Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Bosch en Lodders over de stijging van de woonlasten
Vragen van de leden Van den Bosch en Lodders (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over de stijging van de woonlasten (ingezonden 22 januari 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
15 februari 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kopers en huurders zien de woonlasten stijgen»?1
Antwoord 1
Ja. Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Vraag 2
In hoeveel gemeenten is er afgelopen jaar sprake geweest van lokale lastenverzwaring?
Kunt u daarvan een overzicht verstrekken met daarin de lokale lastenstijging per gemeente
afgezet tegen de indexatie?
Antwoord 2
De ontwikkeling van de lokale lasten volgen wij met behulp van de jaarlijkse atlas
van de lokale lasten van het COELO. Daarin staan de lokale lasten uitgesplitst per
categorie. Aangezien het per inwoner of bedrijf verschilt hoeveel en welke lokale
lasten moeten worden betaald, is het lastig een uitspraak te doen over het aantal
gemeenten waarin afgelopen jaar sprake was van een lastenverzwaring of een dergelijk
overzicht te verstrekken.
Vraag 3
Kunt u toelichten of er, naast de onderzochte 37 grotere gemeenten, ook voor kleinere
gemeenten eenzelfde stijgend patroon in de gemeentebelasting te zien is? Zo ja, wat
vindt u hiervan? Zo nee, bent u bereid om dit inzicht te geven?
Antwoord 3
Voor een beeld van de andere gemeenten zal gewacht moeten worden op het verschijnen
van de 2019 editie van de COELO atlas van de lokale lasten. Gewoonlijk verschijnt
de atlas van de lokale lasten eind maart met daarin de cijfers van alle gemeenten.
Het beeld voor de andere gemeenten is dan ook beschikbaar.
Vraag 4
Hoeveel stijgen de gemeentelijke woonlasten gemiddeld (in euro’s) voor verschillende
soorten huishoudens?
Antwoord 4
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2, baseren wij ons op de COELO atlas van
de lokale lasten. Daarin wordt geen uitsplitsing gemaakt voor verschillende soorten
huishoudens.
Vraag 5
Kan ingegaan worden op de grootste uitschieters? Waarom stijgen de lasten in deze
gemeenten zo fors?
Antwoord 5
De democratisch gekozen volksvertegenwoordigers hebben het in de gevallen van uitschieters
noodzakelijk geacht een dergelijke stijging door te voeren. Ik zal enkele voorbeelden
aanhalen en toelichten op basis van de afwegingen die gemeenten hierover zelf hebben
bekendgemaakt. Sommige gemeenten achten zich genoodzaakt tot een verhoging doordat
geen rekening gehouden is met een korting uit het gemeentefonds en de nieuwe gemeenteraad
vanaf 2019 de mogelijkheid geboden is zelf te beslissen wat er met de gecreëerde ruimte
dient te gebeuren, hierdoor vindt er een stijging plaats. Andere gemeenten hebben
de woonlasten lang laag kunnen houden door de verkoop van eigen bezittingen. Echter,
de verkoopopbrengsten zijn niet meer toereikend om aan de wensen van de lokale volksvertegenwoordigers
te kunnen voldoen. Als gevolg daarvan achten deze gemeenten zich genoodzaakt tot een
verhoging. Tot slot zijn er gemeenten die de lasten verhogen als gevolg van een toename
van de kosten van groenvoorzieningen, Jeugdzorg, uitkeringen, Wmo en / of personeel.
Vraag 6
Kan elke gemeente onbeperkt de lokale lasten verhogen? Zo nee, welke beperkingen zijn
er vanuit het Rijk op de financiële beleidsvrijheid van de lokale overheid op de verschillende
belastingen en retributies? Kan hierbij ingegaan worden op de Wet houdbare overheidsfinanciën
(Wet HOF) en de rol en de effectiviteit van de macronorm?
Antwoord 6
Het is niet mogelijk dat gemeenten de lokale lasten onbeperkt verhogen. Voor bepaalde
belastingen zijn gemeenten bijvoorbeeld gebonden aan het feit dat ze maximaal kostendekkend
mogen zijn, hierbij kan gedacht worden aan de baatbelasting, de rioolheffing, de afvalstofheffing
en rechten/leges. De democratisch gekozen vertegenwoordigers van de inwoners zorgen
ervoor dat de lokale lasten niet meer stijgen dan door de gemeenteraad acceptabel
wordt geacht. De lokale democratie stelt immers de belastingtarieven vast.
Het Rijk en de gemeenten hebben een bestuurlijke afspraak gemaakt (de macronorm ozb)
die aangeeft hoe hoog de maximale jaarlijkse stijging van de totale ozb-opbrengsten
van alle gemeenten tezamen mag zijn. Dit betreft een afspraak omtrent de ontwikkeling
van de totale ozb-opbrengsten van alle gemeenten. Voorts vloeien uit de Wet HOF geen
beperkingen voort die medeoverheden beperken in het verhogen van lokale lasten. De
Wet HOF ziet namelijk op de schuldpositie van medeoverheden.
