Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Groothuizen en Van Nispen over incassobonussen van deurwaarders voor grote klanten
Vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over incassobonussen van deurwaarders voor grote klanten (ingezonden 16 januari 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 12 februari 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1489.
Vraag 1
Kent u het bericht «Deurwaarders onder vuur om incassobonus voor grote klanten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening van de toezichthouder, het Bureau Financieel Toezicht, dat de constructie
die deurwaarders met grote klanten, zoals zorgverzekeraars, energiebedrijven en telecomaanbieders,
hebben opgetuigd «onwenselijk en over de rand» is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De onafhankelijke toezichthouder Bureau Financieel Toezicht (BFT) doet momenteel onderzoek
naar prijsafspraken die deurwaarders met hun opdrachtgevers overeenkomen. Het gaat
hier om een zogenaamde kick back fee. Deze houdt in dat de gerechtsdeurwaarder een
deel van de opbrengst van de ambtshandeling doorgeeft aan de opdrachtgever. Dit verdienmodel
is mogelijk een risico voor de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder. Het zou
namelijk een zorgvuldige belangenafweging tussen schuldeiser en schuldenaar in de
weg kunnen staan. Dat acht ik onwenselijk en het is daarom goed dat de toezichthouder
een onderzoek is gestart.
Vraag 3
Hoe verhoudt deze constructie zich in uw ogen tot de Verordening beroeps- en gedragsregels
voor gerechtsdeurwaarders? Kunt u in uw antwoord in het bijzonder aandacht besteden
aan artikel 2 van deze Verordening over onafhankelijkheid en onpartijdigheid?
Antwoord 3
Gerechtsdeurwaarders zijn openbare ambtenaren die in onafhankelijkheid hun publieke
taak moeten vervullen. De onafhankelijkheid is wettelijk geregeld in de gerechtsdeurwaarderswet.
Daarnaast heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG)
een tweetal verordeningen opgesteld die de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder
reguleren. In de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders zijn normen
gesteld over de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder zijn beroep uitoefent. Ten aanzien
van de onafhankelijkheid is daarin geregeld dat de gerechtsdeurwaarder zijn beroep
zo uitoefent dat zijn onafhankelijkheid en ambtelijke onpartijdigheid niet in gevaar
komen. In de Verordening onafhankelijkheid gerechtsdeurwaarders artikel 2, eerste
lid is geregeld dat de gerechtsdeurwaarder ervoor zorgt dat de aanvaarding en de uitvoering
van opdrachten nimmer worden bepaald of beïnvloed door andere rollen of verantwoordelijkheden.
Indien uit onderzoek van het BFT blijkt dat in de praktijk prijsafspraken ertoe leiden
dat de onafhankelijkheid in het geding is, zal het BFT handhavend optreden. Het is
uiteindelijk aan de tuchtrechter om te oordelen of de prijsafspraak in de desbetreffende
gevallen toelaatbaar was.
Vraag 4, 6
Acht u de waarborgen voor een gerechtsdeurwaarder, een zorgvuldige belangenafweging
te kunnen maken tussen schuldeiser en schuldenaar, met deze constructie nog afdoende?
Zo ja, welke waarborgen zijn dat en kunt u daarvan aangeven waarom zij, ondanks deze
constructie, nog voldoende zijn?
Welke mogelijkheden ziet u teneinde de waarborgen voor een onafhankelijke en onpartijdige
belangenafweging verder te versterken naar aanleiding van deze berichtgeving?
Antwoord 4, 6
Gerechtsdeurwaarders mogen zich bij de uitvoering van hun publieke taak niet door
hun eigen verdiensten laten leiden. Financiële prikkels die er toe leiden dat gerechtsdeurwaarders
eerder dan noodzakelijk ambtshandelingen verrichten zijn daarom ongewenst. De KBvG
heeft een «Verordening begrenzing tariefmodellen» in voorbereiding die beoogt afspraken
met opdrachtgevers tegen te gaan die de afweging kunnen verstoren die een gerechtsdeurwaarder
bij het vervullen van zijn publieke taak moet maken. Deze zal naar verwachting dit
voorjaar ter goedkeuring aan mij worden voorgelegd.
De relatie tussen de bekostiging van ambtshandelingen en de wijze waarop de deurwaarder
zich tegenover de schuldenaar gedraagt, is onderwerp van onderzoek van een adviescommissie.
Deze Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (de commissie
Oskam) doet aanbevelingen om het stelsel voor tarifering van ambtshandelingen van
gerechtsdeurwaarders te actualiseren en te komen tot een bestendige regeling voor
de toekomst. Deze commissie levert dit voorjaar haar eindrapport op. Ik zal uw Kamer
daar later dit jaar over informeren.
