Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Geluk-Poortvliet en Slootweg over het artikel op Zorgvisie ‘30 procent van de cliëntenondersteuners kan niet onafhankelijk werken’
Vragen van de leden Geluk-Poortvliet en Slootweg (beiden CDA) aan Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het artikel «30 procent van de cliëntenondersteuners kan niet onafhankelijk werken» (ingezonden 23 januari 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 12 februari
2019).
Vraag 1
Kent u het artikel «30 procent van de cliëntenondersteuners kan niet onafhankelijk
werken»? Zo ja, wat vindt u hier van?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het onderzoek dat de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) in opdracht
van de Beroepsvereniging Clientondersteuners voor Mensen met een Beperking (BCMB)
heeft uitgevoerd onder professionals. Dit onderzoek is mogelijk gemaakt met subsidie
die ik aan de BCMB heb verstrekt. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij mijn brief
inzake het Verslag Schriftelijk Overleg aan uw Kamer gezonden2.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat een op de drie cliëntondersteuners ervaart dat hun onafhankelijkheid
ernstig onder druk staat en dat Zorgkantoren en gemeenten druk uitoefenen?
Antwoord 2
Het is ongewenst dat cliëntondersteuners die geacht worden onafhankelijk te zijn,
aangeven druk te ervaren van het zorgkantoor of gemeenten bij het uitoefenen van hun
werkzaamheden. Ik stel daarom al subsidie beschikbaar voor de beroepsvereniging BCMB
om met deze knelpunten aan de slag te gaan. Gemeenten voeren een zogenaamd koplopertraject
uit waarin zij samenwerken om het beleid ten aanzien van cliëntondersteuning te versterken.
In dit koplopertraject is de onafhankelijkheid van de clientondersteuner een belangrijk
aandachtspunt.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat 15% van de respondenten zelf beschikkingen afgeeft voor de cliënten
waar ze ook in de functie als cliëntondersteuner ondersteuning aan bieden?
Antwoord 3
Met betrekking tot de onafhankelijkheid van de functie clientondersteuning is tijdens
de wetsbehandeling van de Wmo 2015 gewisseld dat de onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner
ten minste met zich meebrengt dat de cliëntondersteuner niet dezelfde functionaris
mag zijn als degene die de beslissing neemt in een individueel geval. Ik vind het
dus ongewenst dat een cliëntondersteuner beschikkingen afgeeft voor cliënten aan wie
ze tevens clientondersteuning bieden.
Vraag 4
Vindt u dat er in de situatie waarin cliëntenondersteuners zelf beschikkingen afgeven
sprake is van onafhankelijkheid? Zo ja, waarom wel? Zo nee waarom niet?
Antwoord 4
Zie antwoord vraag 3.
Vraag 5
Vindt u dat het bieden van cliëntenondersteuning en het beslissen en/of afgeven van
beschikkingen gescheiden functies moeten zijn? Zo ja hoe kunt u dat bevorderen?
Antwoord 5
Ja, om de bij het antwoord op vraag 3 gegeven reden. Ik zal met de VNG in het kader
van het koplopertraject overleggen hoe zij de functies in ieder geval zodanig kunnen
scheiden dat cliëntondersteuners geen beslissingen nemen over mensen aan wie zij cliëntondersteuning
bieden.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat cliëntenondersteuners van mening zijn of ervaren dat gemeenten
onvoldoende kennis hebben over de zorg die zij moeten toekennen?
Antwoord 6
Hoewel het kennisniveau van gemeenten over de zorg of ondersteuning die zij moeten
toekennen geen onderdeel van het onderzoek van de CHE was, kunnen cliëntondersteuners
door goede signalering van knelpunten die cliënten ervaren bijdragen aan het kennisniveau
van gemeenten.
Vraag 7
Gaat u in overleg met de zorgkantoren en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
ten aanzien over de uitkomsten van dit onderzoek?
Antwoord 7
Ja. De VNG heeft mij meegedeeld dat de uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen
in het koplopertraject. Dit opdat een en ander ook breder verspreid kan worden. Ik
zal de uitkomsten van het onderzoek voorts voorleggen aan de zorgkantoren en hen vragen
of, en zo ja hoe zij deze uitkomsten kunnen meenemen in hun ontwikkelagenda. Overigens
heb ik met de beroepsgroep BCMB afgesproken dat zij ook zelf aan de slag gaan met
de aanbevelingen uit het onderzoek van de Christelijke Hogeschool Ede.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.