Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Laçin over het bericht ‘Ministerie wil gevaarlijke stoffen over Twents spoor legaliseren’
Vragen van het lid Laçin (SP) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Ministerie wil gevaarlijke stoffen over Twents spoor legaliseren» (ingezonden 31 januari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 14 februari 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Ministerie wil gevaarlijke stoffen over Twents spoor legaliseren»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat er overschrijdingen van risicoplafonds zijn die in 2015 zijn afgesproken?
Zo ja, kunt u het aantal overschrijdingen in 2016, 2017 en 2018 noemen?
Antwoord 2
Ja, er is op een aantal locaties sprake van overschrijdingen van de risicoplafonds,
met name op de Bentheimroute en Brabantroute. In de jaarverslagen basisnet wordt jaarlijks
over de risicoplafonds gerapporteerd aan uw Kamer. Voor het precieze aantal overschrijdingen
in 2015, 2016 en 2017 verwijs ik u daarom naar de jaarverslagen (Kamerstuk 30 373, nr. 63, 66 en 68). Het jaarverslag basisnet over 2018 zal ik u naar verwachting voor de zomer toesturen.
Voor de omleidingsroutes van de Betuweroute (Bentheimroute en Brabantroute) wordt
– naast het jaarverslag – ook per kwartaal een rapportage gemaakt en via de website
van Infomil openbaar gemaakt. Echter, zoals ik heb toegelicht in mijn brief «Toelichting
op overschrijdingen risicoplafonds op het spoor en mijn aanpak» (die parallel aan
de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer is aangeboden) is de veiligheid
nergens in het geding.
Vraag 3, 4
Welke acties zijn er ondernomen naar aanleiding van deze overschrijdingen? Is er gehandhaafd
richting vervoerders? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven waarom deze risicoplafonds zijn afgesproken in 2015? Deelt u de mening
dat risicoplafonds niet voor niets zijn afgesproken en gerespecteerd dienen te worden?
Antwoord 3, 4
Voor het antwoord op beide vragen verwijs ik naar mijn brief «Toelichting op overschrijdingen
risicoplafonds op het spoor en mijn aanpak» die parallel aan de beantwoording van
deze vragen aan uw Kamer is aangeboden.
Vraag 5
Is het waar dat u voornemens bent om de risiconormen op te rekken, zodat overschrijdingen
gelegaliseerd worden? Zo ja, waarom bent u dit van plan? Welke andere mogelijkheden
ziet u om de overschrijdingen aan te pakken zonder normen op te rekken?
Antwoord 5
Nee, de veiligheidsnorm blijft gelijk: dit betekent geen woningen op plaatsen waar
het risico op overlijden als gevolg van een ongeluk met een goederentrein met gevaarlijke
stoffen groter is dan 1 op een miljoen per jaar (plaatsgebonden risico (PR) 10–6).
Deze veiligheidsnorm wordt niet opgerekt. Voor mijn aanpak om de overschrijdingen
aan te pakken verwijs ik naar mijn brief «Toelichting op overschrijdingen risicoplafonds
op het spoor en mijn aanpak» die parallel aan de beantwoording van deze vragen aan
uw Kamer is aangeboden.
Vraag 6, 9
Welke rol spelen burgemeesters, lokale bestuurders, gemeenteraden, provinciale staten
en bewoners in het proces als normen gewijzigd worden? Deelt u de mening dat wijzigingen
van normen gevolgen heeft voor provincies, gemeenten en bewoners en dat zij inspraak
moeten hebben voordat besluitvorming plaatsvindt? Zo ja, hoe gaat u dit organiseren
en waarborgen?
Wat heeft u gedaan met eerdere meldingen van provincies en gemeenten die zich zorgen
maken over het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor?
Antwoord 6, 9
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar mijn brief «Toelichting op overschrijdingen
risicoplafonds op het spoor en mijn aanpak» die parallel aan de beantwoording van
deze vragen aan uw Kamer is aangeboden.
Vraag 7
Hebben alle gemeenten en provincies die te maken hebben met vervoer van gevaarlijke
stoffen over het spoor kennis van de stoffen die vervoerd worden? Zo ja, hoe is dit
geregeld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
In het RID2 is vastgelegd welke specifieke gevaarlijke stoffen over het spoor vervoerd mogen
worden en op welke wijze. In de Wet vervoer gevaarlijke stoffen staan voor bepaalde
stoffen nog aanvullende eisen genoemd. Informatie over welke categorieën gevaarlijke
stoffen in welke hoeveelheden over het spoor zijn vervoerd, wordt elk kwartaal door
ProRail opgesteld en op de website van InfoMil gepubliceerd. Op basis van het RID,
de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de realisatiecijfers kunnen de veiligheidsregio’s
zich voorbereiden op een eventueel incident.
De meeste gevaarlijke stoffen worden via buisleidingen (52%) en binnenvaart (40%)
vervoerd. Via de weg is dit 6,5% en via het spoor 1,4%3. Indien er sprake is van een incident met een trein met gevaarlijke stoffen beschikt
ProRail op basis van de wagenlijst, die voor vertrek door de vervoerder bij ProRail
wordt ingediend, over actuele ladinginformatie. Deze ladinginformatie verstrekt ProRail
binnen 15 minuten aan de hulpdiensten, zodra daar behoefte aan ontstaat (Kamerstuk
30 373, nr. 63).
Vraag 8
Hebben alle gemeenten en provincies een actieplan in het geval van een ramp?
Antwoord 8
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt op grond van artikel 16 uit de Wet Veiligheidsregio’s
ten minste eenmaal in de vier jaar een crisisplan vast. Dit crisisplan omvat een beschrijving
van de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking
tot de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen inzake de rampenbestrijding
en de crisisbeheersing. Daarnaast is het bestuur van de veiligheidsregio op grond
van artikel 4.1.1 van het Besluit Veiligheidsregio’s ervoor verantwoordelijk dat de
brandweer een eenheid voor het verkennen van gevaarlijke stoffen en een eenheid voor
de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft en beschikt over een adviseur
gevaarlijke stoffen.
De regionale brandweer moet volgens artikel 4.1.5 lid 3 van het Besluit Veiligheidsregio’s
voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen beschikken over beschreven
procedures voor:
– de aanpak van de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen;
– het verkennen en meten van gevaarlijke stoffen, en
– het waarschuwen en informeren van de bevolking.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.