Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Geurts over het zogeheten gelijkberechtigingsdossier
Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het zogeheten gelijkberechtigingsdossier (ingezonden 23 oktober 2018).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 12 februari
            2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 603.
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen over het zogeheten gelijkberechtigingsdossier?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Bent u bekend met de inhoud van het arrest van het Gerecht inzake vermeende onrechtmatige
               staatssteun in verband met de gesubsidieerde verwerving of het gratis ter beschikking
               stellen van natuurterreinen?2
Antwoord 2
            
Ja.
Vraag 3
            
Gezien het oordeel van het Europees Hof dat de Europese Commissie formeel onderzoek
               moet openen naar de Nederlandse staatssteun aan de zogeheten Terrein Beherende Organisaties
               (TBO's) naar aanleiding van de klacht van de Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters
               (VGG), deelt u de mening dat een dergelijk formeel onderzoek ertoe kan leiden dat
               de TBO's grote bedragen aan staatssteun terug moeten betalen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
De maatregel waar het in deze procedure om gaat, betreft subsidies voor grondverwerving
               en grondoverdrachten «om niet» aan de TBO’s (hierna: PNB regeling). Het gaat bij de
               TBO’s in de kern om de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en de twaalf provinciale
               landschappen. Door de PNB-regeling konden gronden van ecologische waarde worden verworven,
               pachtovereenkomsten worden beëindigd en gronden worden aangekocht of geruild die nodig
               waren voor de vorming van de ecologische hoofdstructuur (het huidige natuurnetwerk
               Nederland), een kerninstrument voor de bescherming van de biodiversiteit.
            
De Europese Commissie is tot de conclusie gekomen – op grond van haar bevindingen
               in het inleidend onderzoek – dat de betrokken steunmaatregel staatssteun inhield,
               maar dat deze uit hoofde van artikel 106, lid 2, VWEU verenigbaar was met de interne
               markt.
            
Het Gerecht van Eerste Aanleg is van oordeel dat de Europese Commissie de formele
               onderzoeksprocedure ingevolge artikel 108, lid 2, VWEU had moeten openen omdat zij
               – bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de interne markt
               – had moeten concluderen dat er ernstige moeilijkheden waren. Het Gerecht komt tot
               dit oordeel onder meer vanwege de duur van de goedkeuringsprocedure, ook al had die
               volgens de Europese Commissie met specifieke factoren te maken die als zodanig los
               staan van de inhoudelijke beoordeling onder het relevante staatssteunkader.
            
Aan het einde van een formele onderzoeksprocedure kan de Commissie ofwel tot de conclusie
               komen dat er geen sprake is van staatssteun ofwel een positief besluit nemen waarbij
               zij de staatssteun wederom verenigbaar verklaart met de interne markt ofwel een negatief
               besluit nemen waarbij zij tot de bevinding komt dat de staatssteun toch niet met de
               interne markt verenigbaar is. Alleen in dit laatste geval kan de Commissie besluiten
               dat de onverenigbare staatssteun teruggevorderd moet worden bij de begunstigden. Overigens
               oordeelt de Europese Commissie in haar besluit dat natuurbeheer een exclusief sociaal
               en niet-economisch karakter heeft. De natuurorganisaties voeren evenwel ook beperkte
               secundaire economische activiteiten uit, zoals de verkoop van hout, waardoor zij aan
               te merken zijn als ondernemingen in de zin van het staatssteunrecht.
            
Het Gerecht velt geen inhoudelijk oordeel over het goedkeuringsbesluit van de Commissie.
               De beschikking heeft een procedureel gebrek. De Commissie heeft de procedurele rechten
               van de VGG geschonden door niet de formele onderzoeksprocedure naar aanleiding van
               de VGG-klacht naar de staatssteunmaatregel in te stellen.
            
Het is aan de Europese Commissie om een nieuw besluit te nemen, mocht zij besluiten
               tot het openen van de formele onderzoeksprocedure. Uit het goedkeuringsbesluit van
               de Europese Commissie uit 2015 blijkt echter duidelijk dat de Europese Commissie dit
               als verenigbare staatssteun beschouwt. Het is waarschijnlijker dat de Europese Commissie
               dit, na behandeling van de formele onderzoeksprocedure, wederom als verenigbare staatssteun
               ziet dan dat zij het als onverenigbare staatssteun gaat kwalificeren. Het is dus nog
               maar zeer de vraag of dit onderzoek ertoe zal leiden dat TBO’s grote bedragen aan
               staatssteun terug zouden moeten betalen.
            
Vraag 4
            
Waarom is indertijd niet vooraf, vóór de verstrekking van staatssteun aan TBO's, bij
               de Europese Commissie de staatssteun ter goedkeuring gemeld en een goedkeuringsbesluit
               van de Europese Commissie afgewacht, te weten de standstill-verplichting?
            
