Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de evaluatie Eenheid Huwelijksdwang / uitvoering nader gewijzigd amendement van het lid Ten Broeke c.s. over oprichting van een Forced Marriage Unit (Kamerstuk 34550-V-52)
32 175 Huwelijks- en gezinsmigratie
Nr. 66 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 februari 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 13 november 2018
over de evaluatie Eenheid Huwelijksdwang / uitvoering nader gewijzigd amendement van
het lid Ten Broeke c.s. over oprichting van een Forced Marriage Unit (Kamerstuk 34 550 V, nr. 52) (Kamerstuk 32 175, nr. 64).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 december 2018 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 7 februari 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Inbreng vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng leden VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie
van de eenheid huwelijksdwang. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn nog altijd van mening dat de problematiek die de
aanleiding vormde tot het amendement-Ten Broeke c.s. (Kamerstuk 34 550 V, nr. 52) urgentie verdient. De institutionele vormgeving is daarbij secundair. Een integrale
aanpak van een afschuwelijk fenomeen moet centraal staan. De genoemde leden constateren
dat dit fenomeen nog altijd actueel is. Nederlandse meisjes en vrouwen zijn en worden
immers nog steeds het slachtoffer van huwelijksdwang. Daarmee wordt hen het onvervreemdbare
recht ontnomen om hun leven in te richten zoals zij dat zelf willen. Dat is als het
aan de genoemde leden ligt ontoelaatbaar. Zij rekenen erop dat het kabinet die mening
deelt.
1.
In de brief schrijft de Minister dat de eenheid kennis en informatie over huwelijksdwang
en achterlating heeft verzameld. Kan hij aangeven wat met deze informatie wordt gedaan?
Hoe wordt de zogeheten «follow-up» geborgd?
Antwoord:
– De inzet van de eenheid was inderdaad om de opgedane kennis, informatie en connecties
duurzaam in te bedden in de consulaire werkprocessen van de Directie Consulaire Zaken
en Visumbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zo is een interactief draaiboek
ontwikkeld – zowel voor casemanagers in Den Haag als voor medewerkers op de posten
waar deze problematiek voorkomt – om zo een uniforme en adequate aanpak van huwelijksdwang
en achterlatingszaken te garanderen. Daarnaast zijn de gebruikte leersystemen over
deze problematiek gereviseerd, uitgebreid en wereldwijd beschikbaar gemaakt voor consulair
medewerkers in Den Haag en op de posten. In dit kader zijn bijvoorbeeld nieuwe e-learning modules ontwikkeld om medewerkers verder te trainen in het zorgvuldig in gesprek
te kunnen gaan met de kwetsbare groep minderjarige slachtoffers.
– Zoals ook gesteld in de evaluatie van de eenheid huwelijksdwang is het tegengaan van
huwelijksdwang en achterlating daarnaast als speerpunt ingebed over de volle breedte
van de consulaire bijstand. De beleidsmedewerker Familiezaken bij de Directie Consulaire
Zaken en Visumbeleid is meer in het bijzonder verantwoordelijk voor de coördinatie
van beleid en uitvoering in lijn met de inzet van de eenheid en zal zich blijven inzetten
– samen met partners in binnen- en buitenland – voor een adequate hulpverlening aan
slachtoffers in het buitenland. Vanuit dit centrale punt gaat een katalyserende werking
uit naar alle betrokken consulaire medewerkers in Den Haag en wereldwijd.
2.
Ook schrijft de Minister dat diplomatieke en consulaire medewerkers zijn getraind
op het gebied van huwelijksdwang. Daarbij zou in het bijzonder zijn ingezet op capaciteit
van de ambassades (geaccrediteerd) in Irak, Somalië, Soedan, Pakistan en Marokko.
Kan de Minister aangeven of deze trainingen ook in de toekomst worden voortgezet?
Kan hij daarnaast aangeven wat hij in deze context bedoelt met de term «focuslanden»?
Verwijst hij hiermee naar de focuslanden van de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking, of hanteert het ministerie eigen focuslanden als het
gaat om huwelijksdwang? In dat geval zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of,
buiten de top vijf van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA),
nog andere landen tot de «focuslanden» behoren, en welke dat dan zijn.
Antwoord
– De term «focuslanden» in de evaluatie van de eenheid huwelijksdwang verwijst naar
de vijf focuslanden van de Eenheid Huwelijksdwang en Achterlating: Irak, Somalië,
Soedan, Pakistan en Marokko. De keuze voor de focuslanden bij de inzet van de intensiveringswerkzaamheden
van de eenheid huwelijksdwang van Buitenlandse Zaken is gebaseerd op de top vijf landen
met Nederlandse gevallen van huwelijksdwang en achterlating in recente jaren, waarbij
Buitenlandse Zaken (samen met het LKHA) hulp heeft verleend.
