Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger en Laçin over het bericht 'Demonstranten in Harlingen willen sluiting afvaloven'
Vragen van de leden Kröger (GroenLinks) en Laçin (SP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Demonstranten in Harlingen willen sluiting afvaloven» (ingezonden 20 december 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 18 februari 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Demonstranten in Harlingen willen sluiting afvaloven»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de frequente storingen in de Reststoffen Energie Centrale
(afvalverbrander) Harlingen?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3 en 4
Deelt u de mening dat doordat deze afvalverbrander zo vaak technische storingen heeft
daardoor de mogelijkheid van uitstoot van giftige stoffen toeneemt en dit mogelijk
een bedreiging voor milieu en volksgezondheid betekent?
Deelt u de mening dat de slechte technische staat van de centrale tot deze structurele
problemen leidt en dat deze niet met reparaties en incidentmanagement zijn op te lossen?
Antwoord 3 en 4
Volgens (Europese) milieuregelgeving moeten afvalverbrandingsinstallaties de emissies
altijd beperken. Emissie-eisen mogen uitsluitend worden overschreden tijdens technisch
onvermijdelijke storingen. Tijdens storingen gelden nog wel een aantal emissiegrenswaarden
(CO, CxHy en stof) die deels minder streng zijn.
Indien blijkt dat de storing niet binnen 4 uur kan worden opgelost wordt de installatie
stilgelegd om te voorkomen dat de uitstoot van niet-reguliere emissies tot bedreiging
van milieu of volksgezondheid leidt. Bovendien is het totaal aantal storingsuren per
jaar gelimiteerd tot 60.
Het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân is verantwoordelijk voor
de vergunningverlening en het toezicht en kijkt hierbij ook naar de technische staat
van de centrale voor zover dat mogelijk risico’s voor mens en milieu oplevert. De
vergunning bevat voorschriften met betrekking tot inspectie, keuring en onderhoud.
De provincie Fryslân controleert Reststoffen Energie Centrale (REC) op deze milieuregels
en treedt handhavend op.
Vraag 5
Is er nog wel sprake van het toepassen van de best beschikbare techniek, als de gebruikte
techniek telkens faalt? Wordt daarmee nog wel voldaan aan de voorwaarden van de vergunning
en van de algemene voorwaarden voor het bedrijven van een dergelijke installatie?
Antwoord 5
De beste beschikbare technieken worden bepaald door zowel technische als economische
mogelijkheden voor een bedrijfstak. Voordat een techniek als BBT wordt aangewezen
is het derhalve zeker dat de techniek zich bewezen heeft. De maximale periodes van
storingen zijn in de regelgeving opgenomen. De vergunning bevat voorschriften met
betrekking tot inspectie, keuring en onderhoud, zoals aangegeven in het antwoord op
de vragen 3 en 4.
De provincie Fryslân controleert REC op deze milieuregels en treedt zo nodig handhavend
op.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan nieuwe BBT-conclusies voor afvalverbrandingsinstallaties.
Deze worden in de loop van dit jaar verwacht. Na publicatie hiervan dient het bevoegd
gezag te onderzoeken of de installatie nog voldoet aan de nieuwe BBT-conclusies. Als
dit niet het geval is, dienen zowel vergunning als de installatie binnen vier jaar
te zijn aangepast.
Vraag 6 en 7
Waarom is het toegestaan dat rond (de afhandeling van) een incident of storing de
emissies van schadelijke en kankerverwekkende stoffen zoals dioxines niet worden gemonitord,
terwijl juist op dat soort momenten de emissies het hoogst zijn?
Is de bepaling dat er niet hoeft te worden gemonitord rond storingen en het (her-)opstarten
van de installatie een wettelijke bepaling? Is deze in lijn met het verdrag van Stockholm?
Deelt u de mening dat deze bepaling moet worden aangepast, zodat er een goed beeld
van de totale emissie van dit soort installaties ontstaat?
Antwoord 6 en 7
Momenteel gelden er tijdens storingen geen meetverplichtingen voor componenten zoals
dioxine. Dit is conform de huidige Europese regels (Bref Afvalverbranding2 en de Richtlijn industriële emissies3).
Dioxine-emissies worden tweemaal per jaar periodiek gemeten via bemonstering door
een meetinstantie (maximaal 6 uur), gevolgd door analyse op een laboratorium. Tijdens
storingen kan vanuit praktisch oogpunt een dergelijke meting niet worden uitgevoerd.