Vraag 5
Klopt het, dat deurwaarders al sinds 2009 van deze constructie af willen en dat de
toezichthouder hiervan op de hoogte is? Indien deurwaarders inderdaad al sinds 2009
van deze constructie af willen, waarom moet het dan zo lang duren?
Antwoord 5
Het klopt dat in 2009 al aandacht was voor de prijsafspraken die gerechtsdeurwaarders
maken met hun opdrachtgevers. In het rapport «Noblesse oblige» uit 2009 stond de aanbeveling
dat opdrachtgevers niet aan ambtshandelingen zouden mogen verdienen.2 Een verbod op prijsafspraken die er toe leiden dat opdrachtgevers verdienen aan een
ambtshandeling is door de regering destijds niet nodig geacht om de onafhankelijkheid
van gerechtsdeurwaarders voldoende te waarborgen. Het maken van prijsafspraken tussen
gerechtsdeurwaarder en opdrachtgever is een logisch gevolg van de in 2001 geïntroduceerde
marktwerking.
In 2010 heeft de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie de Verordening onafhankelijkheid
gerechtsdeurwaarders van de KBvG goedgekeurd. Vervolgens is in 2016 deze onafhankelijkheid
wettelijk vastgelegd in de Gerechtsdeurwaarderswet. Zoals in het antwoord op vraag
4 aangegeven, heeft de KBvG een nieuwe verordening in voorbereiding die tot doel heeft
grenzen te stellen aan tariefafspraken. Deze verordening heeft mede tot doel de onafhankelijkheid
nader te waarborgen. Daarnaast is de relatie tussen prijsafspraken en onafhankelijkheid
sinds medio 2016 onderwerp van aandacht van de toezichthouder, toen het BFT verantwoordelijk
werd voor het integraal toezicht.
Vraag 7
Klopt het, dat de marktomstandigheden waar deurwaarderskantoren al enige tijd mee
kampen moeilijk zijn? Zo ja, waar ligt dat volgens u aan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het klopt dat de gerechtsdeurwaarders het financieel zwaar hebben. Gedurende de laatste
jaren heeft de sector te maken met een structurele omzetdaling gedurende de laatste
jaren (2015: € 423.945.000, 2016: € 406.173.000, 2017: € 389.265.000). De omzetdaling
is volgens de KBvG deels te verklaren door een trend dat het aantal ambtshandelingen
afneemt. Deze afname wordt onder andere veroorzaakt door een toenemende terughoudendheid
om de gang naar de kantonrechter te maken vanwege de verhoging van de griffierechten,
maar ook omdat de gerechtsdeurwaarders meer dan voorheen erin slagen om met een schuldenaar
een betalingsregeling te treffen, waardoor bijvoorbeeld het leggen van beslag kan
worden voorkomen, aldus de KBvG.
Vraag 8
Geldt de overheid als een schuldeiser die het risico van een mislukte incasso bij
de deurwaarders probeert te leggen? Zo ja, hoe beoordeelt u het effect daarvan op
deurwaarderskantoren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nee, gerechtsdeurwaarders zijn naast openbaar ambtenaar ook ondernemer en maken in
die laatste hoedanigheid zelf (prijs) afspraken met hun opdrachtgever. Zij zijn daarom
zelf verantwoordelijk voor het maken van (prijs) afspraken die hen in staat stellen
een bestendige praktijk te voeren. Daarnaast dient de overheid zich op te stellen
als goed opdrachtgever.
Overigens zal de reeds eerder genoemde Commissie herijking tarieven ambtshandelingen
gerechtsdeurwaarders, bij de uitvoering van zijn taak een afweging maken tussen een
goede, verantwoorde en efficiënte bedrijfsvoering van de gerechtsdeurwaarder (inclusief
een redelijke ondernemingsvergoeding), de bescherming van de schuldenaar tegen te
hoog oplopende kosten en de belangen van de schuldeiser. Dit alles binnen de rechtsstatelijke
uitgangspunten.
Vraag 9
Wat zijn de door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), onder voorbehoud, aangekondigde
plannen in 2019 een nieuwe aanbesteding met betrekking tot overheidsopdrachten voor
gerechtsdeurwaarders in de markt te willen zetten? Op welke manier heeft u daarin
de gevolgen voor de marktwerking in de sector van gerechtsdeurwaarders meegenomen?
Wat is de noodzaak tot deze aanbesteding?
Antwoord 9
Het CJIB heeft in 2017 een succesvolle aanbesteding afgerond, waarin de vorderingen
van vier bestuursorganen gezamenlijk zijn aanbesteed. In de aanbestedingsdocumenten
is toen aangekondigd dat er op een termijn van circa twee jaar een volgende aanbesteding
zou komen met een bredere scope en een grotere diversiteit aan vorderingen. Deze aanbesteding
is nu in voorbereiding en start volgens planning medio 2019. Met deze aanbesteding
geeft het CJIB uitvoering aan de Rijksincassovisie.