– Deze focuslanden verwijzen dus – ondanks enige overlap – niet naar de in de BHOS-nota
aangewezen focusregio’s (Beleidsnota over de hoofdlijnen van het beleid op het gebied
van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in de komende jaren: Investeren
in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland, Kamerstuk 34 952, nr. 1 d.d. 18 mei 2018).
3.
De leden van de VVD-fractie vinden het daarnaast van groot belang dat het kabinet
de strijd tegen huwelijksdwang zo intensief mogelijk voortzet. Kan het kabinet garanderen
dat het blijft inzetten op het probleem dat aan de oprichting van de eenheid ten grondslag
lag, namelijk de preventie van huwelijksdwang en het opkomen voor de slachtoffers?
Antwoord
– De rijksbrede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties bestaat in Nederland uit
de gecombineerde aanpak van preventie, bescherming, hulpverlening en de inzet van
strafrecht (zie ook eindrapportage verkennersgroep aanpak huwelijksdwang en achterlating
van 6 juni 2013, Kamerstuk 32 175, nr. 50).
– Het uitgangspunt blijft dat het voorkomen van huwelijksdwang beter is dan achteraf
repareren. Voor de gevallen waarin dit niet is gelukt, wordt altijd gekeken wat het
best passende middel is om het slachtoffer te helpen. Dit is in sommige gevallen het
strafrecht.
– Het Openbaar Ministerie (OM) heeft bevoegdheden om een onderzoek te starten. Huwelijksdwang
is strafbaar als vorm van dwang (art. 284 Wetboek van Strafrecht). Vanaf het moment
dat het slachtoffer 18 is geworden, heeft het slachtoffer zes jaar de tijd om aangifte
te doen. Er kan ook sprake zijn van andere strafbare feiten waarvoor het OM strafrechtelijk
kan vervolgen, zoals overtreding van zedenbepalingen of misdrijven tegen de persoonlijke
vrijheid. Ook kan het OM in sommige gevallen gebruikmaken van zijn civielrechtelijke
bevoegdheden ter stuiting van een voorgenomen huwelijk (art. 1:53 BW) of ter nietigverklaring
van een huwelijk (art. 1:71 BW).
– Voor wat betreft de aanpak van schadelijke traditionele praktijken, waaronder huwelijksdwang,
ligt de coördinerende rol en verantwoordelijkheid sinds mei 2018 bij het Ministerie
van VWS. In mei 2018 is door de Minister van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming
het programma «geweld hoort nergens thuis» gelanceerd. Hierin is ook aandacht voor
specifieke problemen zoals huwelijksdwang.
– Eind 2018 is door het Ministerie van VWS, in samenwerking met de betrokken ministeries,
een expertsessie georganiseerd met veldpartijen zoals het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang
en Achterlating, GGD GHOR Nederland, de politie, Movisie, Veilig Thuis en Femmes for
Freedom. In deze expertsessie is besproken welke maatregelen of instrumenten beschikbaar
zijn, wat concrete knelpunten in de praktijk zijn en op welke wijze deze kunnen worden
weggenomen. In de komende periode worden de uitkomsten van deze sessie, in goede samenwerking
met de veldpartijen, verder uitgewerkt in concrete acties en maatregelen.
– De Minister van VWS en de Minister van Rechtsbescherming streven ernaar uw Kamer voor
de zomer nader te informeren over de uitkomsten in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage
van het programma Geweld hoort nergens thuis1.
– In het kader van de werkzaamheden van de eenheid huwelijksdwang is vlak voor de zomervakantie
van 2018 een speciale publiekscampagne opgezet om mogelijke slachtoffers te attenderen
op het risico van huwelijksdwang en achterlating en om hen beter te informeren van
de bestaande hulplijnen van zowel Veilig Thuis als van het 24/7 Contact Center van
Buitenlandse Zaken.
– Deze campagne zal ook komend jaar tijdens de zomerperiode ingezet worden, in samenwerking
met het LKHA en betrokken organisaties uit het maatschappelijk middenveld.
4.
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast een vraag over de omvang van het probleem.
Een van de redenen om destijds een amendement in te dienen, was de overtuiging dat
het kabinet niet enkel moet wachten tot slachtoffers zich melden, maar dat het kabinet
ook actief op zoek moet gaan naar gevallen, aangezien slachtoffers de juiste instanties
niet altijd weten te vinden. Hoe gaat het kabinet invulling geven aan de wens van
de Kamer om in de strijd tegen huwelijksdwang ook echt proactief te werk te gaan?
