Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kops over de stijgende prijzen van nieuwbouwwoningen
Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de stijgende prijzen van nieuwbouwwoningen (ingezonden 22 januari 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
15 februari 2019).
Vraag 1
Kent u de berichten «Nieuwbouw zit in snelkookpan – Rap stijgende prijzen maken woningen
onverkoopbaar» en «Potentiële koper moet afhaken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe is het mogelijk dat de prijzen van nieuwbouwwoningen in een jaar tijd bijna twee
keer zo hard zijn gestegen als de prijzen van bestaande koopwoningen? Wat is het effect
van het vervallen van de gasaansluitplicht op de prijzen van nieuwbouwwoningen, nu
bewoners aangewezen zijn op peperdure «duurzame» energiebronnen, zoals warmtepompen
e.d.?
Antwoord 2
De prijzen van bestaande koopwoningen zijn tussen het derde kwartaal 2017 en het derde
kwartaal van 2018 met 9,2% gestegen, terwijl de prijs van nieuwbouw koopwoningen in
dezelfde periode met 17% toenam. De prijsindex voor bestaande koopwoningen is gecorrigeerd
voor veranderingen in de samenstelling van de verkochte woningen in verschillende
perioden. Deze prijsindex wordt daarom niet beïnvloed door kwaliteitsverschillen tussen
de woningen die per periode verkocht worden. De prijsindex voor nieuwbouwkoopwoningen
wordt niet gecorrigeerd voor veranderingen in de samenstelling van de nieuwbouwproductie.
Het afgelopen jaar vond een verschuiving binnen de nieuwbouw plaats naar hogere prijsklassen.
In de hogere prijsklassen kunnen de gestegen bouwkosten makkelijker worden doorberekend.
Dit droeg bij aan de prijsstijging van nieuwbouwwoningen.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat uw eigen duurzaamheidseisen leiden tot extra, onnodige
kosten en vertragingen bij nieuwbouwprojecten? Deelt u de conclusie dat de duurzaamheids-
en klimaathysterie van dit kabinet een groot drama is? Bent u ertoe bereid hiermee
te stoppen en het schrappen van de gasaansluitplicht terug te draaien? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Het effect van het vervallen van de gasaansluitplicht op de prijs van een nieuwbouwwoning
verschilt per geval. De Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen
(NEPROM) gaf bij haar inbreng bij het rondetafelgesprek Warmtewet met de Commissie
EZK van de Tweede Kamer op 7 december 2017 aan dat de meerkosten aan de woning ongeveer
15.000 euro zijn2. Als het de wens van de koper is om de woning nog tijdens te bouw te veranderen,
zoals in het voorbeeld in het artikel, dan is de investering uiteraard hoger dan als
een aardgasvrij ontwerp vanaf de tekentafel wordt meegenomen.
Onderzoeksbureau DWA heeft in 2017 in opdracht van Stedin de extra investeringskosten
van aardgasvrij onderzocht.3 De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat aardgasvrije woningen door de
veel lagere energierekening, gerekend over de levensduur van de woning, goedkoper
zijn.
Vraag 4
Wat hebben woningzoekenden aan nieuwbouwwoningen als zij deze door enorme prijsstijgingen
niet kunnen betalen? Welke opties hebben woningzoekenden nog als4 zij niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning,5 er geen middenhuurwoningen beschikbaar zijn en6 een bestaande koopwoning of nieuwbouwwoning onbetaalbaar is? Wanneer verwacht u dat
de prijzen naar een betaalbaar niveau zullen dalen?
Antwoord 4
Door nieuwbouw aardgasvrij uit te voeren worden kosten van het aardgasvrij maken van
de woning in de toekomst vermeden. Gezien ook de aanwijzingen dat aardgasvrije woningen
over de levensduur goedkoper zijn, kan het aardgasvrij maken van de nieuwbouw uiteindelijk
gunstig zijn voor de portemonnee van de consument.
