Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Meenen, Bergkamp en Van den Hul over het bericht ‘Bestuurder reformatorische school tekende Nashville-verklaring’
Vragen van de leden Van Meenen, Bergkamp (beiden D66) en Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Bestuurder reformatorische school tekende Nashville-verklaring» (ingezonden 18 januari 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) en Minister van
Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 februari 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bestuurder reformatorische school tekende Nashville-verklaring»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat vindt u ervan dat een onderwijsbestuurder met de naam van de scholengemeenschap
de Nashville-verklaring ondertekent?
Deelt u de mening dat de opvattingen die worden uitgedragen in de Nashvilleverklaring
als geheel in strijd zijn met de Nederlandse democratische rechtsstaat en dat deze
opvattingen niet aan de basis mogen liggen van een bekostigde Nederlandse onderwijsinstelling?
Antwoord 2 en 3
Het kabinet heeft afstand genomen van de Nashville-verklaring. Deze verklaring ontkent
dat mensen een homoseksuele, biseksuele of transgenderidentiteit kunnen hebben en ontkent daarmee dat dit een onderdeel is van de identiteit
van de betrokken personen. De Nashville-verklaring draagt niet bij aan het bevorderen
van de emancipatie van de lhbti-gemeenschap. Wij staan voor een samenleving waarin
het gesprek over godsdienst en seksuele diversiteit op een respectvolle en open manier
kan worden gevoerd. We hechten er zeer aan dat dat ook op alle scholen gebeurt.
De vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van onderwijs zijn – naast gelijkwaardigheid –
belangrijke waarden in onze samenleving. Soms is er spanning tussen deze waarden.
De bestuurder in kwestie geeft aan de verklaring op persoonlijke titel te hebben ondertekend.
Het is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of dat een strafbaar feit oplevert
of sprake is van een onrechtmatige gedraging.
Waar wij scholen op beoordelen, is hoe zij invulling geven aan de wettelijke verplichtingen
rondom burgerschap, sociale veiligheid en de kerndoelen, waaronder die met betrekking
tot seksualiteit en seksuele diversiteit. De formulering van deze opdrachten biedt
scholen ruimte daar een eigen invulling aan te geven, zolang het onderwijs is gericht
op respectvol omgaan met diversiteit. Dit betekent dat aspecten, zoals de aard en
frequentie van dat onderwijs, door de school worden gekozen. Deze invulling mag niet
in strijd zijn met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. De Inspectie
van het Onderwijs ziet toe op de naleving.
Dit kabinet werkt aan verduidelijking van de huidige burgerschapsopdracht in het funderend
onderwijs. Onderdeel daarvan is dat er meer aandacht komt voor de basiswaarden van
onze democratische rechtsstaat. Iedere school zal kennis van en respect voor de Grondwet
en de mensenrechten en de daaruit voortvloeiende basiswaarden van menselijke waardigheid,
vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit als uitgangspunt dienen te hanteren. Scholen
kunnen in lijn met de vrijheid van onderwijs eigen opvattingen hebben over de (wenselijke)
verhouding tussen grondrechten, maar de burgerschapsopdracht brengt mee dat daarover
dialoog plaatsvindt binnen de school waarbij tolerantie, positieve verdraagzaamheid
en kennis van en respect voor de basiswaarden cruciaal zijn. Dit wetsvoorstel is in
voorbereiding en wordt later dit jaar bij uw Kamer ingediend.
Met het kerndoelonderdeel seksuele diversiteit rust er op scholen de wettelijke verplichting
om aandacht te schenken aan seksuele diversiteit. Hoe scholen vorm geven aan die verplichting
verschilt per school. Met de motie Becker c.s. is verzocht een aantal kerndoelen,
waaronder die met betrekking tot seksuele diversiteit, scherper te omschrijven zodat
het voor alle scholen duidelijk is waaraan op dit vlak (minimaal) moet worden voldaan.2 In het regeerakkoord is aangekondigd dat de kerndoelen voor burgerschap en seksuele
diversiteit worden aangescherpt. Dit loopt mee in de integrale curriculumherziening
onder de noemer curriculum.nu.
Vraag 4
Geldt de bepaling, die in de wet bescherming namen en graden hoger onderwijs een wettelijke
verplichting geeft tot het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef waardoor vertegenwoordigers
van instellingen zich moeten onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen,
ook voor onderwijsinstellingen in het funderend onderwijs?
Antwoord 4
Nee, deze bepaling is vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek (WHW) en geldt daarmee alleen in het hoger onderwijs.
Voor het wettelijk kader voor het funderend onderwijs, verwijzen we u naar het antwoord
op vraag 2 en 3.
Vraag 5
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot het wettelijk verplichte maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
en welke consequenties kunt u nemen naar aanleiding van deze wettelijke verplichting?
Antwoord 5
De wettelijke verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen
geldt alleen in het hoger onderwijs. Voor het tweede gedeelte van uw vraag verwijzen
we naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Vraag 6
Bent u bereid deze uitspraken voor te leggen aan de Commissie beoordeling uitingen
maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef?
Antwoord 6
Dat is niet mogelijk. De Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
adviseert alleen over zaken in het hoger onderwijs.
Vraag 7
Bent u bereid in gesprek te treden met het Driestar College over de functie die de
onderwijsinstelling speelt in de Nederlandse samenleving en welke plichten de school
heeft op het gebied van sociale veiligheid?
Antwoord 7
Op school moet iedere leerling zich veilig weten. We kunnen ons voorstellen dat de
Nashville-verklaring heel pijnlijk is voor lhbti-jongeren en niet bijdraagt aan hun
gevoel van veiligheid en welzijn.
Er heeft naar aanleiding van uw Kamervragen een gesprek plaatsgevonden met het bestuur
van het Driestar College over de sociale veiligheid op de school. Het bestuur geeft
aan het van groot belang te vinden dat het sociale klimaat op de school veilig is,
ook voor lhbt-leerlingen. Daar wordt aan gewerkt, bijvoorbeeld door het mentorprogramma
weerbaarheid dat de leerlingen volgen, waarin wordt benadrukt dat respect voor anderen
en andersdenkenden vanzelfsprekend is. Ook kunnen leerlingen die problemen zoals pesten
ervaren, terecht bij een vertrouwenspersoon. In de communicatie over de vertrouwenspersoon
richting de leerlingen wordt lhbt expliciet als gespreksonderwerp benoemd.
De school houdt jaarlijks een leerlingenenquête over sociale veiligheid. De resultaten
daarvan zijn goed. Er wordt relatief weinig gepest en jongeren en ouders zijn tevreden
over de sociale veiligheid op de school.
De ondertekening van de Nashville-verklaring heeft veel losgemaakt, ook in het reformatorisch
onderwijs. We gaan er vanuit dat ook op deze scholen dagelijks gewerkt blijft worden
aan een open schoolklimaat. Een schoolklimaat waar respectvol met elkaar wordt omgegaan
en waar ruimte is voor iedere leerling om te zijn wie hij of zij is. Waar nodig zullen
we dit ondersteunen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.