En kunnen de genoemde leden de overweging om onderzoek te doen naar de beweegredenen
om zich te melden zo begrijpen dat ook wordt onderzocht wanneer wel en niet wordt
overgegaan tot een melding bij de autoriteiten?
Antwoord
– Zie ook het antwoord op vraag 3. Voor wat betreft de aanpak van schadelijke traditionele
praktijken, waaronder huwelijksdwang, ligt de coördinerende rol en verantwoordelijkheid
sinds mei 2018 bij het Ministerie van VWS. Het Ministerie van VWS streeft ernaar uw
Kamer in de zomer nader te informeren over de uitkomsten in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage
van het programma Geweld hoort nergens thuis.2
– In opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het Landelijk Expertise
Centrum Eergerelateerd Geweld van de Politie (hierna «LEC EGG») eind 2018 een onderzoek
gepubliceerd, wat meer inzicht biedt in de mate waarin en de wijze waarop door de
Nederlandse politie huwelijksdwang wordt waargenomen. Dit biedt echter geen inzicht
in wanneer wel en niet wordt overgegaan tot een melding bij de autoriteiten door slachtoffers
van huwelijksdwang en achterlating, in die zin dat die slachtoffers die niet in beeld
zijn bij de Nederlands autoriteiten ook niet meegenomen kunnen worden in het onderzoek.
– Het rapport van het LEC EGG is inmiddels openbaar toegankelijk via de website van
de politie (www.politie.nl) onder het thema «eer gerelateerd geweld».3
5.
Specifiek vinden de genoemde leden het belangrijk dat het kabinet geld beschikbaar
houdt om bij eventuele terugkeer de tickets van de slachtoffers te financieren. De
Minister schrijft dat hiertoe «voor noodgevallen […] een bedrag beschikbaar [is] gesteld».
Kunnen de leden van de VVD-fractie deze zin zo opvatten dat de essentie van het ticketfonds
intact blijft?
Antwoord
– Het «ticketfonds» blijft voorlopig inderdaad functioneren zoals eerder beschreven
in de Beantwoording van de vragen van de leden Özütok, Van Ojik en Buitenweg van 17 september
2018 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 44).
– Het «ticketfonds» is één van de middelen om slachtoffers te ondersteunen bij hun terugkeer
naar Nederland door hun ticketkosten voor te financieren. Beleid bij alle consulaire
bijstand is dat kosten niet door het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden vergoed
of voorgeschoten. In uitzondering hierop is in de brief van de Minister van Buitenlandse
Zaken van 12 juni 2017 (Kamerstuk 34 550 V, nr. 78) over de op te richten Eenheid Huwelijksdwang conform het amendement Ten Broeke c.s.
van 5 december 2016 (Kamerstuk 34 550 V, nr. 52) aangekondigd dat het ministerie een eenmalige investering zal doen in het op te
richten ticketfonds van het LKHA met als doel dat de voorfinanciering van de kosten
voor terugkeer van slachtoffers van huwelijksdwang in noodgevallen altijd is gedekt
en achteraf op gemeentelijk niveau kan worden geregeld. Deze bijdrage is overgemaakt
aan het LKHA in november 2017.
6.
De Minister schrijft dat wordt overwogen om aanvullende hulp te financieren, zoals
bijvoorbeeld de kosten voor het verblijf in een safehouse. Hoe concreet is deze verkenning? Zijn hier al concrete stappen in gezet? Zo ja,
welke?
Antwoord
– Deze verkenning van de mogelijkheden van financiering van aanvullende hulp in het
buitenland wordt momenteel door BZ – in nauwe samenwerking met andere departementen
– uitgevoerd in het kader van het interdepartementaal overleg Schadelijke Traditionele
Praktijken, waarbij het Ministerie van VWS een coördinerende rol heeft.
– Uw kamer wordt geïnformeerd over de voortgang hiervan bij de volgende voortgangsrapportage
van het programma «geweld hoort nergens thuis» van de Minister van VWS en de Minister
voor Rechtsbescherming.
7.
Ook schrijft de Minister dat «met overheidscampagnes het signaal [kan] worden afgegeven
dat zelfs wanneer een slachtoffer niet in Nederland hulp heeft gezocht, deze persoon
ook in het buitenland bijgestaan wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.»