Emissies die optreden tijdens storingen worden geschat. Aan de hand van periodieke
metingen, die in het verleden zijn uitgevoerd tijdens geplande opstart en stopsituaties,
kan een ruwe schatting worden gemaakt van de emissies bij storingen. Op deze wijze
vindt momenteel monitoring plaats van storingen en ongewone voorvallen en ontstaat
inzicht in de mogelijkheden de emissies te minimaliseren conform het verdrag van Stockholm.
Indien de storingsemissies een substantieel onderdeel uitmaken van de totale jaaremissie,
kan een nauwkeuriger inzicht in de emissies tijdens storingen gewenst zijn. De nieuwe
BBT-conclusies geven ruimte om continue bemonstering van dioxines in de vergunning
op te nemen, waardoor achteraf (beter) kan worden vastgesteld wat de dioxine-emissies
precies zijn geweest.
Vraag 8
Bent u bereid om te onderzoeken hoe voorkomen kan worden dat tijdens storingen wel
ongelimiteerd dioxines en andere schadelijke stoffen in de lucht uitgestoten kunnen
worden?
Antwoord 8
Naar aanleiding van eerdere incidenten met betrekking tot dioxine-emissies bij REC
Harlingen heeft RWS-Infomil op basis van informatie van alle omgevingsdiensten met
een afvalverbrandingsinstallatie in hun gebied een analyse gemaakt van de problematiek.
Op basis hiervan heeft RWS-Infomil een notitie4 opgesteld, waarin mogelijkheden staan beschreven om dioxine-emissies bij storingen
te minimaliseren. De notitie is opgesteld ten behoeve van het bevoegd gezag en kan
gebruikt worden voor het beperken van dioxine-emissies in vergunningverlening en toezicht.
Vraag 9
Bent u bereid de wet aan te passen met betrekking tot de monitoring van en normering
voor emissies van schadelijke stoffen tijdens storingen? Ben u bereid dit ook te doen
voor de minimalisatieverplichting van deze emissies tijdens storingen?
Antwoord 9
Een bedrijf moet vanzelfsprekend alles doen om het aantal incidenten zo beperkt mogelijk
te houden. De minimalisatieverplichting richt zich op het terugdringen van reguliere
emissies. De maatregelen die daarvoor worden genomen, worden door het bevoegd gezag
in de vergunningen vastgelegd.
Naast een verbetering van de milieuprestaties van afvalverbrandingsinstallaties tijdens
reguliere bedrijfsvoering, gaan de nieuwe BBT-conclusies ook regels stellen aan de
milieubelasting tijdens storingen. De nieuwe BBT-conclusies verplichten bedrijven
om een management plan voor storingen en ongewone voorvallen op te zetten. Een dergelijk
plan bevat onder meer monitoring van emissies tijdens storingen en maatregelen ter
voorkoming van storingen.
Ik laat door RWS-Infomil onderzoeken of bij implementatie van de definitieve BBT-conclusies
de verplichting om een management plan voor storingen op te stellen in algemene regels
haalbaar en wenselijk is of dat het opnemen van een dergelijke bepaling in individuele
vergunningen efficiënter is. Ik zal uw Kamer daarover te zijner tijd nader informeren.
Vraag 10
Bent u bereid om met de vergunningverlener en de betrokken handhavende instanties
te overleggen over een intrekking van de vergunning, totdat de installatie zodanig
is aangepast dat storingen niet meer voorkomen?
Antwoord 10
Intrekken van een vergunning is een zwaar middel in handen van de provincie Fryslân,
dat in beroep op proportionaliteit en subsidiariteit getoetst zal worden door de rechter.
Storingen -hoe onwenselijk ook- zijn onlosmakelijk verbonden aan bedrijfsprocessen.
Het beperken daarvan is in het belang van het bedrijf en in het belang van de omgeving.
Bij deze installatie geldt bovendien een maximum aantal storingsuren van 60 per jaar.
Ik wees al eerder op de mogelijkheid voor bevoegd gezag en bedrijf vanuit de nieuwe
BBT-conclusies, om te komen tot aanscherping van de vergunning en de installatie.
Uiteraard ben ik graag bereid RWS-Infomil de provincie Fryslân hierbij desgewenst
te laten ondersteunen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.