we gaan uit
elkaar, we gaan met iemand anders verder. Daar ben ik niet per definitie heel bezorgd
over.
De publiekscampagne over huwelijksdwang vindt plaats via scholen, typisch de plaats
om die meisjes te bereiken, en daarnaast via gemeentes.
De heer Van Helvert ga ik in zijn algemeenheid beantwoorden. Ja, er zijn diplomatieke
contacten, intensieve diplomatieke contacten, met Spanje. Het inzetten van een vertrouwensadvocaat
gebeurt normaal gesproken wanneer sprake is van onherroepelijke veroordeling, omdat
je pas op dat moment kunt beoordelen of de rechtsgang wel of niet aanleiding geeft
tot zorg.
Dan de vragen van de heer Van Ojik. Zodra er meer informatie beschikbaar is over de
uitvoering van het vonnis zal de Kamer daarover geïnformeerd worden.
De heer Van Helvert (CDA):
De Minister zegt dat een vertrouwensadvocaat pas wordt ingezet als iemand onherroepelijk
veroordeeld is, omdat je dan kunt beoordelen of er zorg is rondom de procesgang. Dat
antwoord begrijp ik wel, maar ik wil toch een aantal dingen daarbij zeggen. Een minderjarig
iemand zit zo lang in voorarrest zonder dat het proces gestart is. Zeker als dat om
minderjarigen gaat, vind ik dat toch een punt waar we ons zorgen over zouden kunnen
maken. Ik vind het ook niet normaal. Misschien is het in Spanje normaal, maar ik vind
dat wij dat niet normaal moeten vinden. Twee. De advocaten van de jongeman geven ook
aan dat er reeds misstanden zijn te melden en spreken zelfs in sommige gevallen van
schending van mensenrechten. In zo'n geval, zeker als het gaat om een minderjarige,
zou ik me afvragen of dat niet een reden is om het inzetten van een vertrouwensadvocaat
iets naar voren te halen.
Minister Blok:
De heer Van Helvert vraagt mij steeds om op een specifieke casus in te gaan, maar
hij moet mij echt gunnen dat ik dat niet doe. Als dit in Nederland zou spelen, zou
een Minister ook niet ingaan op die specifieke zaak. Het is onder de Spaanse rechter.
Spaanse rechters kunnen precies deze vragen voorgelegd worden. Daar hoort dat plaats
te vinden. Maar echt, onze mensen verlenen ondersteuning met de extra zorg die ook
hoort bij het feit dat het om een minderjarige gaat.
De heer Van Helvert (CDA):
Even ter verduidelijking: ik heb het niet over de rechtsgang. Die raakt aan de vraag
of iemand schuldig is. Daar gaat een Spaanse rechter over. Dat is niet aan de orde.
Het gaat erom dat u in uw beantwoording zegt: de Spaanse autoriteiten zijn aan zet
als het gaat om bijvoorbeeld het diplomatieke verdrag dat we hebben om de jongeman
het hier te laten uitzitten. Dan zijn de autoriteiten aan zet. Dan gebeurt dat of
op diplomatiek niveau, tussen ambtenaren en ambtenaren, of op politiek niveau, tussen
een Minister en nog een Minister of een andere autoriteit. De Minister van Buitenlandse
Zaken kan zeggen dat we een vertrouwensadvocaat inzetten op basis van wat de advocaten
van deze Nederlandse minderjarige jongeman zeggen. Het gaat mij niet om het beïnvloeden
van de rechtsgang, maar het gaat erom dat we binnen de verdragen die we hebben, die
gereedschapskist ook gebruiken en niet wachten totdat we dadelijk een veroordeling
hebben. Dat duurt veel te lang.
Minister Blok:
Nogmaals, ik geef alleen in algemene termen antwoord. Ik vind het echt niet zuiver
dat een Minister ingaat op een lopende rechtszaak. De inzet van vertrouwensadvocaten
vindt plaats – het is niet voor het eerst dat die vraag aan de orde is – op het moment
dat er een oordeel is geveld waar we op in kunnen gaan. Dus dat geldt ook voor het
geval waar we het over hebben. Van onze kant wordt nadrukkelijk de mogelijkheid onder
de aandacht gebracht om overdracht naar Nederland te laten plaatsvinden, maar daar
is de instemming van het betreffende land en rechterlijke autoriteiten voor nodig.
De voorzitter:
Tot zover de beantwoording, begrijp ik van de Minister. Dan kijken we nog even naar
zijn toezeggingen. De griffier heeft er drie geformuleerd.
– In een review aan de Kamer volgt informatie over de verbeteringen van de visumprocedure.
Klopt dat? Mij blijkt dat dit het geval is.
– Het nieuwe subsidiekader juridische bijstand aan gedetineerden in het buitenland wordt
dit jaar gepubliceerd.
O, wacht. Op het eerste punt heeft de heer Sjoerdsma nog een opmerking.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik heb vooral de vraag wanneer we de review van het postennet – daar gaat deze toezegging
over – maar ook die van de verbetering van de visumdienstverlening mogen verwachten.
Minister Blok:
Die review vindt in de zomer plaats, dus in het najaar zal ik op beide punten terugkomen.
De voorzitter:
Goed, dat wordt dus in het najaar. Dat noteren we. Dan de derde toezegging.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de gedetineerde in Spanje na uitspraak van het vonnis.
Minister Blok:
Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb richting de heer Van Ojik aangegeven dat ik u
zou informeren over hoe follow-up wordt gegeven aan het vonnis over de zes vrouwen
in Koerdische gevangenschap.
De voorzitter:
Dit is een ander vonnis dan in Koerdistan.
Minister Blok:
Het is een vonnis in Rotterdam over zes vrouwen in Koerdische gevangenschap.
De voorzitter:
Juist, zo is het goed geformuleerd. Dan schrijven we het zo op. Staat genoteerd.
Dan dank ik de leden en de Minister en zijn ondersteuning voor de beantwoording.
Sluiting 17.11 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.