Tegelijkertijd constateren de leden van de VVD-fractie dat het ministerie zelden wordt
genoemd in deze campagnes. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat slachtoffers het
ministerie en de diverse posten ook echt weten te vinden?
Antwoord
– In het kader van de werkzaamheden van de eenheid huwelijksdwang is vlak voor de zomervakantie
van 2018 een speciale publiekscampagne opgezet om mogelijke slachtoffers te attenderen
op het risico van huwelijksdwang en achterlating en om hen beter te informeren van
de bestaande hulplijnen van zowel Veilig Thuis als van het 24/7 Contact Center van
Buitenlandse Zaken.
– Deze campagne zal ook komend jaar tijdens de zomerperiode ingezet worden, in samenwerking
met het LKHA en betrokken organisaties uit het maatschappelijk middenveld.
– In het kader van het interdepartementaal overleg Schadelijke Traditionele Praktijken
wordt daarnaast momenteel door de betrokken ministeries een vervolgaanpak vormgegeven.
– Hierover wordt uw kamer voor de zomer van 2019 nader geïnformeerd in de halfjaarlijkse
voortgangsrapportage van het programma «Geweld hoort nergens thuis» van de Minister
van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming.
8.
In de evaluatie beschrijft de Minister de «nauwe samenwerking» met partners in het
werkveld. Wordt Femmes For Freedom, de organisatie die meerdere keren in de evaluatie wordt genoemd, ook beschouwd als
partner bij de aanpak van huwelijksdwang?
Antwoord
– Femmes for Freedom is inderdaad een voorbeeld van een van de partners in het werkveld waar Buitenlandse
Zaken contact mee onderhoudt, die waardevolle input leveren voor de vormgeving van
beleid en aanpak. Bij de uitvoering in de landen zelf werkt BZ verder samen met lokale
(non-gouvernementele) partners, die actief een bijdrage leveren aan onder meer de
opvang en uitvoering van de aanpak op individueel niveau.
9.
Tot slot hopen de leden van de VVD-fractie dat het kabinet iets concreter kan maken
hoe de toekomstige aanpak eruitziet en wat wel en niet van het kabinet kan worden
verwacht. Kan de Minister aangeven bij wie een buitenstaander, die vermoedt bekend
te zijn met een geval van huwelijkswang waarbij het slachtoffer onder dwang naar het
buitenland is ontvoerd, zich moet melden? Wanneer wordt het Ministerie van Buitenlandse
Zaken betrokken? En wat kan het ministerie betekenen als de lokale autoriteiten wel
of niet hun medewerking verlenen aan opsporing en eventueel zelfs ingrijpen? Kan vervolgens
worden geholpen bij de terugkeer naar Nederland? En zijn er vervolgens safehouses beschikbaar voor het slachtoffer in kwestie?
Antwoord
– Zoals nader beschreven in de evaluatie van de eenheid huwelijksdwang is het tegengaan
van huwelijksdwang en achterlating ook voor de toekomst een speerpunt van het consulair
beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
– Zowel slachtoffers als buitenstaanders die vermoeden bekend te zijn met een geval
van huwelijksdwang of achterlating, kunnen zich melden bij het 24/7 Contact Center
van Buitenlandse Zaken of de 24/7 beschikbare hulplijn van Veilig Thuis. Als slachtoffers
al in het buitenland zijn kan er ook direct gemeld worden bij het LKHA.
– Veel hulpverlening gebeurt binnen de landsgrenzen: hierbij ondersteunt het LKHA betrokken
hulpverleners (professionals) en heeft het LEC-EGG een sleutelpolitie in de koppeling
naar en het informeren van de verschillende politie-eenheden.
– Indien slachtoffers in het buitenland zijn, is het Ministerie van Buitenlandse Zaken
primair verantwoordelijk voor de verlening van consulaire bijstand aan slachtoffers
van huwelijksdwang en achterlating in het buitenland. Dit houdt in dat consulair medewerkers
van de Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid op het departement in Den Haag – samen
met de betrokken consulair medewerkers op de post in het land in kwestie – zich maximaal
inzetten om terugkeer van het slachtoffer naar Nederland mogelijk te maken, op veilige
wijze en binnen de kaders van het (internationaal) recht.
– Het behoeft weinig uitleg dat deze terugkeer makkelijker te realiseren is indien de
lokale autoriteiten actief meewerken aan de opsporing van het slachtoffer en eventueel
zelfstandig ingrijpen bij dergelijke situaties van dwang. De realiteit is echter dat
de verlening van consulaire bijstand om terugkeer van slachtoffers mogelijk te maken
bij deze gevallen vaak een uiterst complex proces is, waarbij de «politieke route»
lang niet altijd de gewenste uitkomst biedt en de geldende lokale wet- en regelgeving
– die doorgaans sterk afwijkt van de Nederlandse wet- en regelgeving waar het gaat
om de rechten van minderjarigen en vrouwen in het bijzonder – een beperkend effect
kan hebben.
