Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over het artikel 'Boorlocatie Ameland weggespoeld, vrees voor vervuiling'
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het artikel «Boorlocatie Ameland weggespoeld, vrees voor vervuiling» (ingezonden 9 januari 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 8 februari
2019).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Boorlocatie Ameland weggespoeld, vrees voor
vervuiling»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat vervuilde grond in de zee is gespoeld? Kunt u nader toelichten wat hier
precies is gebeurd?
Antwoord 2
Het klopt dat zand met een verontreiniging van diesel en barium van de mijnbouwlocatie
Hollum in zee is gespoeld.
Op de mijnbouwlocatie Hollum heeft in 1963 een proefboring plaatsgevonden, maar is
vervolgens geen gas gewonnen. Voor diepboringen golden in die tijd andere standaarden
en wet- en regelgeving dan nu. Hierdoor kon indertijd op de mijnbouwlocatie Hollum
op Ameland een verontreiniging van de bodem optreden met diesel en barium. Bij een
hedendaagse boring zou op grond van de Wet bodembescherming en de Nederlandse Richtlijn
Bodembescherming een soortgelijke verontreiniging niet meer kunnen optreden.
De mijnbouwlocatie werd oorspronkelijk door een brede duinenrij beschermd tegen de
zee. Als gevolg van het dynamisch kustbeheer is deze langzaam verschoven, en is deze
mijnbouwlocatie de afgelopen jaren aan de buitenrand van de duinen komen te liggen.
Om de locatie te beschermen tegen de zee heeft de NAM, na advies van Rijkswaterstaat
hierover, een nooddijk aangelegd (met zogenoemde «big-bags»). De verwachting was dat
deze voldoende bescherming zou bieden. Tegen de storm van 8 januari 2019, in combinatie
met een springtij, bleek hij echter niet bestand.
Door deze storm is ongeveer 4.400 kubieke meter zand met verontreiniging van de mijnbouwlocatie
in zee gespoeld. De weggespoelde vervuilde grond betreft niet het meest vervuilde
deel van de locatie. Het betreft ook niet de pure boorspoeling van de diepboring van
indertijd, aangezien die is opgeslagen op Ameland buiten de mijnbouwlocatie, op locaties
die niet worden bedreigd door de zee. De weggespoelde vervuilde grond bevatte wel
sporen van diesel en barium. De hoeveelheid van deze stoffen die in zee is gespoeld
dient nog vastgesteld te worden, evenals het eventuele effect hiervan op het milieu
of de natuur.
NAM heeft ondertussen de nooddijk hersteld en heeft samen met de gemeente Ameland
en Rijkswaterstaat besloten tot het aanvullend slaan van een damwand. Naar verwachting
zal de sanering van de mijnbouwlocatie Hollum in maart 2019 zijn afgerond.
Vraag 3 en 4
Hoe kan het dat meer dan een halve eeuw na de afronding van de boringen deze locatie
nog niet fatsoenlijk was gesaneerd?
Waarom heeft de NAM hier niet eerder actie op ondernomen? Waarom kwam de NAM pas in
actie nadat Amelanders hun zorgen uitten?
Antwoord 3 en 4
De bodemverontreiniging op de mijnbouwlocatie Hollum was al geruime tijd bij alle
betrokken partijen bekend en is ook geregistreerd bij het Bodemloket. De verontreiniging
is in de loop der jaren voortdurend gemonitord en er zijn ook maatregelen genomen
om de verontreiniging te beheersen (door middel van bemaling, peilbuizen en dergelijke).
Hierdoor was sanering niet direct noodzakelijk. Deze afweging is steeds in goed overleg
tussen de betrokken overheden en de NAM gemaakt.