Als onderdeel van de voorbereiding op de aanbesteding verdiept het CJIB zich nadrukkelijk
in de marktomstandigheden, heeft zij gesprekken gevoerd met de beroepsorganisatie
KBvG en de belangenorganisatie (Deurwaardersbelangen.Nu) en voert zij een brede marktconsultatie
uit. Onderdeel van de consultatie was een informatiebijeenkomst op 31 januari 2019,
waar alle gerechtsdeurwaarderkantoren, de KBvG en Deurwaardersbelangen.Nu waren uitgenodigd.
De juridische noodzaak is gelegen in de Aanbestedingswet 2012. Bovendien biedt een
aanbesteding beleidsmatig de mogelijkheid om te zorgen dat alle vorderingen van één
debiteur gebundeld worden bij één gerechtsdeurwaarder. Daarnaast kan het CJIB beter
sturen op het uitgangspunt dat vorderingen maatschappelijk verantwoord worden afgehandeld
door gerechtsdeurwaarderskantoren die dit het beste kunnen uitvoeren. Zo kan het CJIB
gerechtsdeurwaarders(kantoren) selecteren die beleidsmatig het best aansluiten bij
de Rijksincassovisie.
Vraag 10
Bent u bereid een juridische analyse uit te laten voeren over de noodzaak tot aanbesteding
teneinde te bepalen in welke mate er ruimte is naar een implementatie van het zogeheten
Belgische verdeelmodel van overheidsopdrachten te kijken, zoals o.a. is verzocht door
Deurwaardersbelangen in hun brief van 11 januari 2019? Bent u bereid dat in samenspraak
en met inzet van alle betrokken instanties te doen? Zo ja, wanneer kunt u die analyse
aan de kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De Aanbestedingswet 2012 is voor mij het uitgangspunt. Daarom zie ik geen reden tot
een juridische analyse van het Belgisch model. Daarnaast zijn er ook beleidsmatige
redenen om tot een aanbesteding over te gaan. Zoals bij de beantwoording van vraag
9 is aangegeven wil het CJIB beter sturen op het uitgangspunt dat vorderingen maatschappelijk
verantwoord worden afgehandeld. Door de «methodiek» van aanbesteden kunnen gerechtsdeurwaarderskantoren
worden geselecteerd die dit het beste kunnen uitvoeren.
Vraag 11
Hoe verhoudt deze aangekondigde planning zich tot de Rijksincassovisie waar het bewustzijn
in wordt verwoord dat een burger slechts één afloscapaciteit heeft, zodat een schuldenaar
niet door verschillende gerechtsdeurwaarders wordt benaderd?3
Antwoord 11
Door de aankomende aanbesteding geeft het CJIB uitvoering aan de Rijksincassovisie
en kan het CJIB beter sturen op het principe dat een schuldenaar door één gerechtsdeurwaarder
wordt benaderd (ten aanzien van de Rijksvorderingen die het CJIB uitvoert).
Vraag 12
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de Rijksincassovisie,
in het bijzonder met betrekking tot de onderlinge concurrentie tussen gerechtsdeurwaarders
en het gebrek aan overzicht over de afloscapaciteit van de schuldenaar waardoor de
beslagvrije voet van schuldenaren onder druk kan komen te staan?
Antwoord 12
Vanuit de Rijksincassovisie wordt gewerkt aan een Rijksincasso die transparant is,
daar waar noodzakelijk de afstemming zoekt, maatwerk biedt, en zoveel mogelijk de
onnodige ophoging van schulden voorkomt.
Het vanaf 1 januari 2016 operationele Digitale Beslagregister voor gerechtsdeurwaarders
levert een belangrijke bijdrage als het om afstemming van de incasso op de mogelijkheden
en omstandigheden van mensen met schulden gaat. Alle gerechtsdeurwaarders beschikken
via het register over een goed beeld of en zo ja welke beslagen reeds bij een bepaalde
schuldenaar liggen, waardoor beter zicht is op de afloscapaciteit van de schuldenaar.
Het kabinet vindt het wenselijk dat ook overheidsorganisaties op een vergelijkbare
wijze gegevens uitwisselen zodat het beeld van de schuldenaar completer is en een
betere afweging kan worden gemaakt inzake de opportuniteit van een eventueel in gang
te zetten incassotraject. Over de stand van zaken van de verbreding van het beslagregister
is uw Kamer recent geïnformeerd bij brief van 15 november 2018.4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.