– Buitenlandse Zaken werkt daarom nauw samen met lokale (non-gouvernementele) hulporganisaties,
die slachtoffers op een veilige en zorgvuldige wijze kunnen bijstaan in de vaak moeilijke
lokale omstandigheden en de per land verschillende wet- en regelgeving.
– Zie ook het antwoord op vraag 6 voor wat betreft de huidige interdepartementale verkenning
van de financiering van aanvullende hulp aan slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating
in het buitenland.
Inbreng leden PVV-fractie
10.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief met de evaluatie
van de Eenheid Huwelijksdwang. Centraal bij deze eenheid staat de opsporing en repatriëring
van slachtoffers van huwelijksdwang, zo staat in de toelichting bij het amendement
dat aanleiding vormde tot oprichting van de eenheid. Maar in hoeveel gevallen is het
sinds de oprichting van de eenheid daadwerkelijk tot de repatriëring van slachtoffers
naar Nederland gekomen? En hoe verhoudt dit cijfer zich ten opzichte van de cijfers
in de periode vóór de oprichting van de eenheid?
Antwoord
– In 2017 zijn er 4 meldingen gedaan van huwelijksdwang. Na verificatie van deze meldingen
zijn 2 slachtoffers succesvol ondersteund bij terugkeer naar Nederland; 1 slachtoffer
was woonachtig in het VK en is ondersteund door de Britse Forced Marriage Unit; in 1 zaak is de huwelijksdwang afgewend.
– In 2018 zijn er 10 meldingen van huwelijksdwang gedaan. Na verificatie van deze meldingen
bleek er bij 6 gevallen daadwerkelijk sprake van huwelijksdwang. In totaal 5 slachtoffers
zijn inmiddels met ondersteuning teruggekeerd naar Nederland en 1 slachtoffer wilde
geen hulp. Van 1 melding konden geen contactgegevens achterhaald worden, waardoor
het niet mogelijk was het slachtoffer verder te ondersteunen. Op 31 december 2018
daarnaast stonden nog 3 zaken open, waarbij Buitenlandse Zaken en het LKHA momenteel
bijstand bieden.
– Zie voor meer informatie de annex bij de beantwoording van deze vragen, waarin de
cijfers over 2018 in nader detail beschreven4.
11.
In de brief staat dat Buitenlandse Zaken in 2017 in twintig zaken consulaire bijstand
heeft verleend, waarvan bij vier zaken sprake is geweest van huwelijksdwang. Kan inmiddels
ook aangegeven worden hoe deze cijfers er (al dan niet voorlopig) uitzien over 2018?
Antwoord
– Zie antwoord op vraag 10 en de annex bij de beantwoording van deze vragen, waarin
de cijfers over 2018 in nader detail beschreven5.
12.
In de bijlage bij de regeringsbrief staat dat er soms «onoverkomelijke belemmeringen»
zijn bij het verlenen van consulaire bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang.
Dit zou mede te wijten zijn aan de geldende lokale wet- en regelgeving waarvan met
name vrouwen en minderjarigen de dupe zijn. Kan de Minister enkele voorbeelden geven
van deze zogenaamde «onoverkomelijke belemmeringen» op het gebied van wet- en regelgeving?
Waar moet aan gedacht worden en wordt de consulaire bijstand ook belemmerd of verhinder
door sharia wetgeving? In hoeveel gevallen heeft zich dat voorgedaan?
Antwoord
– Bij de verlening van consulaire bijstand moet altijd rekening worden gehouden met
de lokale wet- en regelgeving.
– De soms onoverkomelijke belemmeringen voor (consulaire) bijstand aan slachtoffers
van huwelijksdwang in het buitenland zijn veelal de vaak bipatride status van de slachtoffers
in combinatie met de geldende lokale wet- en regelgeving die sterk afwijkt van de
Nederlandse wet- en regelgeving, in het bijzonder waar het gaat om de rechten van
minderjarigen en vrouwen. Autoriteiten in het land van herkomst staan niet in alle
gevallen toe dat bijstand wordt verleend. Daarnaast kunnen er praktische en juridische
belemmeringen zijn voor het uitreizen van het slachtoffer.
– Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen statistieken beschikbaar over de
rol van «shariawetgeving» in deze context.