Gemeenten hebben mijns inziens afdoende middelen gekregen om, als er risico was dat
bouwprojecten vertraagd zouden worden, de bouw alsnog met aardgas toe te staan. In
de ministeriële regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht7 zijn twee bepalingen opgenomen om vertraging van bouwprojecten te voorkomen. Deze
twee bepalingen zien toe op bouwprojecten waarvan de vergunningsaanvraag is ingediend
tussen 1 juli 2018 en 1 januari 2019. Ten eerste kon een college van burgemeester
en wethouders een gebied aanwijzen waar de gasaansluitplicht wel van toepassing blijft
als het aannemelijk is dat een of meer te bouwen bouwwerken minder snel tot stand
zouden komen dan mogelijk was geweest met een voorziening voor gas. Ten tweede kon
een college van burgemeester en wethouders een gebied aanwijzen waar de gasaansluitplicht
wel van toepassing blijft als aanpassing van het ontwerp naar aardgasvrij een problematisch
beroep doet op schaarse productiemiddelen in de bouwsector en dus tot vertraging van
andere bouwprojecten kon leiden.
Ik acht het duurzaamheids- en energiebeleid van dit kabinet verstandig en ben niet
bereid ermee te stoppen. Uw Kamer heeft per amendement de aansluitplicht voor nieuwbouw
in de gaswet geschrapt.
Vraag 5
Kunt zich herinneren dat u eerder in antwoord op Kamervragen stelde: «In de gesprekken
die ik voer met decentrale overheden ervaar ik een gezamenlijk gevoel van urgentie
om de bouwproductie te versnellen en een constructieve opstelling om de plancapaciteit
te vergroten»? Staat u nog steeds achter deze woorden? Zo ja, wat komt er van die
«versnelde bouwproductie» in de praktijk terecht? Hoe denkt u uw eigen doel van één
miljoen – betaalbare! – nieuwbouwwoningen in 2030 alsnog te gaan halen?
Antwoord 5
Het versnellen van de woningbouw is uiteindelijk de beste oplossing om tekorten terug
te dringen en prijsstijging te beteugelen. In de regio’s met de meest gespannen woningmarkt
maak ik daarom afspraken over de beschikbaarheid van plancapaciteit en de versnelling
van de bouw op de korte termijn op concrete locaties die cruciaal zijn voor de bouwopgave.
Tegelijkertijd is meer bouwen pas op de langere termijn een oplossing. Het maken en
realiseren van bouwplannen kost tijd, en ook het vergroten van capaciteit bij gemeenten
en bouwers. Daarom zet ik naast die versnelling in op het beperken van ongewenste
gevolgen van het woningtekort, zoals het gebrek aan betaalbare huurwoningen en huisjesmelkerij.
Regionaal zijn er grote verschillen in het woningtekort, de oorzaken en gevolgen daarvan.
Daarom zet ik in op maatwerk in de regio’s, samen met regionale partijen die hun woningmarkt
het beste kennen.
Vraag 6
Bent u ertoe bereid om gemeenten die alleen maar dure binnenstedelijke grond voor
nieuwbouw ter beschikking stellen op de vingers te tikken? Deelt u de mening dat er
veel meer in – goedkoper – buitenstedelijk gebied gebouwd moet worden? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
Antwoord 6
Ja, dat kan ik mij herinneren en ik sta nog steeds achter die woorden. Het versnellen
van de woningbouw is een gezamenlijke ambitie waar met alle betrokken partijen (rijksoverheid,
provincies en gemeenten en relevante maatschappelijke en commerciële organisaties)
aan wordt gewerkt. Dat neemt niet weg dat doorlooptijden van woningbouwprojecten sterk
variëren. Soms zijn doorlooptijden relatief lang, bijvoorbeeld doordat grondverwerving
en bestemmingswijziging tijd vergt. Dit zijn complexe processen die zorgvuldig doorlopen
moeten worden. Maar waar het kan neem ik obstakels weg. Daarvoor zet ik bijvoorbeeld
de aangepaste Crisis- en Herstelwet in. Ook heb ik u recent geïnformeerd over de oprichting
van de Transformatiefaciliteit, waarvoor ik € 38 miljoen beschikbaar gesteld heb.