Nadat Rijkswaterstaat in 2015 aangaf dat de basiskustlijn in het betreffende deel
van Ameland zodanig zou kunnen verschuiven dat op termijn de mijnbouwlocatie Hollum
door de zee bedreigd zou kunnen worden, heeft de NAM in 2016 definitief besloten om
deze mijnbouwlocatie te gaan opruimen en te saneren. NAM heeft daarvoor toen een saneringsplan
opgesteld en de noodzakelijke vergunningen aangevraagd. De situatie werd op dat moment
door partijen nog niet ingeschat als urgent. Vanaf dat moment is overleg gestart met
lokale stakeholders over de gewenste eindsituatie. Tijdens de voorbereidingen voor
deze sanering zijn alle partijen verrast door de snelheid van de ter plekke optredende
duinerosie. Dit heeft, in overleg met de provincie Friesland als bevoegd gezag, geleid
tot het medio november 2018 versneld starten met saneren.
Vraag 5
Hoe monitort de NAM oude boorlocaties? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat oude locaties
tijdig worden gesaneerd? Kunt u een overzicht geven van alle nog ongesaneerde boorlocaties
in Nederland?
Antwoord 5
De wijze van monitoring van oude boorlocaties wordt, net zoals het tijdstip van het
saneren van een aanwezige bodemverontreiniging, door het betreffende olie- en gasbedrijf
in samenspraak van het bevoegd gezag vastgesteld. In Nederland zijn ongeveer 250.000
locaties waar de bodem mogelijk ernstig vervuild is. Het volledig wegnemen van de
verontreiniging op alle vervuilde locaties brengt zeer hoge kosten met zich mee. Daarom
is het beleid erop gericht om alleen met spoed maatregelen te nemen bij die locaties
waar sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu, of om verdere verspreiding
van de verontreiniging tegen te gaan. In alle overige gevallen krijgt de veroorzaker
en/of de eigenaar van de locatie de tijd om maatregelen te nemen op een moment dat
passend is bij de bedrijfsvoering of op het moment dat het terrein een andere bestemming
krijgt. Dit scheelt veel kosten evenals herhaaldelijke overlast voor omwonenden door
werkzaamheden op een locatie.
De rol van bevoegd gezag is voor bodemverontreinigingen, op grond van de Wet bodembescherming,
verdeeld tussen gemeente, provincie en rijksoverheid.
Ik ben uitsluitend bevoegd gezag voor mijnbouwlocaties met een bodemverontreiniging
van na 1987, het moment waarop de Wet bodembescherming inwerking is getreden (waardoor
de kans op een bodemverontreiniging aanzienlijk is afgenomen). Het door u gevraagde
overzicht van alle nog ongesaneerde boorlocaties in Nederland, waarvan ik aanneem
dat u uitsluitend doelt op locaties waarvan het gebruik niet meer aan de orde is,
kan ik u dan ook niet geven. Voor een overzicht van nog niet gesaneerde mijnbouwlocaties
met een verontreiniging ontstaan na 1987 verwijs ik u naar mijn brief van 18 juni
2018 (Kamerstuk 32 849, nr. 133).
Vraag 6
Is er voldoende capaciteit bij de NAM om oude werklocaties op tijd te saneren en netjes
achter te laten? Herziet u uw reactie op de motie-Van der Lee (Kamerstuk 32 849, nr. 149) waarin u aangaf dat er geen urgentie is voor extra opruimcapaciteit? Heeft u al
de wens voor extra opruimcapaciteit overgebracht aan de NAM? Zo ja, wat was hun reactie?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik heb geen indicaties dat de NAM onvoldoende capaciteit zou hebben om oude werklocaties
te saneren en netjes achter te laten op het moment dat het bevoegd gezag, ingegeven
door het hiervoor in Nederland gevolgde beleid, dit nodig acht. Ik zie dan ook geen
aanleiding om mijn eerdere reactie op de motie Van der Lee (Kamerstuk 32 849, nr. 149) te herzien.
In specifieke gevallen, zoals voor de sanering nabij de NAM-locatie Giethoorn waarover
ik uw Kamer recentelijk berichtte (Kamerstuk 32 849, nr. 156), voer ik overleg over het op vrijwillige basis versnellen van de uitvoering van
de sanering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.