13.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating
naast de Nederlandse nationaliteit vrijwel altijd over een andere nationaliteit beschikken.
Geldt dat ook voor de daders?
Antwoord
– De verlening van consulaire bijstand kan inderdaad belemmerd worden indien het slachtoffer
tevens de nationaliteit van het land in kwestie heeft. Dit verschilt per land en per
geval, maar kan in combinatie met de lokale wet en regelgeving voor concrete problemen
zorgen bij uitreis uit het land in kwestie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken
heeft geen statistieken beschikbaar van de nationaliteit van «daders» in deze context.
14.
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie graag wat meer inzicht in de kosten (inclusief
oprichting) van de Eenheid Huwelijksdwang. Vallen deze binnen het door het amendement
vrijgespeelde budget?
Antwoord
– De directe intensiverings- en oprichtingswerkzaamheden direct gerelateerd aan de eenheid
huwelijksdwang zelf hebben eenmalig circa € 125.000,– gekost. Daarnaast is geïnvesteerd
in opleidingsmogelijkheden en -instrumenten, bewustwording, en campagnevoering. Ten
slotte zijn kosten gemaakt bij de uitvoering en voor specifieke gevallen. De totale
kosten vallen daarmee binnen het door het amendement vrijgespeelde budget.
Inbreng leden D66-fractie
15.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de evaluatie
van de Eenheid Huwelijksdwang. Zij hebben zich destijds met volle overtuiging achter
dit initiatief geschaard en onderstrepen het belang van de werkzaamheden van een dergelijke
eenheid. Het tegengaan van huwelijksdwang en achterlating blijft wat de aan het woord
zijnde leden betreft van onverminderd groot belang. De leden van de D66-fractie vragen
zich af in hoeverre gesproken kan worden van een aparte «eenheid» of team binnen het
Ministerie van Buitenlandse Zaken? Zij lezen in de evaluatie dat van een kleinschalige,
aparte eenheid inmiddels is overgegaan tot één beleidsmedewerker Familiezaken die
de verantwoordelijk is voor de coördinatie van beleid en uitvoering. Waar bestond
deze eerdere kleinschalige, aparte eenheid uit? Hoeveel fte waren hieraan verbonden?
Begrijpen de aan het woord zijnde leden goed dat deze aparte eenheid nu niet meer
bestaat?
Antwoord
– Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft conform het amendement Ten Broeke per
1 augustus 2017 – voor de duur van één jaar – een aparte Eenheid Huwelijksdwang (hierna
«de eenheid») opgericht. Deze eenheid had tot doel om de verlening van consulaire
bijstand bij huwelijksdwang- en achterlatingszaken structureel te verbeteren.
– De eenheid huwelijksdwang bestond uit in totaal 3 medewerkers die zich voor de duur
van een jaar specifiek hebben ingezet voor:
o het verzamelen en uitbreiden van kennis en informatie over huwelijksdwang en achterlating
en het bestendigen van bestaande en aangaan van nieuwe actieve samenwerkingsverbanden
met partners in het werkveld in binnen- en buitenland;
o de training van diplomatieke en consulaire medewerkers wereldwijd op het gebied van
huwelijksdwang en specifiek het versterken van de capaciteit van ambassades geaccrediteerd
in focuslanden Irak, Somalië, Soedan, Pakistan en Marokko;
o de (financiering van de) samenwerking met lokale non-gouvernementele organisaties
(NGO’s) in het werkveld in deze focuslanden;
o het opzetten van een speciale publiekscampagne vlak voor de zomervakantie om mogelijke
slachtoffers te attenderen op het risico van huwelijksdwang en achterlating, die ook
de komende jaren tijdens de zomerperiode ingezet zal worden.
– De eenheid heeft de opgedane kennis, informatie en connecties duurzaam ingebed in
de consulaire werkprocessen van de Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken.
– Zoals ook gesteld in de evaluatie van de eenheid huwelijksdwang is het tegengaan van
huwelijksdwang en achterlating daarnaast een van de speerpunten van het Nederlandse
consulaire beleid. De beleidsmedewerker Familiezaken bij de Directie Consulaire Zaken
en Visumbeleid is meer in het bijzonder verantwoordelijk voor de coördinatie van beleid
en uitvoering in lijn met de inzet van de eenheid en zal zich blijven inzetten – samen
met partners in binnen- en buitenland – voor een adequate hulpverlening aan slachtoffers
in het buitenland.
– Op deze wijze is geborgd dat de kennis niet op een plek blijft, maar over de volle
breedte van het consulaire werkveld is vormgegeven, zowel in den Haag als wereldwijd.
