Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Groothuizen en Paternotte over het bericht 'Huizen zijn er wel, statushouders niet'
Vragen van de leden Groothuizen en Paternotte (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Huizen zijn er wel, statushouders niet» (ingezonden 21 januari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 12 februari
2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Huizen zijn er wel, statushouders niet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het, dat in 2018 gemeenten 3.000 statushouders minder hebben gehuisvest dan
de totale taakstelling van 22.000? Hoe duidt u de achterstand van deze minder gehuisveste
3.000 statushouders?
Antwoord 2
Er zijn in de tweede helft van 2018 2.934 minder vergunninghouders door gemeenten
gehuisvest dan via de taakstelling zijn opgelegd. Er kunnen meerdere redenen zijn
voor deze achterstand. Uit een door de Landelijke Regietafel (LRT) medio 2018 gevraagde
quick scan onder gemeenten kwam naar voren dat gemeenten zelf vooral de krapte op
de woningmarkt, naast concurrerende urgente groepen en het lastiger huisvesten van
grote gezinnen aanwijzen als oorzaak voor achterlopende resultaten. Ook geven gemeenten
aan dat de komst van nareizende familieleden leidt tot vertraging bij de huisvesting.
Vraag 3
Klopt het voorts dat de gemeente Den Bosch in 2018 een taakstelling van 146 statushouders
had, maar van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) slechts 82 huisvestingsverzoeken
kreeg?
Antwoord 3
Ja, dat klopt. Een aantal gemeenten, waaronder ‘s-Hertogenbosch, heeft minder statushouders
gekoppeld gekregen dan nodig was voor de taakstelling van die gemeente. Dat wil overigens
niet zeggen dat er landelijk onvoldoende vergunninghouders waren. Het gaat om de verdeling
over de diverse gemeenten: de beschikbare vergunninghouders zijn in de bedoelde periode
aan andere gemeenten gekoppeld. In het proces van koppelen houdt het COA immers rekening
met een aantal zaken, zoals medische behandeling, familierelaties en in toenemende
mate arbeidsmarktkansen. Vooral de groep nareizigers maakt het lastig om de spreiding
over gemeenten evenredig te houden. Immers, nareizigers worden gekoppeld aan dezelfde
gemeente als waar de referent al woont. Daardoor kan het voor komen dat de vergunninghouders
niet geheel gelijkelijk over alle gemeenten verdeeld worden.
Vraag 4
Hoeveel en welke gemeenten hebben in 2018 niet de taakstelling behaald? In welke van
deze gevallen heeft het COA minder statushouders geleverd dan de aangewezen taakstelling?
Antwoord 4
Op 31 december 2018 hadden 272 gemeenten de opgelegde taakstelling niet behaald. In
de tweede helft van 2018 heeft het COA aan 106 gemeenten 800 minder vergunninghouders
geleverd dan volgens de taakstelling nodig was.
Vraag 5
Kunt u toelichten hoe het komt dat het COA niet de aantallen statushouders levert
die zijn afgesproken in de taakstelling voor gemeenten, terwijl er meer dan voldoende
statushouders in asielzoekerscentra wachten op een plek in de samenleving?
Antwoord 5
Het artikel in NRC gaat over de huisvesting van vergunninghouders in 2018. In 2018
heeft het COA voldoende vergunninghouders aan gemeenten gekoppeld om de taakstelling
op landelijk niveau te kunnen realiseren. Zoals onder het antwoord 3 is vermeld, kunnen
de vergunninghouders niet altijd gelijkmatig over alle gemeenten verdeeld worden.
De ongelijke verdeling van vergunninghouders over de gemeenten kan in een volgende
taakstellingsperiode weer rechtgetrokken worden. De overgrote meerderheid van vergunninghouders
die nu in de AZC’s zitten, is al gekoppeld aan gemeenten.
Vraag 6
Staat u nog steeds achter uw woorden van 2 november 2018 op Radio 1, toen u stelde
dat «de doorstroom van statushouders naar een woning stokt door de krapte op de woningmarkt»?
Zo nee, wat is dan wel de reden voor de haperende doorstroom?
Antwoord 6
Daar sta ik nog steeds achter. Zoals onder vraag 2 beantwoord, geven gemeenten zelf
ook aan de krappe woningmarkt als de voornaamste oorzaak voor het niet tijdig huisvesten
van vergunninghouders te zien.
Dit laat onverlet dat er ook individuele gemeenten zijn die in de tweede helft van
2018 onvoldoende vergunninghouders kregen gekoppeld. Deze gemeenten treft geen blaam
voor de opgelopen achterstand.
Vraag 7
Klopt het dat gemeenten worden beoordeeld op basis van de taakstelling en dat daarbij
geen rekening wordt gehouden met het aantal statushouders dat het COA daadwerkelijk
aan de gemeenten toewijst? Betekent dit dat gemeenten aan wie het COA minder statushouders
toewijst dan waar zij plek voor hebben buiten hun schuld in gebreke blijven?
Antwoord 7
Nee, dat klopt niet. De gemeenten worden door de Provincies na het eind van een taakstellingsperiode
beoordeeld op het realiseren van de taakstelling. Het niet voldoen aan de taakstelling
door onvoldoende toegewezen vergunninghouders wordt gemeenten niet aangerekend. Het
op deze wijze niet-behaalde deel van de taakstelling blijft wel staan om in de volgende
taakstellingsperiode te realiseren. De gemeenten die meer vergunninghouders hebben
gehuisvest dan volgens de taakstelling vereist, kunnen het aantal boven de taakstelling
gehuisveste vergunninghouders in mindering brengen op de volgende taakstelling.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het onnodig lang ophouden van statushouders in Asielzoekerscentra
de integratie niet ten goede komt? Zo ja, wat gaat u doen teneinde ervoor te zorgen
dat gemeenten die aan hun taakstellingen kunnen voldoen ook voldoende statushouders
toegewezen krijgen?
Antwoord 8
Die mening deel ik. Om die reden is het van groot belang dat de gemeenten die minder
vergunninghouders in 2018 hebben gehuisvest dan mogelijk was, snel hun achterstanden
inlopen. Ik reken daarbij op effectieve handhaving door de toezichthouder ten aanzien
van bedoelde gemeenten en de inzet van het COA bij het slim verdelen van de beschikbare
vergunninghouders over die gemeenten die in 2018 te weinig koppelingen hebben gekregen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.