Vraag 7
Klopt het dat in gemeenten de lokale lasten het laatste jaar zijn gestegen? Wat ligt
volgens u ten grondslag aan deze lasten en wat kunt u doen om de lokale lasten niet
verder te laten stijgen?
Antwoord 7
Dat klopt voor sommige gemeenten. De achterliggende oorzaak ligt bijvoorbeeld in een
stijging van de afvalstoffenbelasting die gemeenten doorberekenen aan de inwoners.
Het is niet aan het Rijk om de lokale lasten niet verder te laten stijgen als de inwoners
van een gemeente hebben bepaald, door hun democratisch gekozen vertegenwoordigers
in de gemeenteraad de belastingverordening te laten vaststellen, dat zij de lastenstijging
acceptabel dan wel noodzakelijk achten.
Vraag 8
Deelt u de mening dat in tijden waarin mensen moeten gaan voelen dat het beter gaat,
de oplopende lokale lasten het tegenovergestelde doel bereiken? Zo nee, waarom niet?
Bent u voornemens de forse stijging van de woonlasten te bespreken met de gemeenten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Oplopende lokale lasten zouden in potentie afbreuk kunnen doen aan het landelijk gevoerde
fiscale koopkrachtbeleid. Vooralsnog staat echter niet vast dat dit het geval is.
In het licht hiervan zien wij geen aanleiding tot het voeren van gesprekken hierover
met gemeenten.
Vraag 9
Wat vindt u van het feit dat in Amsterdam de woonlasten met ruim 11% stijgen, terwijl
in bijvoorbeeld Assen de woonlasten omlaag gaan? Vindt u dit een wenselijke ontwikkeling?
Zo ja, waarom? Zo nee, hoe ziet u deze ontwikkeling in vergelijking met het kabinetsstreven
om iedere Nederlander in de portemonnee te laten voelen dat het echt beter gaat met
de economie?
Antwoord 9
De gemeentelijke woonlasten worden autonoom vastgesteld door gemeenten, mede afhankelijk
van de kosten van de voorzieningen die de gemeenten bieden. De COELO Atlas 2018 merkt
in het specifiek geval van Amsterdam op «dat het in 2017 de laagste netto gemeentelijke
woonlasten had van alle gemeenten. Ook is het zo dat gemeenten met relatief waardevol
onroerend goed, zoals Amsterdam, een lagere algemene uitkering ontvangen van het Rijk,
waardoor zij geacht worden zelf meer belasting te heffen». De afweging om de gemeentelijke
woonlasten te verhogen hangt dus sterk af van dergelijke, lokale, omstandigheden.
In het licht hiervan kan het Rijk geen oordeel vellen over de verschillen in de stijging
van gemeentelijke woonlasten per gemeente, noch over de wenselijkheid hiervan.
Met de in het Regeerakkoord afgesproken verlaging van de inkomstenbelasting beoogt
het kabinet om de Nederlandse bevolking te laten voelen dat het goed gaat met de economie.
De laatste raming voor de koopkrachtontwikkeling in 2019 ziet er in dat opzicht gunstig
uit. Maar het kabinet kan nooit voorspellingen of beloften doen over de individuele
portemonnee van huishoudens. Want net zoals de ontwikkeling van de lokale lasten verschilt
per gemeente, verschilt ook het totale mandje van de inflatie per huishouden. We hebben
immers niet allemaal hetzelfde consumptiepatroon. Bovendien verschilt de loonontwikkeling
tussen verschillende CAO’s, en maken huishoudens veranderingen in hun persoonlijke
omstandigheden door (trouwen, scheiden, kinderen, promotie, baanverlies etc) die in
de meeste gevallen een veel grotere invloed hebben op de portemonnee van huishoudens
dan het inkomensbeleid van het kabinet. Voor individuele huishoudens kan het saldo
van al deze ontwikkelingen daarom minder gunstig, maar in veel gevallen ook gunstiger
uitpakken dan de algemene trend laat zien.
Vraag 10
Bent u naar aanleiding van dit nieuwsbericht voornemens om extra maatregelen te nemen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Antwoord 10
De keuzes ten aanzien van de ontwikkeling van de lokale heffingen worden genomen door
de democratisch gekozen vertegenwoordigers van de inwoners. Deze keuzes komen tot
stand met inachtneming van de lokale wensen en opgaven. Deze democratisch gekozen
vertegenwoordigers zijn dan ook bij uitstek in staat om een afgewogen keuze hierin
te maken en daarover verantwoording af te leggen gedurende het democratische proces.
Ik zie geen aanleiding daarin te treden.
Vraag 11
Wilt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.