De beleidsmedewerker familiezaken is een katalysator om deze brede inzet te blijven
realiseren.
– Tot slot, voor de verlening van consulaire bijstand in concrete gevallen van Nederlandse
slachtoffers van een gedwongen huwelijk in het buitenland werken consulaire medewerkers
in Den Haag – samen met de consulair medewerkers op de posten – nauw samen met medewerkers
van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating.
16.
De leden van de D66-fractie merken op dat het aantal concrete gevallen van huwelijksdwang
waar Buitenlandse Zaken bijstand aan heeft verleend, met 4 opvallend laag is. Zij
vragen zich af waarom deze resultaten zo achterblijven? Kan de Minister in het antwoord
de aanpak in andere landen zoals het VK en Noorwegen betrekken, waarin wel een aparte
eenheid belast is met deze werkzaamheden, in plaats van de Nederlandse aanpak, waarbij
dit is verspreid over het ministerie?
Antwoord
– De cijfers over 2017 bedroegen inderdaad 4 gevallen van huwelijksdwang, waarbij het
Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met het LKHA bijstand heeft verleend
om zo de terugkeer van slachtoffers naar Nederland mogelijk te maken.6
– Het is niet vast te stellen – maar zeker ook niet uit te sluiten – dat er in 2017
meer gevallen zijn geweest, waarbij Nederlanders in het buitenland slachtoffer zijn
geworden van een gedwongen huwelijk.
– Consulair medewerkers zijn echter geen opsporingsambtenaren. Consulaire bijstand wordt
verleend op basis van een melding en een hulpvraag. Zowel slachtoffers als buitenstaanders
die vermoeden bekend te zijn met een geval van huwelijksdwang of achterlating, kunnen
zich melden bij het 24/7 Contact Center van Buitenlandse Zaken of de 24/7 beschikbare
hulplijn van Veilig Thuis. Indien slachtoffers al in het buitenland zijn, kunnen zij
zich ook direct melden bij het LKHA. Op alle relevante locaties van BZ (ambassades
in focuslanden, het permanente contactcenter) zijn medewerkers alert op signalen van
huwelijksdwang en achterlating, zodat directe vervolgactie mogelijk is.
– In het kader van de werkzaamheden van de eenheid huwelijksdwang is vlak voor de zomervakantie
van 2018 een speciale publiekscampagne opgezet om mogelijke slachtoffers te attenderen
op het risico van huwelijksdwang en achterlating en om hen beter te informeren van
de bestaande hulplijnen van zowel Veilig Thuis als van het 24/7 Contact Center van
Buitenlandse Zaken. Deze campagne zal ook komend jaar tijdens de zomerperiode ingezet
worden, in samenwerking met het LKHA en betrokken organisaties uit het maatschappelijk
middenveld.
– In het kader van het interdepartementaal overleg Schadelijke Traditionele Praktijken
wordt daarnaast momenteel door de betrokken ministeries een vervolgaanpak vormgegeven.
Hierover wordt uw kamer voor de zomer van 2019 nader geïnformeerd in de halfjaarlijkse
voortgangsrapportage van het programma «Geweld hoort nergens thuis» van de Minister
van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming.
– Voor wat betreft de aanpak van schadelijke traditionele praktijken, waaronder huwelijksdwang,
ligt de coördinerende rol en verantwoordelijkheid sinds mei 2018 bij het Ministerie
van VWS. In mei 2018 is door de Minister van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming
het programma «geweld hoort nergens thuis» gelanceerd. Hierin is ook aandacht voor
specifieke problemen zoals huwelijksdwang.
– Eind 2018 is door het Ministerie van VWS, in samenwerking met de betrokken ministeries,
een expertsessie georganiseerd met veldpartijen zoals het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang
en Achterlating, GGD GHOR Nederland, de politie, Movisie, Veilig Thuis en Femmes for Freedom. In deze expertsessie is besproken welke maatregelen of instrumenten beschikbaar
zijn, wat concrete knelpunten in de praktijk zijn en op welke wijze deze kunnen worden
weggenomen. In de komende periode worden de uitkomsten van deze sessie, in goede samenwerking
met de veldpartijen, verder uitgewerkt in concrete acties en maatregelen.
– De Minister van VWS en de Minister van Rechtsbescherming streven ernaar uw Kamer in
de zomer nader te informeren over de uitkomsten in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage
van het programma Geweld hoort nergens thuis7.