Vanuit deze faciliteit worden geldleningen verstrekt voor het transformeren van oude
binnenstedelijke bedrijventerreinen, die door onvoldoende voorfinanciering blijven
liggen.
De in de Staat van de Woningmarkt gepresenteerde prognose gaat uit van een toename
van de behoefte aan woningen met 667.000 voor de periode 2017–2030. De ambitie in
de Nationale Woonagenda om jaarlijks 75.000 woningen toe te voegen volstaat om in
die behoefte te voorzien.
Vraag 7
Bent u ertoe bereid om gemeenten die alleen maar dure binnenstedelijke grond voor
nieuwbouw ter beschikking stellen op de vingers te tikken? Deelt u de mening dat er
veel meer in – goedkoper – buitenstedelijk gebied gebouwd moet worden? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
Antwoord 7
Ik vind het van belang dat regio’s tijdig voldoende plancapaciteit beschikbaar stellen
om te voorzien in de woningbehoefte. Of dat ook vraagt om plannen aan de randen van
de stad is afhankelijk van de regionale situatie, zoals de ontwikkeling van de woningbehoefte
en de mogelijkheden die er binnenstedelijk nog zijn. Daarbij geldt dat bouwen buiten
bestaand stedelijk gebied lang niet altijd goedkoper of sneller is, omdat ook hier
kosten voor infrastructurele ontsluiting hoog zijn, en zelfs hoger kunnen zijn dan
binnenstedelijk. De keuze voor nieuwe locaties voor woningbouw is onlosmakelijk verbonden
met de afweging met andere ruimtelijke belangen, zoals infrastructuur en het belang
van open ruimte. Ik zie het als onze gezamenlijke uitdaging om te voorzien in de behoefte
aan woningen, met voldoende oog voor alle andere ruimtelijke belangen. Daarbij blijft
voorop staan dat er, ook in de lokale dynamiek, druk blijft om complexe binnenstedelijke
locaties te ontwikkelen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het schandalig is en blijft dat Nederlandse woningzoekenden
nergens terecht kunnen, maar statushouders op hun wenken worden bediend met gratis
sociale huurwoningen? Deelt u de mening dat die vele tienduizenden sociale huurwoningen,
waar nu statushouders in verblijven, naar de Nederlanders hadden moeten gaan? Bent
u er alsnog toe bereid – zoals eerder verzocht in de motie-Kops/Fritsma (Kamerstuk
35 000 VII, nr. 41) – om de tijdelijke asielvergunningen van de in Nederland verblijvende statushouders
in te trekken en ervoor te zorgen dat de daardoor vrijkomende sociale huurwoningen,
evenals alle andere sociale huurwoningen, uitsluitend aan de Nederlanders worden toegewezen?
Antwoord 8
Nee, die mening deel ik niet. In Nederland wordt geen onderscheid gemaakt op basis
van nationaliteit. Iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld.
Dat uitgangspunt is in onze Grondwet verankerd.
De gemeente is verantwoordelijk voor het huisvesten van een vergunninghouder conform
de halfjaarlijkse taakstelling. In samenwerking met de corporatie wordt gezocht naar
een passende woning voor de gezinssituatie. Het tijdig huisvesten van statushouders
is voor een snelle en betere integratie van belang. Ook worden daarmee de maatschappelijke
kosten die met de opvang van asielzoekers gepaard gaan, beperkt gehouden.
Verder is het zo dat meer nog dan de wijze waarop de woningen worden verdeeld, het
beschikbare woningaanbod van doorslaggevend belang is voor hoe lang mensen moeten
wachten op een sociale huurwoning. Het aanjagen van de woningbouwproductie in gespannen
regio’s en het beter benutten van de bestaande voorraad is dan ook nodig om de kansen
van alle woningzoekenden te vergroten. Daar zetten vele partijen zich volop voor in,
waaronder gemeenten en ikzelf.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.