Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het pas na een artikel-12 procedure verstrekken van een kopie van het onderzoeksdossier aan nabestaanden
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het pas na een artikel-12 procedure verstrekken van een kopie van het onderzoeksdossier aan nabestaanden (ingezonden 3 december 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 14 februari 2019).
Vraag 1
Wat vindt u er van dat nabestaanden pas na het starten van een artikel 12 Sv-procedure
(klacht over het niet vervolgen) eindelijk toegang tot het onderzoeksdossier over
de dood van hun dierbare kunnen afdwingen?1 2
Antwoord 1
Er zijn drie grondslagen waarop nabestaanden kennis kunnen nemen van een onderzoeksdossier.
Bij de eerste categorie is sprake van een lopend strafproces. Daarin kunnen nabestaanden
op grond van artikel 51b Wetboek van Strafvordering kennis nemen (inzage en/of verstrekking)
van relevante processtukken. Zij kunnen daartoe een verzoek indienen bij een officier
van justitie. Als de officier van justitie het verzoek wil weigeren, dan heeft hij
daartoe een schriftelijke machtiging van een rechter-commissaris nodig, die de afwijzingsgronden
van het verzoek toetst.
De tweede categorie betreft zaken waarin er geen strafproces is. Deze categorie nabestaanden
valt daarmee niet onder de voormelde wettelijke regeling. Naar aanleiding van een
motie van het lid Van Nispen heeft het Openbaar Ministerie (OM) per 1 juli 2018 de
OM-Aanwijzingen slachtofferzorg en Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens gewijzigd.
Sindsdien wordt er in dergelijke situaties ruimhartig omgegaan met verzoeken van nabestaanden
tot inzage in dossiers. Als het gaat om het verstrekken van dossiers gaat de officier
van justitie terughoudender om met verzoeken, gelet op de bescherming van de persoonsgegevens
van derden (zoals getuigen of gewezen verdachten) die in onderzoeksdossiers staan.
Dat is overeenkomstig de motie, waarin het belang van de privacy bescherming van derden
staat vermeld.
De derde categorie ziet op een artikel 12 klachtprocedure van het Wetboek van Strafvordering.
Die procedure ziet op de beslissing van het OM om niet te vervolgen. Als een nabestaande
een dergelijke klachtprocedure start, kan klager een verzoek doen om het onderzoeksdossier
te ontvangen. Het Hof beslist of het dossier of een deel daarvan wordt verstrekt.
Als het Hof hiertoe besluit, ontvangt de advocaat het procesdossier. Die verstrekking
heeft als doel om de artikel 12 klachtprocedure te kunnen voorbereiden. De algemene
werkwijze daarbij is dat de stukken alleen aan de advocaat van de klager worden verstrekt.
De advocaat mag deze stukken niet met zijn cliënt of met anderen delen.
Het is dus niet nodig dat nabestaanden een artikel 12 klachtprocedure starten om toegang
tot het onderzoeksdossier af te dwingen. De verschillende regimes kennen vanuit hun
aard wel elk een eigen (toetsings)kader waar het gaat om inzage of het verstrekken
van stukken.
Vraag 2
Deelt u de mening dat hiermee onvoldoende recht wordt gedaan aan de Kamerbreed gesteunde
motie-Van Nispen waarin de regering wordt verzocht de mogelijkheden voor nabestaanden
om het onderzoeksdossier te laten onderzoeken uit te breiden met inachtneming van
de privacy?3
Antwoord 2
De motie van het lid Van Nispen heeft geleid tot de voormelde aanpassing van de OM-Aanwijzingen.
Het OM heeft mij geïnformeerd dat zij het afgelopen half jaar heeft ingezet op het
toepassen van de nieuwe Aanwijzingen. Daarmee wordt recht gedaan aan de motie binnen
de bestaande wettelijke kaders, waaronder die ten aanzien van privacy. Mogelijk kunnen
delen uit het dossier ruimer verstrekt worden, als hier geen persoonsgevoelige informatie
in staat of die informatie eenvoudig verwijderd kan worden. Het OM heeft mij geïnformeerd
dit nu al te doen waar het gaat om stukken waarin geen persoonsgevoelige gegevens
staan. Ik heb eerder toegezegd de toepassing van de Aanwijzingen te monitoren. In
mijn gesprekken met het OM hierover zal ik verkennen hoe de balans is en zou moeten
zijn tussen het meewegen van de belangen van getuigen en (gewezen) verdachten die
in dossiers worden genoemd en die van nabestaanden.
Ik merk daarbij op dat het verlenen van inzage of verstrekking op basis van de voormelde
Aanwijzingen, noch verstrekking op basis van artikel 12 Sv tot doel hebben om op het
dossier nader onderzoek (door derden) te laten verrichten.
Vraag 3
Waarom krijgen nabestaanden pas een kopie van het dossier nadat zij een tijdrovende
procedure (artikel 12 Wetboek van Strafvordering) zijn gestart, met een onnodige belasting
van het rechtssysteem tot gevolg en onnodige vertraging en lijden voor de nabestaanden?
Antwoord 3
Ik verwijs hiervoor de antwoorden op vraag 1 en 2.
Vraag 4
Bent u bereid hierover met het openbaar ministerie in gesprek te gaan? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.