– Buitenlandse Zaken onderhoudt daarnaast nauw contact met andere landen met een vergelijkbare
problematiek – waaronder het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, maar ook bijvoorbeeld
Zweden, Denemarken en België – om zo optimaal samen te werken en van elkaar te leren
voor wat betreft de hulpverlening aan slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating.
– De verlening van consulaire bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating
is niet «verspreid» over het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Net als in bijvoorbeeld
het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen wordt de hulpverlening aan slachtoffers van huwelijksdwang
en achterlating uitgevoerd door consulair medewerkers op de post in het land in kwestie,
in nauwe samenspraak met de consulair medewerkers op het hoofdkantoor van Buitenlandse
Zaken in Den Haag.
– De aanpak van de Forced Marriage Unit in het Verenigd Koninkrijk verschilt in die zin van de huidige Nederlandse aanpak
dat het VK de (overheidsbrede) werkzaamheden in de aanpak van huwelijksdwang heeft
samengebracht in een interdepartementale eenheid, die bestaat uit medewerkers van
zowel het Britse Ministerie van Binnenlandse Zaken (Home Office) als ook medewerkers
van het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken (het Foreign and Commonwealth Office).
Deze interdepartementale taskforce is dus verantwoordelijk voor zowel de hulpverlening aan slachtoffers in eigen land
als de hulpverlening in het buitenland. Daarnaast heeft de FMU een trekkersrol in de vormgeving van een integrale publiekscampagne en preventiestrategie.
De FMU van het Verenigd Koninkrijk rapporteerde in 2017 in totaal 27 slachtoffers uit het
buitenland werden gerepatrieerd met ondersteuning van de FMU.
– In Nederland draagt het Ministerie van VWS de beleidsverantwoordelijkheid waar het
gaat om zorg en ondersteuning van slachtoffers van huwelijksdwang in eigen land. Daarnaast
ondersteunt het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) als kennis-
en expertisecentrum professionals in het werkveld bij de hulpverlening in eigen land.
Medewerkers van Veilig Thuis, Veiligheidshuizen, Raad voor de Kinderbescherming en
hulpverleners in het werkveld kunnen bij het LKHA terecht voor informatie, advies
en ondersteuning bij de aanpak van huwelijksdwang en achterlating. Als slachtoffers
van huwelijksdwang en achterlating in het buitenland zijn werkt het LKHA samen met
het Ministerie van Buitenlandse Zaken en ondersteunt slachtoffers bij de terugkeer
naar Nederland. Het LKHA voert hierbij de regie op de aanpak in Nederland.
– Een bijkomend verschil tussen de Britse en de Nederlandse aanpak van gevallen van
huwelijksdwang is ingegeven door een verschil in wetgeving. De zogeheten Forced Marriage Protection Orders geven de Britse overheid – ook in het buitenland – meer slagkracht door bijvoorbeeld
het juridisch afdwingbaar maken van medewerking van «daders» (op straffe van detentie).
In concrete gevallen kan hiermee toegang tot het slachtoffer gefaciliteerd als deze
al in het buitenland is, door bijvoorbeeld een verschijningsplicht van het slachtoffer
te eisen voor een interview met consulair medewerkers op de ambassade (op straffe
van detentie van de «daders»).
– Daarnaast maakt de Forced Marriage Protection Order het mogelijk om uitreisverboden aan slachtoffers op te leggen bij een risico op een
gedwongen huwelijk (of bij risico op vrouwelijke genitale verminking in het vergelijkbare
geval van de Female Genital Mutilation Orders). Zowel België als Denemarken hebben recent in lijn hiermee nieuwe wetgeving geïntroduceerd
om uitreisverboden op te kunnen leggen aan mogelijke slachtoffers van gedwongen huwelijken
in het buitenland.
– Zoals ook beschreven in de evaluatie van de eenheid huwelijksdwang biedt Noorwegen
tot slot een interessant voorbeeld als het aankomt op preventie en (vroeg)signaleren
als basis voor een lange termijn overheidsaanpak van huwelijksdwang. Deze aanpak laat
zien dat een meerjarige integrale overheidsaanpak op familiezaken noodzakelijk is
voor een beter bereik van (verborgen) slachtoffers (Noors actieplan 2017–2020 met
focus op het tegengaan van elke vorm van negatieve sociale controle, huwelijksdwang
en vrouwelijke genitale verminking «the right to decide about one’s own life»).
– Buitenlandse Zaken onderhoudt nauw contact met deze buitenlandse partners ter nadere
informering van het Nederlandse beleid en wetgeving op deze zaken alsmede voor mogelijke
intensievere samenwerking in concrete gevallen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier