Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Geleijnse over het bericht dat de energierekening volgend jaar fors stijgt
Vragen van het lid Geleijnse (50PLUS) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de artikelen dat de energierekening volgend jaar fors stijgt (ingezonden 14 december 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 6 februari
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Energienota stijgt wél fors, Nederlander laat zich
niet foppen» en «Energierekening Nederlands huishouden in 2019 gemiddeld 327 euro
hoger»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 4
Hoe oordeelt u over de stelling van de directeur van Gaslicht.com, dat de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat (EZK) tijdens het mondelinge vragenuur van 11 december
2018 uitging van verkeerde (te lage) verbruikscijfers inzake de hoogte van de energierekening?
Kunt u aangeven waarop de Staatssecretaris van EZK haar bewering dat vergelijkingssites
van verkeerde verbruikscijfers uitgaan heeft gebaseerd?
Antwoord 2 en 4
De Staatssecretaris baseerde zich op de cijfers van de Nationale Energieverkenning
(NEV) 2017. De NEV is sinds 2014 leidend in alle berekeningen op het gebied van energie.
Ik ga derhalve uit van de analyses door PBL in de NEV en zie geen reden om hiervan
af te wijken.
Diverse organisaties proberen inzichtelijk te maken wat de effecten van het klimaat-
en energiebeleid zijn op de energierekening van huishoudens, maar partijen doen dit
niet altijd op dezelfde manier. Men gaat voor het energieverbruik van huishoudens
uit van verschillende verbruikscijfers. Ik baseer mij op het gemiddelde verbruik van
huishoudens in Nederland zoals dat door PBL in de NEV wordt vastgesteld. Uiteraard
is er sprake van spreiding rond deze gemiddelde cijfers, zowel naar boven als naar
beneden. Vanaf dit jaar zal aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) worden verzocht
om jaarlijks in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) naast het inzicht in de gemiddelde
energierekening voor huishoudens en Nederland ook inzicht te geven in de spreiding,
door de energierekening ook weer te geven voor specifieke groepen van huishoudens.
Hiervoor is overleg gestart met de ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Financiën en met
externe organisaties om – meer nog dan nu het geval is – een eenduidig beeld van de
energierekening te geven.
Los daarvan is sprake van forse verschillen in de gehanteerde leveringstarieven voor
gas en elektriciteit. Dit blijkt ook uit het fluxenergie-artikel waarnaar u verwijst
en dat verschillende mutaties van de leveringstarieven voor 2019 vermeldt.
Vraag 3
Klopt het dat de Staatssecretaris van EZK in haar beantwoording uitging van cijfers
die een jaar oud zijn, terwijl sinds die tijd de energieprijs en gasprijs flink gestegen
zijn waardoor een vertekend beeld ontstaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
De Staatssecretaris baseerde zich op de cijfers van de NEV 2017. Zoals in antwoord
2 aangegeven is de NEV voor het kabinet leidend in alle berekeningen op het gebied
van energie. In dit rapport is ook een langetermijnontwikkeling meegenomen van de
gemiddelde elektriciteits- en gasprijzen en van het gemiddelde energieverbruik van
huishoudens. Uit recente informatie blijkt dat er tekenen zijn dat deze tarieven in
2019 hoger zouden kunnen uitvallen dan eerder becijferd. Dit geldt niet voor de tarieven
voor de energiebelasting en de opslag duurzame energie voor 2019. Daarvan heb ik een
duidelijk beeld en die cijfers zullen niet wijzigen.
Vraag 5
Hoe oordeelt u over het bericht dat de energierekening volgend jaar stijgt met mogelijk
327 euro, een bedrag van ruim 27 euro per maand, gebaseerd op de tarieven van de grootste
drie energieleveranciers?
Antwoord 5
Gebaseerd op de cijfers van de NEV 2017 neemt de gemiddelde energierekening voor huishoudens
in 2019 met ongeveer € 108 toe. In dit bedrag is de stijging van de energiebelasting
en de opslag duurzame energie opgenomen.
Er zijn nu signalen dat energieleveranciers in 2019 hun tarieven forser verhogen dan
waar PBL in de NEV 2017 van uitging. Indien deze verhogingen zich uiteindelijk over
geheel 2019 voordoen, dan zal de toename van de gemiddelde energierekening hoger uitvallen
dan eerder gedacht. Bij het verschijnen van de NEV 2019 in het najaar zal blijken
hoe de leveringstarieven volgens PBL zich verder ontwikkelen en in hoeverre deze anders
zijn bij de NEV uit 2017. Dit hangt ook af van internationale en geopolitieke ontwikkelingen
die de prijzen van gas en elektriciteit in 2019 beïnvloeden.
Vraag 6
Wat vindt u van de in het artikel van FluxEnergie genoemde verhouding dat bijna de
helft van de energierekening voor particulieren, 47% om precies te zijn, volgend jaar
bestaat uit belastingen? Is er naar uw mening een maximumaandeel dat acceptabel is?
Antwoord 6
Het exacte aandeel van belastingen in de integrale energierekening in 2019 zal moeten
blijken op basis van de daadwerkelijke gemiddelde leveringstarieven. Op grond van
de NEV 2017 kan worden verwacht dat het aandeel van de energiebelasting, de ODE en
de BTW tezamen in de integrale energierekening gemiddeld rond 45% zal liggen. Het
kabinet heeft steeds benadrukt dat de energietransitie voor iedere Nederlander haalbaar
en betaalbaar moet blijven. Daartoe heeft het kabinet een verkenning aangekondigd
naar de lastenverdeling in de ODE tussen huishoudens en bedrijven. Deze verkenning
zal het kabinet in 2019 uitvoeren zodat de uitkomsten daarvan kunnen worden meegenomen
bij de behandeling van het wetsvoorstel over de verbreding van de ODE die vanaf 2020
zal ingaan. In deze verkenning wordt gekeken naar de koopkracht van huishoudens enerzijds
en naar de lastenontwikkeling van het bedrijfsleven anderzijds. Dit vergt een zorgvuldige
afweging.
Het PBL heeft onlangs de kosten van de energierekening voor huishoudens in verschillende
inkomensgroepen in kaart gebracht in het rapport Meten met twee maten. Een belangrijke
conclusie uit dit rapport is dat de energierekening niet geïsoleerd maar in samenhang
met andere lasten (bijvoorbeeld woonlasten en levensonderhoud) en andere beleidsdomeinen
(inkomensbeleid) moet worden bekeken. Er is sprake van een samenspel van energie-,
woon- en inkomensbeleid. Hoewel de energiebelasting stijgt, kiest dit kabinet ervoor
om dit voor een belangrijk deel terug te sluizen door onder andere de inkomstenbelasting
te verlagen. De hogere energierekening moet dus in dit bredere perspectief worden
gezien. Uit analyses van het Centraal Planbureau blijkt dat iedere inkomensgroep er
gemiddeld genomen in koopkracht op vooruit gaat. Onlangs heeft het NIBUD deze analyses
bevestigd.
Uit het rapport van PBL blijkt overigens dat Nederland in Europees perspectief relatief
goed scoort op betaalbaarheid van de energierekening voor huishoudens en relatief
weinig energiearmoede kent. PBL signaleert wel dat extra aandacht voor een kleine,
kwetsbare groep huishoudens nodig is. Bij de nadere uitwerking van het Klimaatakkoord
hebben draagvlak en betaalbaarheid de volle aandacht van het kabinet.
Vraag 7
Welk percentage van de energierekening voor bedrijven zal komend jaar uit belastingen
bestaan?
Antwoord 7
Er is ten aanzien van de sector bedrijven geen eenduidig beeld te geven. Vanwege de
heterogeniteit binnen de bedrijvensector met bedrijven in de industrie, landbouw,
en dienstverlening en het gebruik van verschillende schijven in de energiebelasting
en de ODE is het niet zinvol om een gemiddelde energierekening op te stellen voor
de bedrijvensector. Hierdoor kan derhalve ook niet worden vastgesteld wat het gemiddelde
aandeel van belastingen in de energierekening van bedrijven is.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de stijging van de energietarieven voor mensen kunnen leiden
tot een te zware financiële last? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.