Antwoord 4
            
De begunstigden van de PNB-regeling waren niet-gouvernementele organisaties waarvan
               de belangrijkste statutaire doelstelling bestaat in het in stand houden en beheren
               van de natuur. Aangezien hun hoofdactiviteit natuurbeheer is, hetgeen geen marktactiviteit
               is, en hun secundaire wel economische activiteiten (de verkoop van hout en vlees,
               de verhuur van jacht- en visrechten en toeristische activiteiten) volledig aan de
               hoofdactiviteit ondergeschikt waren, is er destijds vanuit gegaan dat de subsidieverlening
               en de overdracht van grond «om niet» niet als staatssteun was aan te merken. De opbrengsten
               van de secundaire activiteiten vormden, net als de ontvangen subsidies en andere contributies
               en donaties van hun leden, een inkomstenbron voor de bekostiging van hun hoofdactiviteit
               en moesten worden gebruikt om de beheerkosten te dekken. Wanneer de inkomsten hoger
               waren dan de beheerkosten, moesten deze worden geherinvesteerd in natuurbehoud of
               worden afgedragen aan de Nederlandse Staat.
            
Pas met het arrest van 12 september 2013, Duitsland/Commissie (T-347/09, niet gepubliceerd,
               EU:T:2013:418), waarin het Gerecht heeft vastgesteld dat dergelijke secundaire activiteiten
               economische activiteiten zijn, werd duidelijk dat de Europese rechter dit onder omstandigheden
               als staatssteun zou kunnen kwalificeren.
            
Overigens zijn er ook nu nog argumenten die kunnen worden aangevoerd voor de stelling
               dat hier geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van
               het VWEU.
            
Vraag 5
            
Hoe hoog schat u het risico in dat TBO’s de gegeven steun moeten terugbetalen? Wat
               is het geldbedrag dat terugbetaald zou moeten worden?
            
Antwoord 5
            
In het antwoord in vraag 3 heb ik aangegeven dat het nog maar zeer de vraag is of
               het formele onderzoek ertoe zal leiden dat TBO’s grote bedragen aan staatssteun terug
               zouden moeten betalen. Om welk geldbedrag het hier zou gaan is onbekend.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat vanwege het niet naleven van de «standstill»-verplichting op de Nederlandse
               overheid een juridische verplichting rust om in ieder geval de rente over de verleende
               staatssteun aan de TBO's terug te vorderen, ook als de staatssteun goedgekeurd wordt
               door de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet? Om welk geldbedrag aan rente zou
               het gaan?
            
Antwoord 6
            
Uit de rechtspraak van het EU Hof van Justitie blijkt niet of de steunverstrekkende
               autoriteit van een lidstaat ertoe gehouden is om – zonder daartoe door een besluit
               van de Europese Commissie of een uitspraak van de nationale rechter gedwongen te zijn
               – op eigen initiatief reeds rente over de (wel verenigbare) uitgevoerde staatssteun
               te vorderen. Bovendien blijkt uit de uitspraak van het Gerecht dat er gerede twijfel
               is over de onverenigbaarheid van de staatssteun.
            
Om welk geldbedrag aan rente het hier zou gaan is onbekend.
Vraag 7
            
Klopt het dat de VGG aangeboden heeft met de Nederlandse Staat en de TBO’s deze staatssteunkwestie
               buiten rechte af te wikkelen in ruil voor intrekking van de klacht? Zo ja, waarom
               is hier niet op ingegaan?
            
Antwoord 7
            
Dit klopt.
Tussen 2013 en 2016 hebben de heren Co Verdaas en Sybe Schaap op verzoek van het Ministerie
               van Economische Zaken en IPO en op voordracht van de TBO's en de VGG een bemiddelingspoging
               gedaan die niet tot resultaat heeft geleid. In 2017 hebben enkele informele, verkennende
               gesprekken plaatsgevonden tussen de VGG en vertegenwoordigers van het Ministerie van
               Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om te bezien of er grond was een nieuwe bemiddelingspoging
               te starten. Ook deze gesprekken hebben niet tot resultaat geleid.
            
Vraag 8
            
Vindt u het risico dat de TBO's naar aanleiding van het onderzoek van de Europese
               Commissie mogelijk grote bedragen aan staatssteun moeten terugbetalen aanvaardbaar?
            
Antwoord 8
            
Zie mijn antwoord bij vraag 3.
Vraag 9
            
Is bovengenoemde uitspraak voor u reden om een leidende rol te gaan spelen in het
               faciliteren van een schikking tussen de Staat, de VGG en de TBO's? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 9
            
Gezien het antwoord dat ik op vraag 3 geef, zie ik vooralsnog geen directe aanleiding
               een leidende rol op mij te nemen in een mogelijke schikking. Wel wil ik bezien of
               het zinvol is om een voor alle partijen acceptabele en onafhankelijke verkenner in
               te schakelen die onderzoekt of er perspectief is om vervolg te geven aan eerdere bemiddelingspogingen.
            
Vraag 10
            
Hoe hoog schat u de kans in dat de Europese Commissie hoger beroep tegen de uitspraak
               van het Hof gaat aantekenen? Is dat wenselijk? Zo ja, waarom?
            
Antwoord 10
            
Het is aan de Europese Commissie om een hogere voorziening in deze zaak al dan niet
               in te stellen. Zij kan echter ook besluiten – zonder een hogere voorziening in te
               stellen – tot het openen van de formele onderzoeksprocedure. Inmiddels is duidelijk
               dat de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland een hogere voorziening
               heeft ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.